Het woord 'exodus' betekent 'uittocht'.
In het boek 'Exodus' werden de verhalen gegroepeerd rond de uittocht van het volk Israël uit Egypte.
Volgens de Bijbel speelde Mozes hierbij een belangrijke rol. Historici veronderstellen dat ook Aäron en Myriam belangrijke leiders waren bij de uittocht van hun volk.
Maar de belangrijkste rol wordt gespeeld door JHWH. Hij komt in de teksten naar voren als de werkelijke leider van het volk, de enige bevrijder.
Het boek bestaat uit twee delen:
Exodus 1-19: Israël ontkomt aan de slavernij in Egypte
Exodus. 20-40: De wet en de bouw van de tabernakel.
Exodus is geen dagboek dat gedurende de gebeurtenissen is bijgehouden. Maar een ‘verslag achteraf’, met woorden en begrippen die historisch en aardrijkskundig exact te plaatsen zijn, maar die in het verhaal een diepere betekenis krijgen.
. Egypte krijgt de betekenis van slavernij en onderdrukking
. Woestijn betekent dorheid, verlatenheid, plaats om te testen.
. Rode Zee is dood en ondergang
. Land staat voor vrede, rust, voorspoed
. Jeruzalem wordt synoniem van welzijn, sjalom.
Zo wordt het verhaal van de tocht uit Egypte door de zee en door de woestijn naar het land, niet alleen een verhaal dat zich situeert in een ver verleden, maar het beeld van de levensweg van ieder mens. De eeuwige worsteling van de mens tegen terreur, dood, onmacht, met een hoopvol perspectief op echt menselijk geluk.