Inhoudstabel
...page... Wiki page pagination has not been enabled.
Matteüs 28, 16-20: Opdracht in Galilea
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1577)
De elf leerlingen gingen naar Galilea. Ze gingen naar de berg die Jezus genoemd had. Toen ze Jezus zagen, knielden ze voor hem. Maar sommige leerlingen twijfelden.
Jezus kwam dichterbij en zei tegen de leerlingen: ‘God heeft mij alle macht gegeven, in de hemel en op de aarde. Jullie moeten naar alle volken gaan, zodat iedereen mijn leerling kan worden. Jullie moeten de mensen dopen in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige Geest.
Leer de mensen om zich te houden aan alles wat ik jullie verteld heb. En vergeet nooit: ik ben altijd bij jullie, totdat de nieuwe wereld komt.’
Dichter bij de tijd
(C. LETERME, Map Bijbel in 1000 seconden, fiche die hoort bij Matteüs 28,16-20)
De elf leerlingen gingen naar Galilea,
naar de berg waarover Jezus hun had gesproken.
Toen ze er Jezus zagen,
vielen ze op hun knieën.
Maar sommigen twijfelden.
Toen ging Jezus naar hen en zei:
‘God heeft Mij alle macht gegeven
zowel in de hemel als op de aarde.
Ga en maak alle mensen tot mijn leerling.
Doop hen in de naam van de Vader,
de Zoon en de Heilige Geest.
Leer hun alles te doen
wat ik jullie heb gevraagd.
Vergeet niet: Ik ben altijd met jullie,
tot aan het einde van de wereld.’
Bij de tekst
Betekenis
‘Maak alle volkeren tot mijn leerlingen’
Dit is de opdracht van Christus aan zijn apostelen. Ze wordt gerealiseerd door:
. te dopen in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest,
. ze leren zich te houden aan zijn geboden.
Jezus heeft in woord en daad de lijnen uitgezet van het rijk van God noemde, een rijk van dienstbaarheid, liefde, vrede en gerechtigheid.
Bij zijn afscheid vertrouwde de taak om dat rijk verder gestalte te geven toe aan zijn apostelen.
‘Ik ben met jullie’
Deze woorden uit het laatste hoofdstuk van het evangelie volgens Matteüs herinneren aan het eerste hoofdstuk waarin hij een citaat van de profeet Jesaja opneemt:
‘Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon baren,
en ze zullen Hem de naam Immanuël geven,
wat betekent God met ons.’ (Matteüs 1, 23)
De opdracht die in die naam zit, heeft Jezus in zijn leven gerealiseerd. Wanneer Hij aan zijn leerlingen verschijnt, spreekt Hij de belofte uit, dat Hij de opdracht in die naam verder zal blijven realiseren. De andere evangelisten zeggen dat dit zal gebeuren door de komst van de Heilige Geest.
Merk op
Toen de leerlingen Jezus zagen, wierpen ze zich in aanbidding neer.
Dit herinnert aan de Wijzen die in het begin van het evangelie volgens Matteüs de pasgeboren Jezus eer bewijzen.
Op het einde van dit evangelie zijn het de vrouwen (Matteüs 28, 9) en de elf leerlingen (Matteüs 28, 17) die de verrezen Heer eer bewijzen.
Suggesties
Kleine kinderen
VERTELLEN
Emma wordt gedoopt
Mama zit nog even rustig in de zetel met Emma in haar armen.
't Is vandaag een grote dag: Emma wordt gedoopt.
Vrienden komen om erbij te zijn als Emma wordt gedoopt.
Daar klinkt de bel. Papa doet de deur open.
- Ria is daar, met Bart en Liesbeth, roept broer Thomas.
Ria is de vriendin van mama. Bart en Liesbeth zijn haar kinderen.
- Dag Emma, zeggen ze allemaal. Liesbeth geeft mama een boeketje bloemen.
- Wat lief! zegt mama Sigrid. Hier, Tomas, zet jij die bloemen in het witte vaasje.
- Komt in orde, zegt Tomas, terwijl hij met Bart naar de keuken gaat.
Papa rijdt de wagen voor. Als de bloemen in de vaas staan, stappen ze in de auto,
op weg naar de kerk waar mijnheer pastoor op ze wacht.
In de kerk is er nog meer familie. Mijnheer pastoor gaat met hen naar de doopvont en zegt:
- Ik ben blij dat jullie naar de kerk komen met dit kindje. Welke naam heb je voor haar gekozen?
- Emma, zeggen papa en mama. Wij willen dat Emma vriend wordt van Jezus en van de mensen.
- Heel goed, zegt mijnheer pastoor, geef Emma dan maar een kruisje. Dat doen papa en mama.
- Emma, zegt mijnheer pastoor, God houdt veel van jou, en ook wij allemaal houden veel van jou,
zoals Jezus van de kinderen houdt. Luister maar, ik lees het verhaal van Jezus, de kindervriend, voor.
(lees het verhaal voor uit een kinderbijbel)
Nu strekken papa en mama hun handen uit boven het hoofd van Emma.
Ook tante Gerarda en oom Louis doen dat. Zij zijn de peter en de meter van Emma.
Mijnheer pastoor legt uit waarom ze dat doen:
- Zo tonen jullie, dat we Emma opnemen in de vriendenkring van Jezus.
Zo zeggen jullie: wees gerust, Emma, wij zullen voor jou zorgen.
Dan schept mijnheer pastoor water uit de doopvont.
Mijnheer pastoor giet een beetje water over het hoofd van Emma. Hij zegt:
- Ik doop je in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Hij wil hiermee zeggen: Emma, je bent zoals Jezus, een geliefd kind van God en een vriend van de mensen.
Dan neemt mijnheer pastoor een potje met fijn geurende zalf. Als mama zalf op een wonde aan je knie strijkt, dan geneest die.
Als sportmannen zalf op hun armen en benen strijken, worden die sterk en lenig.
Met de zalf maakt mijnheer pastoor een kruisje op het voorhoofd van Emma.
Daarmee wil hij zeggen: word sterk met de kracht van Jezus zelf. Word zacht en goed, met de zachtheid en de liefde van Jezus.
Naast de doopvont brandt een grote kaars. Die is mooi versierd met een kruis en met letters.
Mijnheer pastoor neemt een kleinere kaars, een doopkaars. Er staan ook een kruis op en de naam 'Emma'.
Mijnheer pastoor geeft de kaars aan papa, die ze ontsteekt aan de vlam van de grote kaars.
Het licht van Jezus, zegt de pastoor, schijnt nu ook voor Emma. Papa en mama houden samen de kaars van Emma vast.
Emma kijkt naar de vlam. Mijnheer pastoor geeft elk een kaars. Al die kaarsen worden aan de vlam van de grote kaars van Jezus ontstoken.
- Wij allemaal willen voor Emma een helder licht zijn, het licht van Jezus, zegt mijnheer pastoor.
Licht van liefde. Licht van vreugde.
Emma is in 't wit gekleed. Mijnheer pastoor legt zijn hand op haar witte kleedje en zegt:
- Emma, dit witte kleed wil zeggen dat je klaar bent als God vraagt: Kom naar het feest!
Het feest begint waar mensen vrienden zijn van Jezus en van elkaar.
Dan zegt mijnheer pastoor:
Ogen van Emma, ga open om te zien wat mooi is in de wereld.
Oren van Emma, ga open om te luisteren naar Jezus en naar de mensen.
Mond van Emma, ga open om te lachen en te spreken.
Handen van Emma, ga open om te ontvangen en om te geven.
Voeten van Emma, ga altijd rechtdoor op de wegen waar Jezus je zal leiden.
De grote mensen bidden samen het 'Onze Vader en het 'Wees gegroet'. Wim, Bart en Liesbeth bidden mee.
Mijnheer pastoor vraagt dan dat ze allen Emma een zoen geven. De kinderen mogen eerst.
Dan zeggen ze allemaal een goedendag aan mijnheer pastoor.
- Dank u wel, zeggen papa en mama.
- Dag allemaal, zegt mijnheer pastoor, en verder nog een fijn feest.
Aan de kerkdeur wenst iedereen papa en mama nog veel geluk met Emma.
Thuis is alles gereed voor het feest. Emma wordt nog geknuffeld door groot en klein.
Maar dan moet ze haar wiegje in.
Grote kinderen
VERTELLEN
Samen sterk
(C. LETERME, Een parel voor elke dag, Averbode, 2007, p. 33)
Er was eens een man die drie zonen had.
Op een dag zei hun vader:
‘Breng me zoveel takken
als jullie kunnen dragen!’
De jongens renden het bos in
en keerden na een tijd terug
met een bos takken.
‘Neem elk één tak,’ zei de vader,
‘en probeer hem te breken.’
‘Da’s gemakkelijk,’ zeiden de jongens,
en ze braken hun stokken in twee.
‘Bind nu alle stokken samen met een touw,’
zei de vader,
‘en probeer dan die bussel te breken.’
Ze probeerden het om beurt,
maar de takken
die afzonderlijk zo gemakkelijk te breken waren,
waren samengebundeld zo sterk als staal.
‘Wel,’ zei hun vader,
‘wat jullie met deze stokken deden,
kan ook met jullie gebeuren.
Als je alleen voor jezelf opkomt,
kan men je gemakkelijk aanvallen en breken.
Maar samen
zijn jullie zo sterk als deze bussel takken.’
Naar een verhaal van Aesopus
Jongeren
ONDERZOEKEN
De ‘geboden van Jezus’
Vooraf
Zorg voor evenveel bijbels als het aantal groepjes dat je zult samenstellen.
Kopieer evenveel bladen met de volgende gegevens:
Matteüs 4, 1-4
Matteüs 5, 38-39
Matteüs 5, 43-48
Matteüs 6, 7-13
Matteüs 7, 1-5
Mattüs 18, 21-22
Matteüs 22, 34-39
Marcus 2, 23-28
Lucas 10, 30-37
Lucas 15, 11-32
Lucas 19, 1-9
Aan de slag
De volgelingen van Jezus werden uitgestuurd met de opdracht: ‘Leer nu alles wat ik jullie geboden heb.’
Maak – naar analogie van de tien ‘geboden’ / ‘woorden’ die Mozes op de berg Sinaï kreeg, de tien ‘geboden’ / ‘woorden’ van Jezus. Maak hiervoor gebruik van de Bijbel en de lijst met een aantal vindplaatsen.
Belangrijk: in de opsomming van de ‘geboden’ / ‘woorden’ van Jezus moet zowel de relatie met God als die met de medemens aan bod komen.
Matteüs 4, 1-4 | Gods woord is belangrijk in het leven van de mens |
Matteüs 5, 38-39 | Ga in vrede met je medemens om |
Matteüs 5, 43-48 | Houd van je naaste, maar ook van je vijanden |
Matteüs 6, 7-13 | Maak in je leven tijd voor God in het gebed |
Matteüs 7, 1-5 | Spreek geen oordeel uit over je medemens |
Matteüs 18, 21-22 | Vergeef je medemens |
Matteüs 22, 34-39 | God liefhebben en je naaste liefhebben, dat is hetzelfde |
Marcus 2, 23-28 | De mens is belangrijker dan de wet |
Lucas 10, 30-37 | Mensen in nood moet je helpen |
Lucas 15, 11-32 | Geef mensen steeds nieuwe kansen |
Lucas 19, 1-9 | Geef mensen steeds nieuwe kansen |
Indien er in de groep moslim-jongeren zitten, kun je ze apart in groep laten zoeken naar wat Mohammed belangrijk vond. Ook hier moet zowel de relatie met God als de relatie met de medemens aan bod komen.
Besteed in een gesprek meer aandacht aan wat gelijk is bij Jezus en Mohammed, dan wat verschilt.
Daarna worden alle ‘geboden’ / ‘woorden’ verzorgd genoteerd op een flap die een plaats vindt in het lokaal waar men bijeenkomt.
Overwegingen
Paul Kevers
Geen einde, maar een begin
(P. KEVERS in Samuel, uitgeverij Averbode, 2003 nr 9)
Matteüs besluit zijn evangelie met een plechtig afscheidstoneel. Na Jezus' dood komen de leerlingen samen op een berg in Galilea. De verrezen Jezus verschijnt en houdt een laatste korte toespraak tot zijn leerlingen. Daarin zegt Hij drie dingen.
Ten eerste iets over zichzelf: 'Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde.' Dit mogen we niet verkeerd verstaan. Het gaat niet over aardse, politieke macht; niet over de macht die de duivel Hem aanbood in het bekoringsverhaal (ook op een berg: zie Matteüs 4, 8-9). Het gaat over de kracht van de liefde, die sterker is dan de dood.
Ten tweede geeft Jezus aan zijn leerlingen een opdracht: 'Ga, en maak alle volkeren tot leerling...'
Zij moeten het verhaal van Jezus blijven verder vertellen en alle mensen uitnodigen om volgeling van Jezus te worden.
En ten derde krijgen de leerlingen een belofte mee: 'Weet wel, Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voleinding van de wereld.'
Wanneer Jezus' volgelingen zijn opdracht volbrengen, dan zullen ze nooit alleen zijn, maar altijd zijn aanwezigheid voelen. Ze zullen zich gesteund weten door zijn kracht.
Frans Mistiaen s.j.
God is gemeenschap - echt leven is liefde delen
Door wat wij meemaken in ons leven
wordt het beeld van God en de voorstelling die wij van Hem maken,
regelmatig aangepast, veranderd en bijgewerkt.
Zo gebeurde het in de geschiedenis van de Kerk.
Zo gebeurt het ook in onze persoonlijke geloofsgeschiedenis.
Op sommige dagen voelen wij in ons
een warmte, een kracht, een enthousiasme,
die al onze voornemens en projecten verjongt en vernieuwt.
Dan is ons hart groot en gul.
En wij zouden dan zo vele schone dingen willen doen.
Op die dagen is het ons niet zo moeilijk God te erkennen
als de Liefdesgeest die bezielend leeft in ons hart.
Op andere momenten ervaren wij eerder een innerlijke stem
die ons uitnodigt en oproept tot grotere inzet en dienstbaarheid,
ook al weten wij dat het ons misschien moeite zal kosten.
Wij voelen ons weer meegetrokken
door één of ander woord uit het evangelie
dat juist nu voor ons van toepassing lijkt en
wij willen ons opnieuw inspannen om meer christelijk te gaan leven.
Dan erkennen wij God eerder als de Mensenzoon,
als Broer die met ons meegaat
en ons de weg toont naar waarachtig leven.
Ofwel, weer op andere ogenblikken,
ervaren wij dat wij wat zijn afgedwaald
en dat een liefdevolle Vader ons terugroept
naar het echte doel van ons leven.
Hij maakt ons dankbaar voor de grenzeloze barmhartigheid
waarmee Hij ons telkens opnieuw nieuwe liefdeskansen geeft.
Dan bidden wij eerder tot God de Vader
die ons het leven biedt, die ons vergeeft en ons uiteindelijk opwacht.
Zo laat God, doorheen de wisselende omstandigheden in ieders leven,
de verschillende facetten van Zijn mysterie ervaren:
Hij is de Geest die ons bezielt.
Hij is de Zoon die ons uitnodigt.
Hij is de Vader die ons draagt en vergeeft.
Maar vandaag stelt de Kerk ons voor die verschillende facetten
van God samen te vieren: het mysterie van Zijn Drie-eenheid.
Wat wil dat zeggen?
Eigenlijk heel eenvoudig: dat God gemeenschap is.
Dat onze LiefdeGod niet eenzaam leeft of alleen,
niet opgesloten of in Zichzelf gekeerd.
Maar dat onze God integendeel
een God is die Zijn Liefde en Zijn Leven meedeelt en doorgeeft.
Echte liefde is altijd bezielde mededeelzaamheid.
Door vandaag naar God Zelf te kijken,
leren wij dat ook ons leven pas écht leven is
als het wordt geschonken en gegeven.
Dat is de boodschap van het feest van vandaag:
Wie niet deelt met anderen, leeft eigenlijk niet.
Echt leven is liefde delen!
Hoe zouden wij ons God dan nog durven voorstellen
als een onvermurwbare Rechter, ergens op een hoge troon,
die de mensen zou bespieden en bestraffen?
God is veeleer een liefdevolle Vader
die ons het kostbaarste meedeelt wat Hij heeft:
de kans om zelf te beminnen, gratis.
Hoe zouden wij ons Jezus nog durven voorstellen
als een degelijke moralist die ons enkele belangrijke, zij het strenge,
levenswetten kwam voorschrijven
of als één van de interessante filosofen van onze geschiedenis
die ons een originele levensvisie bijbracht.
Jezus is de Mensenzoon die ons menselijk leven
met al zijn beperktheden volledig heeft gedeeld,
tot in lijden en sterven toe,
maar die wel al die menselijke ervaringen heeft gedragen
met een dienstbare liefde die sterker is dan elke dood.
Hoe zouden wij ons de Heilige Geest nog durven voorstellen
als een duif die, in een bundel lichtstralen,
ergens hoog boven onze aarde zweeft?
Gods Heilige Geest is de vindingrijke liefde
die ons Zijn enthousiasme meedeelt,
die openbloeit in elk mensenhart,
en die ons tot concrete liefdedaden aanspoort
om onze wereld van binnenuit
gaandeweg te vernieuwen en te vermenselijken.
Als wij het feest van de Heilige Drie-eenheid vieren
dan vieren wij niet een moeilijk theologisch hersenspinsel
over drie aparte Personen in Eén,
maar veeleer die diep menselijke ervaring, die zo goddelijk is,
nl. dat echte liefde altijd gemeenschap zoekt,
mededeelzaam is en gedeeld wil worden.
Wij, christenen, die willen leven
vanuit Jezus’ volheid en vanuit Zijn kracht,
wij willen ons dan ook aansluiten bij Zijn grondhouding:
Echt leven is liefde delen,
en dat niet alleen met woorden maar vooral met daden
telkens wanneer iemand beroep op ons doet,
vandaag of morgen of de volgende dagen.
Gezonden door Jezus’ liefde, verheven tot goddelijke kracht
Kinderen of leerlingen die nu in hun laatste jaar zitten,
moeten afscheid nemen
van hun onderwijzers, hun leraren en hun school.
Misschien met een beetje heimwee naar de voorbije jeugdperiode,
maar toch vooral met grote fierheid en blijde hoop
omdat zij voor de uitdaging staan
om volgend jaar meer op eigen benen hun weg verder te maken.
Het is de start van een grotere onafhankelijkheid en volwassenheid.
Hemelvaart is voor ons, gelovigen,
het feest van onze eerste onafhankelijkheid en volwassenheid
op gelovig gebied.
Jezus wordt verheven bij Zijn Vader
en wij worden gezonden om nu zelf van Hem te getuigen,
vanuit Zijn kracht, maar met onze talenten en vindingrijkheid.
Wij mogen ons niet inbeelden dat Jezus, veertig dagen na Pasen,
letterlijk een soort ruimtevaart begon
en voorgoed verdween in een lege wolkenhemel.
Neen, we hoorden een verhaal dat vol beeldspraak en symbolen zit
en dat dus een diepere betekenis heeft.
Eigenlijk wilden de evangelisten ons nog iets zeggen
over Jezus’ verrijzenis, een ander aspect ervan verduidelijken:
nl. Zijn verheerlijking bij God, de terugkeer naar Zijn Vader.
Hoe moesten zij dat gaan uitleggen?
Zij grepen daarvoor terug naar de beeldspraak
die zij kenden uit het Oude Testament,
de ‘berg’, de ‘wolk’, de verschijning van ‘twee engelen’
- allemaal duidelijke symbolen van Jahwe's tegenwoordigheid -
en de ‘ten-hemel-opneming’ zoals bij de grote profeet Elia...
Dat was de beeldspraak die zij voor handen hadden
en waarmee zij wilden duidelijk maken
dat Jezus, bij Zijn verrijzenis, werd verheven bij God
en verheerlijkt tot Heer over heel de wereld.
Wat betekent het voor ons vandaag dat wij geloven
in deze “verheffing” en “verhoging” van Jezus
tot “Heer over heel onze wereld en heel onze geschiedenis”?
Dat wil zeggen dat wij geloven
dat Jezus’ liefde de allerbelangrijkste waarde in onze wereld is,
dat wij durven vertrouwen
dat de liefde, zoals Hij die ons voordeed,
- en dat is de belangeloos-dienende liefde -
voor ons uiteindelijk de enige kracht is
die bij machte is
om alle weerstanden in onze wereld te overwinnen.
En dit wordt niet zo vanzelfsprekend door iedereen erkend.
Weerstanden ervaren wij genoeg:
scheidingen in relaties, geweld tegen vluchtelingen,
aanslagen met onschuldige slachtoffers, seksueel misbruik.
Welnu, wij christenen, wij geloven
dat bij al die kwetsende weerstanden
de oplossing nooit gelegen is in wraak, bitterheid of agressiviteit,
maar dat, integendeel,
alleen een surplus aan belangeloze liefde bij machte is
ons de vindingrijkheid te schenken
om het probleem op te lossen,
een gerechtvaardigde compensatie aan te bieden
of het onvermijdelijke te aanvaarden.
Wij geloven dat niet het noodlot of de kwade machten,
maar de dienende liefde uiteindelijk
de echte stuwende kracht is van onze wereld.
Dat is een geloofskeuze, die niet door iedereen wordt gevolgd.
Waar is de Heer Jezus nu te vinden?
Sinds Zijn hemelvaart is Jezus in de hemel bij God.
Maar, waar is de hemel, waar is God?
De oude catechismus antwoordde:
"God is overal, in de hemel en op aarde en op alle plaatsen...",
maar vergat er misschien bij te zeggen:
"maar vooral in het hart van de mensen die liefde betonen!"
Want inderdaad, dáár is God, in ons eigen hart.
Dáár begint de hemel, waar mensen hartelijk en dienstbaar
en liefdevol zijn in Zijn Naam.
Waar ging Jezus dus naartoe
als Hij ten hemel werd opgenomen?
Naar het hart van Zijn Vader
en naar het hart van de liefdevolle mensen!
Het feest van Hemelvaart is niet het feest
van Jezus' afscheid van Zijn leerlingen. Wel integendeel.
Het evangelie legt er juist de nadruk op
dat Hij bij ons blijft, tot aan de voltooiing der tijden,
maar dan wel met een heel nieuw Lichaam.
Hemelvaart is juist het feest van Jezus’ aanwezigheid onder ons,
maar wel op een heel andere manier dan vroeger.
Niet meer als zichtbare, tastbare Mens van vlees en bloed naast ons.
Wel als Bezieler in het hart en het lichaam van al diegenen
die Zijn Liefde uitdragen tot aan de uiteinden der aarde,
tot aan de voltooiing der tijden.
"Mensen, wat staat gij naar de hemel te kijken...?"
Dat wil zeggen: “Het is op aarde te doen!
Steek dus de handen uit de mouwen!”
Bij Hemelvaart ontvangen wij van Jezus Zelf de opdracht:
"Maak alle volkeren tot Mijn leerlingen!"
Wij krijgen de verantwoordelijkheid om Zijn ideaal voort te zetten,
maar met onze talenten en mogelijkheden,
met onze vindingrijkheid en beperkingen.
Dat wordt onze grootse, universele opdracht:
- overal waar wij kunnen kenbaar maken
dat niet de zelfzucht en het egoïsme,
maar de onbaatzuchtige, belangeloos-dienende liefde
de allerhoogste waarde is voor ons leven.
Zo wordt Zijn nieuw verrezen Lichaam in onze wereld werkelijkheid.
Hemelvaart
is dus helemaal niet de herdenking van Jezus die weg is,
omdat Hij lang geleden een tocht begon door een lege ruimte. Neen!
Hemelvaart is het feest
van onze christelijke verantwoordelijkheid van vandaag.
Wij vieren dat wij Jezus voortaan erkennen
als de stuwende Kracht van ons leven elke dag opnieuw
en dat zo
het nieuw, verrezen Lichaam van Zijn liefdesgemeenschap groeit,
vanuit Zíjn bezieling in ons hart.
Marc Gallant, trappist (Orval)
De eigen boodschap van Matteüs (Hemelvaart)
Met de uitdrukking “uit deze wereld naar de Vader gaan”, spreekt Johannes over de dood van Jezus (Johannes 13, 1). Dat betekent dat Jezus’ dood reeds zijn verheerlijking is, zijn opname in God. Voor Johannes wordt Jezus in één en dezelfde beweging verheven op het kruis en tot de hemel. Zijn dood, verrijzenis, hemelvaart, en de gave van de Geest zijn de verschillende facetten van zijn ene paasmysterie. Zijn dood, verheerlijking en gave van de Geest zijn één en dezelfde beweging. Dat gaat wel de mogelijkheden te boven van onze verbeelding die gebonden is aan tijd en ruimte. Ieder evangelist probeert dan ook op zijn manier dit paasmysterie uit te drukken. Eens temeer moeten wij ze ons hier aan herinneren dat de bijbel, op de eerste plaats, geen boek is van geschiedenis, maar van zingeving.
Het onuitsprekelijke paasmysterie noopt Marcus tot stilte. Men aanvaardt algemeen dat zijn evangelie eindigt met vers 16, 8, met de vrouwen die het stilzwijgen bewaren. Wat volgt werd later toegevoegd. Bij de dood van Jezus heeft de honderdman zijn godheid beleden. De vrouwen die naar het graf komen worden echter bruusk geconfronteerd met dit mysterie en vluchten verbijsterd weg in het stilzwijgen (Marcus 16, 8). Met hen blijven we stil, gefascineerd door het mysterie.
Lucas suggereert dat dit mysterie de tijd overschrijdt door twee verschillende voorstellingen te geven van de Hemelvaart. In zijn evangelie vindt die plaats te Bethanië op paasavond (Lucas 24, 50-51), terwijl hij ze in de Handelingen veertig dagen later plaatst, gedurende een bijeenkomst.
In vergelijking met de andere evangelisten biedt Matteüs, die ons vandaag aanbelangt, ons een bijzondere ontwikkeling aan van de verschijning van de Verrezen Jezus, die hij plaatst in Galilea. Hij doet dit in zeer persoonlijke theologische termen, als een afsluiting, niet alleen van de paasverschijningen, maar ook van heel zijn evangelie. In zijn voorstelling vragen de engel (Matteüs 28, 7), en daarna Jezus (Matteüs 28, 10) aan de vrouwen die naar het graf komen, te zeggen aan de leerlingen dat zij zich naar Galilea moeten begeven. Wat wil Matteüs hier zeggen aan zijn gemeenschap van bekeerde joden?
Er is eerst sprake van Galilea. Na de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70, werd Galilea het spiritueel centrum van het judaïsme. Het Sanhedrin was er gevestigd, en talrijke christenen vonden er hun toevlucht. Zo was de situatie toen Matteüs zijn evangelie schreef. Bij het begin van Jezus’ prediking (Matteüs 4, 15) bestempelde Matteüs Galilea reeds met de benaming die Jesaja het gaf: ‘Galil ha Goyim’, het ‘Galilea der Naties’ (Jesaja 8, 23), het ‘Galilea van de vreemdelingen’, in tegenstelling met Judea. Het Galilea van de te bekeren volken is de plaats waar het christendom zich opent op de hele wereld. Jezus begint er en eindigt er zijn zending.
Dan is er de berg, waar Jezus zijn leerlingen samenroept. Wat betekent die ontmoeting op de berg? Die berg is geen geografische plaats. Het is de typische plaats van de Godsopenbaring, zowel in het Oude Testament (de berg Sinaï, de berg Horeb) als bij Matteüs (de plaats van de Bergrede). Het is ook de plaats waar Christus is geopenbaard in het licht van zijn Gedaanteverandering. De plaats ten slotte, waar Jezus zijn leerlingen samenroept voor de wereldzending.
Jezus die zich toont aan zijn leerlingen op de berg, is op de eerste plaats de ‘Kyrios’, de ‘Heer’ van de Kerkgemeenschap. De leerlingen ‘aanbaden hem’: Hij is het object van hun gebed. Die leerlingen zijn een mengsel van koren en onkruid, van goede en slechte vissen: “sommigen echter twijfelden”, zelfs in zijn tegenwoordigheid. Onder hen die geroepen zijn om de blijde boodschap te verkondigen, zijn er die nog zoekend zijn, en twijfelen. Herkennen wij ons niet allen daarin? We maken deel uit van de Kerk die nog op weg is.
Op de tweede plaats is Jezus de Mensenzoon van Daniël, die God bekleed heeft “met alle gezag in de hemel en op aarde” (zie Daniël 7, 14). Dat betekent dat hij de eschatologische rechter is, voortaan gezeten aan de rechterhand van de Vader, zoals hij het tijdens zijn proces aangekondigd had voor het Sanhedrin (Matteüs 26, 64).
Matteüs gomt de parousie niet weg uit zijn horizon. Die komst in glorie van de Messias op het einde der tijden zal er zijn. Maar voor Matteüs is die komst niet onmiddellijk. Zoals het staat in de parabels over de laatste tijden (Matteüs 24 en 25), moet men zich voorbereiden op een langere wachttijd. Maar Jezus is nu reeds aan de rechterhand van God, zoals Hij komen zal op het einde der tijden. Zijn dood en verrijzenis zijn als één enige gebeurtenis, en die heeft de kracht van de uiteindelijke en definitieve afsluiting van de wereld.
Er is een taak die het einde der tijden weerhoudt en uitstelt voor lange tijd: het evangelie moet eerst verkondigd worden aan alle volkeren. Toen Jezus sprak over het einde der tijden, preciseerde Hij: “Deze goede boodschap van het koninkrijk zal verkondigd worden in heel de wereld als een getuigenis voor alle volken, en dan pas zal het einde komen” (Matteüs 24, 14). “Alle volken” is een standaarduitdrukking om de heidense naties aan te geven, en het is duidelijk dat de hele wereld voor Matteüs het missiegebied is van de Kerk. Jezus had dit reeds gezegd toen hij de parabel van het onkruid verklaarde: “Hij die het goede graan zaait is de Mensenzoon; de akker is de wereld” (Matteüs 13, 38).
De taak is immens, ze is nooit voltooid in een steeds evoluerende wereld. Maar Jezus laat ons niet alleen. Hij zendt ons op missie in deze wereld met een forse bemoediging: “En Ik zal met u zijn, alle dagen, tot aan het einde der tijden” (Matteüs 28, 20).
Boodschap voor alle volkeren (Hemelvaart)
Matteüs heeft een bijzondere intentie met de manier waarop hij zijn evangelie besluit. Bij de aanvang van zijn evangelie verwijst hij naar het begin van de bijbel “Boek van de genesis (“biblos geneseôs”) van Jezus Christus”, zo begint hij (Matteüs 1, 1), en hij doet het Grieks geweld aan door het normale woord ‘genealogia’ te vervangen door ‘genesis’. Zo sluit hij zijn evangelie af in de stijl van het koninklijk besluit waarop zijn Hebreeuwse bijbel eindigde.
De Hebreeuwse bijbel, waarover Matteüs beschikte, sloot plechtig af met het koninklijk besluit van Cyrus, de koning van Perzië in het tweede boek Kronieken: “Jahweh, de God van de hemel, heeft mij alle koninkrijken van de aarde geschonken. Hij heeft mij opgedragen om voor Hem een huis te bouwen in Jeruzalem, in Juda. Laten al degenen onder u die tot zijn volk behoren, onder de hoede van de Heer, hun God, terugkeren.” (2 Kronieken 36, 23). Matteüs neemt de structuur van dit koninklijk besluit over: “Mij is alle macht gegeven … Dus, gaat…” Aan Jezus zijn niet alleen alle koninkrijken der aarde gegeven, maar “alle macht in de hemel en op aarde”, zoals in het boek van de profeet Daniël alle macht gegeven wordt aan de mysterieuze Mensenzoon (Daniël 7, 14). Ook wordt het bevel van koning Cyrus omgekeerd: in plaats van uit alle volkeren naar Israël te gaan, vraagt Jezus vanuit Israël naar alle volkeren te gaan.
Wat bedoelt Matteüs met die verwijzing naar het begin en naar het einde van de Hebreeuwse Bijbel? Het gaat hem er niet om zijn boek te beëindigen met een literair snufje. Matteüs wil de aandachtige lezer, die is staat is tussen de lijnen te lezen, erop wijzen dat de Bijbel àf is met het verhaal van Jezus’ leven. Heel de heilsgeschiedenis, van het begin tot aan het einde, is vervat in Jezus’ leven. De heilsgeschiedenis krijgt ook een andere wending. Er wordt hier niet meer opgeroepen de tempel van Jeruzalem te herbouwen, die waarschijnlijk in puin ligt wanneer de Griekse Matteüs-tekst gepubliceerd wordt, maar te bouwen aan het nieuwe godsvolk. Het nieuwe godsvolk beperkt zich niet tot Israël en men hoeft geen jood meer te worden, door de besnijdenis, om te behoren tot dat nieuwe godsvolk. Het doopsel, waardoor men er lid van wordt, staat open voor alle volkeren. God is niet meer te zoeken in de tempel van Jeruzalem. De tegenwoordigheid van de Vader, de Zoon en de heilige Geest, die leeft in de gedoopten, wordt wereldwijd uitgedragen.
Merk op dat het slot van het evangelie van Matteüs niet spreekt van een hemelvaart. Jezus heeft zijn leerlingen uitgenodigd op de berg in Galilea waar hij met de Bergrede zijn prediking begon. Hij verschijnt er en geeft er zijn leerlingen de laatste instructies: meer wordt er niet gezegd. Het zwaartepunt van het feest van vandaag is niet de symbolische hemelvaart van Jezus, maar de voortzetting van zijn heilswerk, nu Hij er zelf niet meer is. Toen Jezus in de woestijn bekoord werd, had de duivel hem op de berg gevoerd en Hem “alle koninkrijken der wereld getoond” (Matteüs 4, 8-9). Door hem te aanbidden zou Jezus die van hem krijgen. Precies op die berg lanceert Jezus nu zijn leerlingen om al die koninkrijken te veroveren.
De laatste woorden van Jezus in het Matteüs-evangelie geven dus blijk van een buitengewoon dynamisme. Jezus heeft, betekenisvol, zijn leerlingen uitgenodigd in Galilea, symbool van de heidense wereld (1). Nu zegt Hij niet meer dat zijn apostelen moeten gaan naar “de verloren schapen van Israël” (Matteüs 10, 6), maar naar alle volkeren. Die zending bestaat niet in het uitdragen van een ideologie, hoe mooi die ook mag zijn. Die zending heeft altijd als doel gemeenschap te vormen rond Jezus, mensen samen te brengen die hun onderlinge banden willen wortelen in de verbondenheid met Jezus’ leven. Daarom zegt Jezus dat de Heilige Geest zal komen om zijn leerlingen de kracht te geven zijn “getuigen te zijn” (Handelingen 1, 8). Men kan aan getuigenis doen met woorden. Getuige zijn kan men enkel met de inzet van zijn leven.
Meer nog: we kunnen enkel getuigen van Christus zijn als wij Hem in ons dragen, als wij ageren en reageren vanuit zijn tegenwoordigheid. Door ons leven, laten wij ofwel Christus vandaag zichtbaar worden, ofwel trekken wij een muur op tussen Christus en onze medemensen. Daar ligt de diepste zin van de Hemelvaart: Christus stelt ons verantwoordelijk om zijn werk verder te zetten. Hij vertrouwt ons de sleutel toe van de hemel. Zijn hemelvaart brengt de hemel, dat is zijn tegenwoordigheid, onder ons.
Misschien voelen wij ons zeer onbekwaam om die verantwoordelijkheid op te nemen. Daarom gaan wij met Maria en de apostelen terug naar het Cenakel om er negen dagen te bidden, een noveen lang, als voorbereiding om de kracht van de Heilige Geest te ontvangen die van ons onbevangen getuigen van Christus kan maken, daar waar wij ook staan in het leven.
(1) Galilea was een streek waar Joden en heidenen door elkaar leefden. Men sprak er evenzeer Grieks als Aramees. Het werd genoemd het ‘Galilea der heidenen’ (vgl. Jesaja 9, 1; Matteüs 4, 15). Het opschrift van de synagoge te Kafarnaüm, gesponsord door een Romeinse honderdman (Lucas 7, 5), was in het Grieks.
Als God liefde is … (H. Drie-Eenheid / B )
We leven niet meer in de tijd dat het voornaam was lid te zijn van de Broederschap van de Heilige Drievuldigheid! Hoe te spreken over de Drievuldigheid in een wereld die zich afvraagt of er nog een God is?
Laat het ons proberen.
Ik heb niet gevraagd te bestaan, en zie, ik ben er! En daarbij ben ik mezelf, en niet jij, of jij, of jij: ik ben er alleen om mij te zijn. Er wordt mij gevraagd mij te zijn. Aan iemand vragen te zijn wie hij is, enig ter wereld, is wel de allermooiste liefdesverklaring. Het ‘Toeval’ dat mij doet bestaan is dus de Liefde.
Jongeren op retraite die zeggen dat ze niet geloven in God, gaan altijd akkoord, stel ik vast, om te vertrekken van de hypothese dat dit ‘Toeval’, God, Liefde is. Goed, maar we moeten daar dan de gevolgen uit durven trekken.
Als God Liefde is, dan is Hij promotor van vrijheid. Zonder vrijheid is geen echte liefde mogelijk. Wij zijn vrij, en dus verantwoordelijk, zowel voor onszelf als voor de schepping. Wij kiezen er zelf voor, de liefde van God te onthalen, ofwel ze te weigeren, weigering die men ‘de hel’ noemt. Zo God liefde is, dan vergeeft Hij, Hij wreekt zich niet, Hij sluit niemand uit, Hij werpt niemand in de hel. Ons uitsluiten uit de Liefde, daar beslissen wij zelf over.
We gaan nog een stapje verder.
Iemand beminnen, is met hem/haar willen zijn. Als God ons oneindig bemint, dan kan Hij niet anders dan de oneindige afgrond te overbruggen die ons van Hem scheidt: Hij kan niet anders dan met ons in ons bestaan te komen, en zelf ook het risico te nemen van ons beperkt en onvolmaakt bestaan.
Maar, om zich te kunnen geven, moet de liefde een onthaal vinden. Tegenover de Liefde die een oneindig geven is, moet er een oneindig onthaal staan, anders kan die Liefde zich niet geven. Bij gebrek aan betere termen noemen we het geven: ‘Vader’, en het onthaal: ‘Zoon’.
Om zich te geven aan de mens, moet God er een onthaal vinden op zijn oneindige maat, en dat overtreft onze mogelijkheden. Maar omdat God met ons wil zijn, maakt de onthalende pool van God zichzelf de onthalende pool in ons menszijn: de Zoon wordt mens.
Om dat nog eens anders te zeggen: om ons zijn liefde te laten kennen, moet God zich aan ons kenbaar maken. Hij moet Woord worden, zich uitdrukken. De woorden zijn echter bron van misverstand, daarom is “het Woord vlees geworden”, God wordt mens. Hij wordt onze gelijke, en dat is typisch voor de liefde: in de liefde is er geen superioriteitsgevoel. God maakt zich kenbaar door te worden zoals wij: Hij maakt zich tot de meeste sprekende uitdrukking door ons te tonen hoe te leven zoals Hij, liefde die er is voor de anderen.
Ja, maar hoe kan God ons zijn liefde geven? Een goede vraag!
In feite is God in zichzelf louter communicatie, gemeenschap. Door zich te geven, laat de Vader de Zoon toe onthaal te zijn, Zoon te zijn. Door de Vader te onthalen, laat de Zoon de Vader toe zich te geven, Vader te zijn. Maar de één en dezelfde liefde wordt er gegeven en onthaald: God is maar één Liefde. Die voortdurende uitwisseling, die steeds hernieuwde relatie, is de familiegeest van God, de “Heilige Geest”. Om in relatie te komen met God, wordt ons de Heilige Geest gegeven: hij is de relatiemaker. Hij impliceert ons in Gods liefdesuitwisseling, hij maakt van ons polen van onthaal, zonen in de Zoon. Door God te onthalen laten wij Hem op onze beurt toe Vader te zijn: wij gaan het relatieleven van God binnen dat we ‘Drievuldigheid, of beter, ‘Drie-eenheid’ noemen.
Men komt natuurlijk met de opwerping: als God Liefde is, hoe kan Hij dan zoveel lijden toelaten in de wereld? Natuurlijk, als God alleen maar keien had geschapen, dan was er geen lijden geweest, maar ook geen antwoord op zijn liefde. Wezens met bewustzijn kennen hun begrenzingen en kunnen eronder lijden. Door een andere te scheppen, een andere dus dan de oneindige en volmaakte die Hij zelf is, moest God onvermijdelijk het risico nemen van een begrensde en onvolmaakte schepping. Moest God een oneindige scheppen, dan zou Hij niet een andere scheppen om die te beminnen, maar Hij zou zichzelf scheppen naast zichzelf, wat een ‘non-sens’ is.
Ons geloof in die drie-ene Liefde, roept de evidentie op dat niet alle godsdiensten gelijk zijn. We kunnen op God allerlei pulsies en verlangens projecteren naar ons eigen beeld. De wraaknemende God van het Oude Testament of van de islam, waarop de mens zijn eigen wraakgevoelens projecteert, moet almachtig zijn: Hij moet onze verlangens garanderen op een bovenmenselijk plan. Deze God kan zich niet klein maken, niet in een kribbe geboren worden. “Wij verkondigen een gekruisigde Christus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid”, zegt Paulus (1 Korintiërs 1, 23).
In Jezus komt God met ons het risico beleven van ons mensenbestaan, om ons de Geest te geven, zijn relatie met de Vader. De Drie-Eenheid opent ons het perspectief van een hemel, waar wij geen toeschouwers zijn op oneindige afstand van een verre onbewogen godheid, maar met Christus verrezen deelnemers aan het leven zelf van God.