Loading...
 

Marcus

02 Marcus


De schrijver
De evangelist Marcus




Het evangelie volgens Marcus
(De vetgedrukte referenties betreffen info en suggesties bij teksten van Marcus die in de liturgie van de zondagen en de feestdagen aan bod komen.)

Marcus 1, 1-8: Maak de weg klaar
Marcus 1, 7-11: Johannes doopt Jezus
Marcus 1, 12-15: Jezus in de woestijn
Marcus 1, 14-20: Mensen opvissen
Marcus 1, 21-28: In de synagoge van Kafarnaum
Marcus 1, 29-39: De schoonmoeder van Petrus
Marcus 1, 40-45: Jezus geneest een melaatse

Marcus 2, 1-12: Jezus geneest een verlamde man
Marcus 2, 18-22: Bruiloftsgasten vasten niet
Marcus 2, 23-28: Aren plukken op een sabbat

Marcus 3, 1-6: De man met een vergroeide hand
Marcus 3, 7-12: Jezus in Galilea
Marcus 3, 20-21: Druk
Marcus 3, 20-35: Echte verwantschap
Marcus 3, 22-30: Jezus verdedigt zich
Marcus 3, 31-35: Echte familie

Marcus 4, 21-25: De lamp en de maat
Marcus 4, 26-34: Over zaadjes
Marcus 4, 30-32: Het mosterdzaadje
Marcus 4, 35-41: Jezus stilt de storm

Marcus 5, 1-20: Jezus geneest een man die bezeten is
Marcus 5, 21-43: Het dochtertje van Jaïrus en een zieke vrouw

Marcus 6, 1-6: Geen profeet in eigen stad
Marcus 6, 7-13: Jezus zendt twaalf leerlingen
Marcus 6, 14-29: De dood van Johannes de Doper
Marcus 6, 17-29: Johannes de Doper wordt gedood
Marcus 6, 30-34: Een herder voor zijn schapen
Marcus 6, 34-44: Jezus geeft veel mensen te eten
Marcus 6, 45-52: Jezus loopt op water
Marcus 6, 53-56: Overal waar Jezus kwam ...

Marcus 7, 1-13: Soorten wetten
Marcus 7, 1-8.14-15.21-23: Schijnheiligheid
Marcus 7, 14-23: Het eigen hart
Marcus 7, 24-30: Jezus en een Syro-Fenicische vrouw
Marcus 7, 31-37: Jezus en de dove man die moeilijk sprak

Marcus 8, 1-10: Jezus geeft veel mensen te eten
Marcus 8, 11-13: Farizeeën vragen een teken
Marcus 8, 14-21: De leerlingen begrijpen er niets van
Marcus 8, 22-26: Jezus geneest een blinde in Betsaïda
Marcus 8, 27-33: Wie ben Ik?
Marcus 8, 27-35: Wie zegt gij dat Ik ben?

Marcus 9, 2-10: Jezus op de berg
Marcus 9, 14-29: Jezus geneest een bezeten jongen
Marcus 9, 30-37: Wie is de grootste?
Marcus 9, 38-48: Jezus volgen

Marcus 10, 2-12: Jezus over man en vrouw
Marcus 10, 2-16: Jezus over man en vrouw en kinderen
Marcus 10, 13-16: Worden als kinderen
Marcus 10, 17-27: De kameel en het oog van de naald
Marcus 10, 17-30: De rijke jongeling
Marcus 10, 28-31: Alles achterlaten
Marcus 10, 32-45: Dienen en zijn leven geven
Marcus 10, 35-45: De zonen van Zebedeüs
Marcus 10, 46-52: Jezus en Bartimeüs

Marcus 11, 1-10: De intocht in Jeruzalem
Marcus 11, 11-25: Jezus en een vijgenboom
Marcus 11, 27-33: Vragen over Jezus

Marcus 12, 1-12: De wijnbouwers
Marcus 12, 13-17: Betalen aan de keizer
Marcus 12, 18-27: Over opstanding / verrijzenis
Marcus 12, 28b-34: Het eerste gebod
Marcus 12, 35-37: Zoon en Heer van David
Marcus 12, 38-44: Jezus en de arme weduwe

Marcus 13, 24-32: Wees waakzaam
Marcus 13, 33-37: Wees waakzaam

Marcus 14, 12-16.22-26: Het laatste avondmaal
Marcus 14, 1-9: Een vrouw met een flesje kostbare olie
Marcus 14, 10-25: Verraad van Judas en laatste avondmaal
Marcus 14, 26-52: Jezus op de Olijfberg
Marcus 14, 53 - 15, 15:Jezus wordt ondervraagd

Marcus 15, 16-41: Lijden en dood van Jezus
Marcus 15, 42-47: Jezus wordt begraven

Marcus 16, 1-7: De vrouwen bij het graf
Marcus 16, 9-15: Leerlingen zien Jezus
Marcus 16, 15-18: De opdracht van Jezus
Marcus 16, 15-20: Aan de rechterhand van God