…page…
Jesaja 26, 1-6: God, de eeuwige rots
De tekst
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Op die dag zal men in Juda dit lied zingen:
‘Wij hebben een sterke stad,
haar muren en wallen beschermen ons.
Open de poorten:
laat het volk binnen dat rechtvaardig is
en U trouw bleef.
Met standvastigheid bewaart U de vrede,
omdat men op U vertrouwt.
Vertrouw altijd op God, de eeuwige rots.
Hij haalt neer die in de hoogte wonen
en sloopt hun steile burcht tot op de grond
en gooit ze weg in het stof.
Ze wordt onder de voet gelopen
van wie arm is en niet meetelt in de maatschappij.’
Stilstaan bij …
Juda
(= Dank God)
Juda was de vierde zoon van Jakob en Lea. Hij bedacht het plan om Jozef als slaaf te verkopen, maar was ook degene die bereid was om slaaf te worden in plaats van Benjamin. Juda was de stamvader van de stam Juda, één van de twaalf stammen van Israël. Die werd later de belangrijkste stam van Israël. Koning David behoorde tot deze stam.
In deze context wordt met Juda de streek bedoeld waar de stam Juda zich had gevestigd.
Rots
God wordt ‘rots’ genoemd, omdat Hij letterlijk op de (tempel)berg woont en figuurlijk veilige grond is voor wie in Hem gelooft.
Het tegenstelde van ‘rots’ is moeras en drijfzand, waarin een mens zich niet staande kan houden.