Inhoudstabel
...page... Wiki page pagination has not been enabled.
Psalm 122: ‘Stad van vrede’
De tekst
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Een bedevaartslied.
Van David.
Wat was ik blij toen ze me zegden:
'We gaan naar het huis van de Heer.'
En nu staan onze voeten
binnen jouw poorten, Jeruzalem.
Jeruzalem, gebouwd als een stad
sterk en dicht opeen.
Daar gaan de stammen naartoe,
de stammen van Hem, van Jahwe.
Ze vervullen er de plicht van Israël:
de naam van de Heer eren.
Daar zetelt het gerecht,
daar staat de troon van het huis van David.
Bid om vrede voor Jeruzalem:
rust voor wie houden van de stad.
Laat er vrede zijn binnen jouw muren,
en rust in jouw burchten.
Voor mijn familie en mijn vrienden,
laat mij zeggen: 'vrede over jou!'
Voor het huis van de Heer, onze God,
wens ik je alle goeds.
Stilstaan bij …
Van David
Een aantal psalmen wordt expliciet toegeschreven aan koning David. Maar de toevoeging ‘van David’ ontbreekt in de oude vertalingen. Heel terecht omdat deze psalm duidelijk van een latere tijd bijkt te zijn.
Jeruzalem
(= stad van vrede)
Zetel
In Jeruzalem stond de tempel, de plaats om God te loven,
Daar stond ook het paleis van de koning, die de opperechter was.
Bij de tekst
Bedevaartslied
In het boek ‘Psalmen’ kregen vijftien psalmen (van psalm 120 tot psalm 134) de titel: ‘een bedevaartslied’. Het zijn psalmen die geschreven werden als liederen die gezongen werden door pelgrims / bedevaarders die naar Jeruzalem trokken voor een van de drie grote religieuze feesten (Pesach – joods paasfeest, Sjavoeoth – joods pinksterfeest, Soekot - Loofhuttenfeest). Ze trokken naar Jeruzalem omdat daar de tempel stond, het huis van God.
Psalm 122 bezingt het binnenkomen in de stad Jeruzalem.
Een drieluik
Psalm 122 vorm een ‘drieluik’ met de twee voorgaande psalmen.
Psalmen 120 en 121 bezingen het optrekken naar Jeruzalem (de tempel werd gebouwd op de berg Sion).
Psalm 122 heeft het over het aankomen in Jeruzalem.