...page... Wiki page pagination has not been enabled.
Matteüs 26, 14-56: Het laatste avondmaal
Matteüs 26, 14-56 // Marcus 14, 10-25 // Lucas 22, 14-38
De tekst
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C Leterme)
Op een dag gaat Judas Iskariot, een van de twaalf apostelen, naar de hogepriester.
- Wat krijg ik van u als ik Jezus aan u uitlever? vraagt hij.
- Dertig zilverstukken, zegt de hogepriester.
Vanaf dat ogenblik zoekt Judas een geschikt moment om Jezus te laten arresteren.
’s Avonds op de eerste dag van het joodse paasfeest zit Jezus met zijn vrienden aan tafel.
- Een van jullie zal Mij verraden, zegt Jezus terwijl ze eten.
Als zijn vrienden dit horen, worden ze bedroefd.
- Ik ben het toch niet, Heer?
- Wie met Mij zijn hand in de schaal doopt, die zal Mij overleveren.
- Ik ben het toch niet, rabbi? vraagt ook Judas.
- Jij hebt het gezegd, zei Jezus.
Tijdens de maaltijd neemt Jezus een brood, en bidt.
- Neem en eet, dit is mijn lichaam, zegt Hij als hij de stukken brood aan zijn vrienden geeft.
Hij neemt ook een beker en bidt een dankgebed.
- Drink er allen van, want dit is mijn bloed van het verbond.
Als ze psalmen gezongen hebben, gaat Jezus met zijn vrienden naar Getsemane.
Daar komt Judas aan samen met een grote bende. Ze hebben zwaarden en knuppels in de hand.
Judas heeft met hen afgesproken: Jezus is degene die ik een kus zal geven.
- Dag rabbi! zegt Judas, en hij kust Jezus.
De bende komt dichterbij, grijpt Jezus, overmeestert Hem en brengt Hem naar de hogepriester.
‘s Morgens vroeg besluit het gerecht om Jezus te doden.
Ze boeien Hem en leveren Hem over aan Pilatus, de gouverneur.
Wanneer Judas ziet dat Jezus veroordeeld is, krijgt hij spijt.
Hij brengt de dertig zilverstukken terug naar de hogepriesters
- Ik heb mij vergist, zegt Judas. Jezus is onschuldig!
- Dat is onze zaak niet, zeggen de hogepriesters.
Judas gooit de zilverstukken in de tempel en hangt zich op.
De hogepriesters nemen de zilverstukken.
- We mogen dat geld niet bij de offers leggen, want dit is bloedgeld.
Ze besluiten om er het land van een pottenbakker mee te kopen. Daar kunnen dan vreemdelingen begraven worden. Daarom wordt dat land Bloedakker genoemd.
Verraad en laatste avondmaal
Op een dag gaat Judas, een van de twaalf apostelen, naar de hogepriester.
Hij vraagt: ‘Wat krijg ik als ik Jezus aan u overlever?’
De hogepriester geeft hem dertig zilverstukken.
Vanaf dat ogenblik zoekt de hogepriester
een geschikt moment om Jezus te arresteren.
Op de eerste dag van het joodse paasfeest vragen de vrienden aan Jezus:
‘Waar wilt U dat wij het paasmaal klaarmaken?’
Hij zegt: ‘Ga naar de stad, naar die en die, en zeg:
‘De meester wil met zijn vrienden paasfeest vieren.” ’
De vrienden van Jezus doen dat.
’s Avonds zit Jezus met zijn twaalf vrienden aan tafel.
Terwijl ze eten zegt Hij: ‘Een van jullie zal Mij verraden.’
Als zijn vrienden dit horen, worden ze bedroefd.
Eén voor één vragen ze: ‘Ik ben het toch niet, Heer?’
Tijdens de maaltijd neemt Jezus een brood, en bidt.
Daarna breekt Hij het, geeft het aan zijn vrienden en zegt:
‘Neem en eet, dit is mijn lichaam.’
Hij neemt ook een beker, en bidt een dankgebed.
Dan geeft Hij hun die beker met de woorden: ‘Drink er allen van,
want dit is mijn bloed van het verbond.’
Als ze psalmen gezongen hebben, gaan ze naar de Olijfberg.
Daar zegt Jezus: ‘Nog deze nacht zullen jullie Mij in de steek laten.’
Petrus zegt: ‘Ik laat U nooit in de steek.’
Jezus zegt: ‘Toch zeg Ik je, dat je nog deze nacht, nog voor de haan kraait,
drie keer zult zeggen dat je Mij niet kent.’
Maar Petrus zegt: ‘Al moet ik met U sterven, dat zal ik nooit zeggen.’
Stilstaan bij ...
Judas Iskariot
Er waren twee vrienden van Jezus die Judas heetten: Judas die ook Taddeüs genoemd werd, en Judas Iskariot (= iemand uit Keriot / Kariot, een stad in Judea).
Wellicht wilde Judas Iskariot Jezus overleveren aan de hogepriesters, omdat hij teleurgesteld was in Jezus. Want Jezus riep niet op tot een strijd tegen de Romeinen, zoals de meeste joden dat van de Messias verwachtten.
Lees meer
Dertig zilverlingen
Geldstukken die ongeveer vier denariën waard waren. Dit was de prijs van een slaaf of een slavin. Een prijs die al vermeld staat in het boek Exodus: ‘Stoot de stier een slaaf of een slavin, dan moet de eigenaar aan de meester dertig zilveren sikkels betalen en moet de stier gestenigd worden.’ (Exodus 21, 32)
Ten tijde van Jezus was dit een klein bedrag.
Getsemane
(= olijvenpers)
Dit was een stuk grond dat beplant was met olijfbomen, en waar ook een pers was. Volgens Johannes lag deze tuin langs de Kedronvallei aan de voet van de Olijfberg, in het Oosten van Jeruzalem. Van daaruit zag men de tempel. Toen Jezus leefde, was deze berg begroeid met olijfbomen.
Zebedeüs
Een niet onbemiddelde visser, die een bedrijf had, waarin zijn zonen Jacobus en Johannes meewerkten.
Uw wil geschiede
Deze zin herinnert aan het ‘Onze Vader’, het gebed dat Jezus leerde aan zijn leerlingen.
Zondaar
Een zondaar is iemand die een zonde begaat. In de Bijbel is zonde niet alleen: niet leven naar de ‘geboden’ en ‘wetten’ die deel uitmaken van de relatie / verbond tussen God en mens, maar ook: het nalaten van het goede. Door zondig te leven, komt men niet alleen tekort tegenover de medemens, maar ook tegenover God.
Hogepriesters
Een hogepriester stond aan het hoofd van de priesters en de levieten, de tempeldienaren. Hij was ook de voorzitter van het Sanhedrin, de Grote Raad.
Van 18-36 na Christus was Kajafas hogepriester in Jeruzalem. Hij was de schoonzoon van Annas, die hogepriester was van 5-15 na Christus. Annas was een hogepriester met veel invloed en gezag, ook na zijn ambtstermijn. Dit is wellicht de reden waarom in het evangelie sprake is van hogepriesters.
Kussen
Een kus die openbaar werd gegeven, was een betuiging van eerbied, geen teken van intimiteit.
Rabbi
(Hebreeuws = meester)
In het officiële jodendom was dit de aanspreektitel voor een leraar.
Tempel
Voor de joden was dit de heiligste plaats ter wereld en de enige waar men kon offeren. Salomo bouwde de eerste tempel in Jeruzalem om er de ark in te plaatsen. De tempel die Jezus kende, was de derde tempel die door koning Herodes was gebouwd (de koning die regeerde toen Jezus werd geboren).
Die tempel bestond uit verschillende ruimtes:
de voorhof van de heidenen, waar iedereen binnen mocht ,
de voorhof van de vrouwen, waar de joodse vrouwen moesten achterblijven,
terwijl de joodse mannen nog verder mochten naar de voorhof van de Israëlieten.
De voorhof van de priesters, waar alleen de priesters mochten komen.
Het __heilige der Heilige__, waar één maal in het jaar een priester mocht binnenkomen.
Dag van het ongedesemde brood
Hiermee wordt het joodse paasfeest bedoeld. Op die dag werd ongedesemd brood gegeten, brood zonder desem, brood dat niet gerezen is. De joden eten op die dag zo’n brood, omdat dit herinnert aan de haastige vlucht uit Egypte.
(Desem: is een deel van het oude deeg dat men heeft laten gisten. Het werkt in deeg zoals gist.)
Paasmaal
Dit is een maaltijd die de joden elk jaar met Pesach gebruiken en die helemaal gekleurd is door de herinnering aan de tijd die zij als slaven doorbrachten in Egypte en de Uittocht uit dat land.
In de schotel steken
Meestal werd eten opgediend in een grote schotel, die in het midden van een tafel werd gezet. Iedereen at met de hand uit die schotel.
Mensenzoon
Een naam die Jezus vaak gebruikte om over zichzelf te spreken.
Op zich betekent ‘mensenzoon’: ‘mens’. De profeten gebruikten dit woord om een mens aan te duiden in zijn sterfelijkheid en nietigheid. Maar de profeet Daniël spreekt over de mensenzoon als over een koning die zorgt voor vrede en die de mensen komt oordelen.
Brood
Met het joodse paasfeest werden matses gegeten, ongedesemd broden. Toen Jezus dit feest voor het laatst vierde, gaf Hij aan dit brood, en het breken en eten ervan, een extra betekenis.
Met het brood bedoelde Hij zijn lichaam, met het breken van het brood verwees Hij naar zijn dood, met het eten ervan verwees Hij naar de eucharistie, de bijeenkomst van christenen in zijn naam.
Zegen
Het was de gewoonte om bij het paasmaal te bidden over het brood en daarbij te danken voor al wat de aarde voortbrengt.
Verbond
Toen Jahwe een verbond sloot met het joodse volk, werd dit bezegeld door het volk te besprenkelen met het bloed van offerdieren.
Galilea
(= gewest van de heidenen)
Dit was een landstreek van Palestina met een multiculturele en multireligieuze bevolking, waar naast joden ook vele niet-joden leefden.
In deze streek verborgen zich vele verzetsstrijders, die zich tegen de Romeinse bezetters keerden. Omdat de dorpsbewoners vaak achter hen stonden, was iedereen uit Galilea verdacht.
Bij de tekst
Judas en Petrus met elkaar vergeleken
Judas | Petrus | ||
verraadt Jezus | verloochent Jezus drie keer | ||
pleegt zelfmoord (Matteüs 27, 5) | komt tot inkeer |
Dertig zilverlingen
De precieze waarde van een zilverling is niet meer te achterhalen, ook al omdat er verschillende zilveren geldstukken in omloop waren.
Munt | gewicht | waarde | 30 zilverlingen |
De Romeinse denarie | 4 gram | dagloon van een arbeider | maandloon. |
De Griekse didrachme | 8 gram | 2 daglonen | 2x maandloon. |
De Joodse sjekel | 16 gram | 4 daglonen | 1/3 jaarloon van een arbeider |
Die dertig zilverstukken contrasteren fel met de waarde van het kruikje mirre waarmee een vrouw Jezus zalfde (Matteüs 26, 6-7), en dat volgens Marcus (Marcus 14, 5) zeker driehonderd denarie waard was - het loon voor bijna een heel jaar werken.
De geringschatting van de hogepriesters voor Jezus wordt hierdoor nog duidelijker.
Bijbel en kunst
L. DA VINCI
Het laatste avondmaal
(C. LETERME, Echt tov 5, Rondom Pasen - Handleiding, uitgeverij Pelckmans 2013, p. 10; 19)
Leonardo da Vinci (1452 - 1519) was een veelzijdig kunstenaar. Tot vandaag bewonderen mensen zijn schilderijen. Tussen 1495 en 1498 maakte hij een schilderwerk in de refter van het klooster van de Dominicanen in Milaan. Het stelt het moment van het laatste avondmaal voor, waarbij Jezus zegt dat één van zijn leerlingen Hem zal verraden (Johannes 13, 21-26). Dit kunstwerk stelt de reactie voor van de verschillende apostelen, die in vier groepen van drie verdeeld zijn rond Jezus.
. Helemaal links: Bartolomeüs, Jacobus de mindere en Andreas.
Deze apostelen zijn vooral verrast om wat Jezus zegt.
. Aan de rechterhand van Jezus: __Judas, Petrus en Johannes
Judas__, de meest donker geschilderde figuur, van wie het gezicht bijna niet te zien is, houdt een zakje met muntstukken vast. Een gebruikelijke manier om hem af te beelden, want hij verzorgde de financies van de groep. Dit zakje kan ook verwijzen naar de zilverstukken die hij van de hogepriester kreeg om Jezus te verraden.
Petrus, een oudere man met witte haren en een witte baard, draagt een geel bovenkleed. Hij houdt een mes vast, een mogelijke verwijzing naar het zwaard waarmee hij een oor van Malchus afsloeg om Jezus te beschermen in de Olijfhof.
Johannes lijkt duidelijk de jongste van de apostelen. Hij wordt zonder baard afgebeeld. Hij zit naast Jezus, want hij was de leerling die Jezus het liefst had.
. Aan de linkerhand van Jezus: Tomas, Jacobus de meerdere en Filippus.
Tomas is vooral gekend als de 'ongelovige Tomas'. Toen de andere leerlingen vertelden dat Jezus verrezen was zei hij: ‘Ik wil zijn handen zien, met de gaten van de spijkers erin; ik wil ze met mijn vingers voelen. Anders geloof ik niet.’ Wellicht heeft Leonardo da Vinci daarom een vinger van hem opvallend groot geschilderd.
. Helemaal rechts: Matteüs, Judas Taddeüs en Simon
Matteüs die een tollenaar was, is het meest rijkelijk gekleed van de groep apostelen.
De techniek die Leonardo da Vinci gebruikte bij het schilderen van het laatste Avondmaal was erg experimenteel en deed het schilderij geen goed, want het raakte al kort na de voltooiing in verval.
Als heel vroeg werd van dit schilderij een goede kopie op linnen gemaakt die te bezichtigen is in de abdij van Tongerlo. Andrea di Bartoli Solario, een leerling van Da Vinci, schilderde het onder toezicht van zijn meester. Er wordt verteld dat Da Vinci zelf het hoofd van Jezus en van Johannes zou hebben geschilderd.
Suggesties
Uitbeelden van ‘het laatste avondmaal’
Dertien kinderen / jongeren beelden Jezus en zijn twaalf leerlingen uit en gaan zitten in dezelfde houding als de personen op het schilderij van Da Vinci.
Vooraf
Schuif enkele tafels bijeen om er een lange tafel van te maken.
Zorg voor enkele lappen stof zodat de kinderen hun personage beter kunnen uitbeelden.
Verloop
Lees eerst voor uit het evangelie.
Verdeel daarna de rollen.
TIPS
Indien er minder deelnemers zijn dan 13, beeld dan een deel van het schilderij uit.
Indien er meer deelnemers zijn ...
. Bespreek welke personen er eventueel op het schilderij ontbreken.
Bijvoorbeeld: de vrouw van Petrus, iemand die eten op tafel zet of afruimt ...
. Creëer functies als: regisseur, fotograaf, iemand die zorgt voor de attributen / de belichting
. Laat twee groepen op hetzelfde moment het schilderij uitbeelden
. Geef de andere kinderen / jongeren een opdracht, waarvan het resultaat een plaats krijgt in een viering.
Wie is wie? Herken enkele apostelen
Toen Jezus met zijn vrienden voor het laatst samen at, zei Hij dat iemand onder hen Hem zou verraden. Die verrader was Judas. Later die avond toonde Judas aan een bende gewapende mannen wie Jezus was. De volgende dag al werd Jezus veroordeeld en gedood op een kruis.
Da Vinci beeldt het moment uit waarop Jezus zegt dat Hij zal verraden worden. Je kunt goed zien dat elk van de twaalf vrienden verbaasd reageert.
Herken je een aantal van die vrienden?
Matteüs
was een tollenaar, een man die rijk was. Hij is het meest luxueus gekleed van alle vrienden.
Johannes
Van hem wordt gezegd dat hij de jongste van de apostelen was. Daarom beelden veel kunstenaars hem af zonder baard. Hij zit meestal in de buurt van Jezus, omdat hij de apostel was die Jezus het liefst had.
Philippus
In het evangelie vernemen we dat hij Grieks kon spreken.
Daarom stellen kunstenaars hem voor met een Griekse haarsnit met veel krullen.
Petrus
Hij zal Jezus later opvolgen. Hij wordt meestal voorgesteld als een oudere man met witte haren en een witte baard. Hij draagt doorgaans een geel kleed of een gele mantel.
Judas
Hij liet Jezus arresteren. Omdat hij zorgde voor de financiën van de groep, hij meestal afgebeeld met een geldbeurs aan zijn riem of in zijn hand.
Tomas
Hij is vooral gekend als de 'ongelovige Tomas'. Leonardo da Vinci schilderde een vinger van hem heel opvallend. Toen de apostelen Tomas vertelden dat Jezus verrezen was, zei hij: ‘Ik wil zijn handen zien met de gaten van de spijkers erin en wil ze met mijn vingers voelen. Anders geloof ik niet.’
GIOTTO
De kus van Judas
Giotto (rond 1267 – 1337) maakte in 1304-06 dit fresco (200 × 185 cm) voor de Cappella degli Scrovegni (Arenakapel) in Padua.
De centrale figuur op dit fresco is Judas, die Jezus (met aureool) omarmt en een kus geeft. Zo wisten de gewapende mannen wie Jezus precies was en liepen ze niet het risico om een verkeerde persoon te arresteren.
Petrus, helemaal links, heeft een mes in de hand om Jezus tegen de gewapende mannen te verdedigen. De fakkels op het fresco maken duidelijk dat deze gebeurtenis zich 's nachts afspeelde.
Suggestie
Zorg voor twee tekstballonnen en twee gedachtenballonnen.
De kinderen / jongeren plaatsen ze bij vier personen naar keuze. Ze schrijven erop wat die persoon denkt of zegt.
Suggesties
Kleine kinderen
DOEN
Kleuren
Bespreek eerst deze tekening vooraleer de kinderen die kleuren.
- Wie zou Judas zijn? Waarom denk je dat?
- Wat zou Jezus aan zijn vrienden zeggen?
- Waar zou jij willen zitten?
Grote kinderen
EVEN TESTEN
Zet in de juiste volgorde
‘s Morgens vroeg besluit het gerecht om Jezus te doden.
Ze boeien Hem en leveren Hem over aan Pilatus, de gouverneur.
Wanneer Judas ziet dat Jezus veroordeeld is, krijgt hij spijt.
Na zijn bezoek aan de hogepriester
zoekt Judas een geschikt moment
om Jezus te laten arresteren.
Judas heeft afgesproken: Jezus is degene die ik een kus zal geven.
- Dag rabbi! zegt Judas, en hij kust Jezus.
De bende grijpt Jezus en brengt Hem naar de hogepriester.
- Wie met Mij zijn hand in de schaal doopt, die zal Mij overleveren.
- Ik ben het toch niet, rabbi? vraagt ook Judas.
- Jij hebt het gezegd, zei Jezus.
Judas gaat naar de hogepriester.
- Wat krijg ik van u als ik Jezus aan u uitlever? vraagt hij.
- Dertig zilverstukken, zegt de hogepriester.
Als ze psalmen gezongen hebben,
gaat Jezus met zijn vrienden naar Getsemane.
Daar komt Judas aan samen met een grote bende.
- Een van jullie zal Mij verraden, zegt Jezus terwijl ze eten.
Als zijn vrienden dit horen, worden ze bedroefd.
- Ik ben het toch niet, Heer?
Hij brengt de dertig zilverstukken terug naar de hogepriesters
- Ik heb mij vergist, zegt Judas. Jezus is onschuldig!
Hij gooit de zilverstukken in de tempel en hangt zich op.
Correctiesleutel
Judas gaat naar de hogepriester.
- Wat krijg ik van u als ik Jezus aan u uitlever? vraagt hij.
- Dertig zilverstukken, zegt de hogepriester.
Na zijn bezoek aan de hogepriester
zoekt Judas een geschikt moment
om Jezus te laten arresteren.
- Een van jullie zal Mij verraden, zegt Jezus terwijl ze eten.
Als zijn vrienden dit horen, worden ze bedroefd.
- Ik ben het toch niet, Heer?
- Wie met Mij zijn hand in de schaal doopt, die zal Mij overleveren.
- Ik ben het toch niet, rabbi? vraagt ook Judas.
- Jij hebt het gezegd, zei Jezus.
Als ze psalmen gezongen hebben,
gaat Jezus met zijn vrienden naar Getsemane.
Daar komt Judas aan samen met een grote bende.
Judas heeft afgesproken: Jezus is degene die ik een kus zal geven.
- Dag rabbi! zegt Judas, en hij kust Jezus.
De bende grijpt Jezus en brengt Hem naar de hogepriester.
‘s Morgens vroeg besluit het gerecht om Jezus te doden.
Ze boeien Hem en leveren Hem over aan Pilatus, de gouverneur.
Wanneer Judas ziet dat Jezus veroordeeld is, krijgt hij spijt.
Hij brengt de dertig zilverstukken terug naar de hogepriesters
- Ik heb mij vergist, zegt Judas. Jezus is onschuldig!
Hij gooit de zilverstukken in de tempel en hangt zich op.
Wie zegt wat?
Judas, hogepriester, Jezus, leerlingen.
- Wat krijg ik van u als ik Jezus aan u uitlever?
- Dertig zilverstukken.
- Een van jullie zal Mij verraden.
- Ik ben het toch niet, Heer?
- Dag rabbi!
- Ik heb mij vergist!
- We mogen dat geld niet bij de offers leggen.
Correctiesleutel
- Wat krijg ik van u als ik Jezus aan u uitlever? - Judas
- Dertig zilverstukken. - hogepriester
- Een van jullie zal Mij verraden. - Jezus
- Ik ben het toch niet, Heer? - leerlingen
- Dag rabbi! - Judas
- Ik heb mij vergist! - Judas
- We mogen dat geld niet bij de offers leggen. - hogepriester
Waar of niet waar?
O Judas was een vriend van Jezus.
O Judas verkocht Jezus voor tien zilverstukken.
O Na de maaltijd ging Jezus met zijn leerlingen wandelen rond het meer.
O Een groep gewapende mannen arresteerden Jezus.
O Judas was heel blij dat Jezus gearresteerd werd.
O Judas gaf het geld terug aan de hogepriesters.
O De hogepriesters kochten met het geld van Judas een huis in Betlehem.
Correctiesleutel
WAAR:
Judas was een vriend van Jezus.
Een groep gewapende mannen arresteerden Jezus.
Judas gaf het geld terug aan de hogepriesters.
INLEVEN
Gesprek: Spijt hebben
Judas kreeg spijt van wat hij gedaan had.
- Heb jij al eens spijt gehad van iets wat je deed?
- Hoe kwam dat?
- Wat deed je toen?
EXTRA
Klik hier voor meer suggesties bij het laatste avondmaal.