Inhoudstabel
...page... Wiki page pagination has not been enabled.
Matteüs 10, 24-33: De leerling en zijn meester
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1537)
Een leerling is niet belangrijker dan zijn leraar. En een slaaf is niet belangrijker dan zijn meester. Een goede leerling wil op zijn leraar lijken. En een goede slaaf wil lijken op zijn meester.
Ik ben jullie leraar en jullie meester. Sommige mensen zeggen dat ik de duivel ben. Dan begrijp je wel hoe ze over jullie denken!
Wees niet bang voor mensen die slechte dingen over jullie zeggen. Want alles wat verborgen is, zal zichtbaar worden. En alles wat geheim is, zal bekend worden. Alles wat ik jullie vertel, is nu nog geheim. Ik vertel het alleen aan jullie. Maar jullie moeten ervoor zorgen dat het overal bekend wordt. En dat iedereen het hoort.
Jullie moeten niet bang zijn voor de mensen. Ze kunnen wel je lichaam doden, maar niet je ziel. Je moet alleen bang zijn voor God, want hij kan iemand met lichaam en ziel vernietigen in de hel.
Mussen kosten bijna niets, je hebt er al twee voor een paar cent. Toch valt er dankzij de macht van God, jullie Vader, geen mus zomaar dood op de grond. God weet zelfs hoeveel haren je op je hoofd hebt. Je hoeft dus niet bang te zijn. Jullie zijn voor God veel belangrijker dan mussen.
Jullie moeten aan de mensen vertellen dat je bij mij hoort. Dan zal ik ook tegen mijn hemelse Vader zeggen dat jullie bij mij horen. Maar stel dat jullie tegen de mensen zeggen: ‘Ik ken Jezus niet.’ Dan zal ik ook tegen mijn hemelse Vader zeggen dat ik jullie niet ken.
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
In die tijd zei Jezus tot zijn apostelen:
De leerling is niet belangrijker dan zijn meester
en een dienaar is niet belangrijker dan zijn heer.
Voor de leerling moet het voldoende zijn
om behandeld te worden als zijn meester,
en voor de dienaar als zijn heer.
Als men het hoofd van een gezin al Beëlzebul durft noemen,
hoeveel te meer dan zijn huisgenoten.
Wees niet bang voor de mensen.
Die kunnen wel jouw lichaam doden,
maar niet jouw ziel.
Wees eerder bang voor hem
die en ziel én lichaam kan doden in de hel.
Twee mussen kosten bijna niets.
En toch zal er niet één mus op de grond vallen
als jullie Vader dat niet wil.
Bij jullie zijn zelfs alle haren op je hoofd geteld.
Wees dus niet bang.
Jullie zijn meer waard
dan een hele zwerm mussen bijeen.
Als iemand voor Mij kiest bij de mensen,
zal Ik op mijn beurt kiezen voor hem bij mijn Vader in de hemel.
Maar wie tegen de mensen zegt dat hij Mij niet kent,
die zal Ik ook niet kennen
wanneer ik bij mijn Vader ben in de hemel.
Stilstaan bij ...
Beëlzebul
Naam van de koning van de demonen / duivels, de ‘opperduivel’. In deze naam kan men Baäl terugvinden, de naam van de Kanaänitische vruchtbaarheidsgod.
Wees niet bang
De oproep van Jezus om niet bang te zijn, kun je ook omschrijven als:
‘Heb wat meer vertrouwen (in jezelf, in God).
Ziel
Voor christenen is de ziel dat wat een persoon levend maakt. Ze is geschapen uit de adem van God.
Hel
Dit is een vertaling voor het Griekse woord Gehenna dat is afgeleid van de naam van het rotsachtige ‘Dal van Hinnom’ ten zuiden van Jeruzalem. Tijdens de regering van Salomo werden daar nog eerstgeboren kinderen levend in het vuur geworpen als offer. Later werd daar vuilnis verbrand. Afval, vuil en lijken van dieren en verachte misdadigers werden geworpen in het vuur van gehenna, dat alles volledig opbrandde.
Jezus gebruikt het woord ‘gehenna’, om het lot van verstokte zondaars te beschrijven.
Mussen
Toen Jezus leefde zag men deze vogeltjes als ongedierte: ze vormden een bedreiging voor de gewassen. Daarom werden ze gedood en als voedsel gebruikt. Heel goedkoop voedsel, want ze werden voor heel weinig geld verkocht.
Stuiver
= 1/16 denarius
1 denarius (tienling) was het dagloon van een arbeider.
Vader
Typische manier waarmee Jezus God aanspreekt.
Door God zijn vader te noemen, wordt duidelijk dat Jezus de zoon van God is. Wanneer zijn volgelingen ook God als Vader mogen noemen, zijn zij dus ook zonen of dochters, dus kinderen van God. Een verwantschap die een hele taak met zich meedraagt.
Vader in de hemel
Met deze omschrijving wordt God bedoeld. Het woord ‘hemel’ geeft aan dat God anders is dan de mens, want zijn ‘woonplaats’ is niet de aarde.
Suggesties
Grote kinderen
VERDIEPEN
Spreken over Jahwe
Eigen aan het geloof van de joden en ook dat van Jezus is het besef van de nauwe betrokkenheid van God en de mensen. Dit komt tot uiting in de naam van God: Jahwe.
Vertel aan de kinderen dat Mozes op een dag zijn schapen aan het hoeden was. In de verte zag hij een struik die brandde. Toen hij dichterbij kwam zei een stem dat hij zijn schoenen moest uitdoen omdat hij op heilige grond stond. Wat later zei de stem van God: ‘Ik heb het leed van het joodse volk gezien. En ik ben gekomen om hen te redden.’
Toen Mozes vroeg naar de naam van God, zei Hij: ‘Ik ben die Ik ben.’
Als God zichzelf noemt: ‘Ik ben’, dan ligt daarin de gevoelsgeladenheid van een ouder die zijn/haar kind te slapen legt dat schrik heeft in de donkere kamer en zegt: ‘Ik ben er’. ‘Wees gerust’ ‘Ik ben er als jou iets overkomt’
Maar God is er voor de mens op zijn manier. Daarom is zijn naam voluit: ‘Ik ben die Ik ben’. Nl. Ik ben er voor u, op mijn manier.
Vroeger zat in een naam ook de levensopdracht en de levenslijn van de persoon die deze naam droeg.
Als Mozes vraagt naar de naam van God, dan is dat niet alleen om God op een meer persoonlijke manier te kunnen benaderen, maar om te weten wat het levensprogramma van God is.
Spreken over Jezus
Het is helemaal niet gemakkelijk om te zeggen dat men een vriend van Jezus is of om aan anderen te zeggen wat Jezus belangrijk vindt.
Zo is van Petrus bekend dat hij zelfs drie keer ontkend heeft dat hij een vriend van Jezus was (Marcus 14, 66-72)
Heb jij al eens een situatie meegemaakt waarin je moest (of kon) zeggen dat je in Jezus gelooft?
Heb je dat toen durven doen? Hoe heb jij je nadien gevoeld?
VERTELLEN
Spring maar!
(C. LETERME, Een parel voor elke dag, Averbode 2007, p. 335)
Vader, moeder en hun kinderen
woonden aan de rand van de stad.
Op een dag brak er in de keuken
een hevige brand uit.
Ze renden naar buiten.
Toen pas zagen ze
dat de kleinste zoon niet bij hen was:
een jongetje van vijf.
Toen ze naar buiten liepen,
hadden de vlammen hem zo’n schrik aangejaagd
dat hij teruggelopen was,
naar de eerste verdieping.
Vader en moeder staarden
machteloos en wanhopig
naar de vlammenzee.
De twee zussen schreeuwden om hun broertje.
Nu nog door de vlammen lopen was onmogelijk!
En waar bleef de brandweer?
Boven ging een venster open.
Het jongetje keek naar beneden
en riep hulpeloos: ‘Papa, papa!’
De vader kwam dichterbij.
Hij riep: ‘Spring naar beneden!
Maar het jongetje zag alleen vuur en zwarte rook.
‘Papa, ik zie je niet!’
‘Maar ik zie je.
Da’s genoeg.
Spring maar!’, schreeuwde papa.
Het jongetje sprong
En kwam gezond en wel
in de armen van zijn papa terecht.
Belangrijk
Let er voor op om in een mogelijke bespreking van dit verhaal en het evangelie van deze zondag, de kinderen niet dàt soort vertrouwen op God aan te praten dat ze onbesuisde dingen gaan doen, ‘omdat ze toch op God mogen vertrouwen. Heb het eerder over: ‘God is met jou begaan.’