Loading...
 

Goede Vrijdag - evangelie

2 Kruis


...page... Wiki page pagination has not been enabled.

Johannes 18, 1 - 19, 42: Lijden en dood van Jezus 

Johannes 18, 1 - 19, 42 // Matteüs, 26, 14 - 27, 66 // Marcus 14, 1 - 15, 47 // Lucas 22, 14 - 23, 56



De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1708-1713)

Toen Jezus al die dingen gezegd had, ging hij met zijn leerlingen naar de overkant van het Kidron-dal. Daar was een tuin. Jezus en de leerlingen gingen die tuin in.
Judas, de leerling die Jezus zou gaan uitleveren, kende die plaats ook. Want Jezus was daar al vaak met zijn leerlingen geweest. Judas kwam met een groep soldaten de tuin in. Er waren ook dienaren van de priesters en de farizeeën bij. Ze hadden wapens bij zich, en ze droegen fakkels en lampen.

Jezus wist precies wat er met hem zou gaan gebeuren. Hij liep naar de mannen toe en vroeg: ‘Wie zoeken jullie?’ Ze antwoordden: ‘Wij zoeken Jezus uit Nazaret.’ Jezus zei: ‘Ik ben het.’ Judas, de man die Jezus kwam uitleveren, stond erbij. Toen Jezus zei: ‘Ik ben het,’ schrokken de mannen. Ze deden een paar stappen achteruit en vielen op de grond.
Opnieuw vroeg Jezus aan hen: ‘Wie zoeken jullie?’ Ze zeiden: ‘Jezus uit Nazaret.’ Jezus zei: ‘Ik ben het. Dat zei ik jullie al. Als jullie mij zoeken, laat mijn leerlingen dan gaan.’
Zo moest het gaan. Want Jezus had zelf gezegd: ‘God, ik heb alle mensen gered die u aan mij gegeven hebt.’

Toen pakte Simon Petrus het zwaard dat hij bij zich had. Hij sloeg daarmee het rechteroor af van Malchus, de knecht van de hogepriester. Maar Jezus zei tegen Petrus: ‘Doe je zwaard weg. Want mijn Vader wil dat ik mijn lijden draag. En ik doe wat hij wil.’
Toen werd Jezus gevangengenomen en vastgebonden. De Romeinse officier en zijn soldaten, en de dienaren van de Joodse leiders, namen hem mee. Eerst werd Jezus bij Annas gebracht. Annas was de schoonvader van Kajafas. Kajafas was dat jaar hogepriester. Hij had eerder tegen de andere Joodse leiders gezegd: ‘Het is het beste als deze ene man sterft voor het hele volk!’

Simon Petrus en een andere leerling liepen achter Jezus aan. Die andere leerling kende de hogepriester. Daarom kon hij mee naar binnen, toen Jezus in het huis van de hogepriester gebracht werd.
Petrus bleef buiten bij de poort staan. De leerling die al naar binnen was, kwam terug. Hij praatte even met het meisje dat de poort bewaakte, en toen mocht Petrus ook naar binnen. Toen Petrus binnenkwam, zei het meisje bij de poort: ‘Jij bent toch ook een leerling van die Jezus?’ Maar Petrus zei: ‘Nee hoor, ik niet!’
Omdat het koud was, brandde er een vuur op de binnenplaats van het huis. De slaven en dienaren van de hogepriester stonden bij het vuur om warm te blijven. Petrus ging er ook bij staan.

Intussen stelde de hogepriester vragen aan Jezus over zijn leerlingen en over zijn uitleg over God. Jezus zei tegen hem: ‘Ik heb in het openbaar tegen de mensen gesproken. Ik heb niets in het geheim gezegd. Ik heb steeds uitleg gegeven in de synagogen en in de tempel, op alle plaatsen waar de Joden bij elkaar komen. U hoeft mij niet te vragen wat ik verteld heb. Vraag het maar aan de mensen zelf! Zij hebben gehoord wat ik tegen hen gezegd heb. Ze weten het precies.’
Toen gaf één van de dienaren Jezus een klap, en riep: ‘Hoe durf je zo te spreken tegen de hogepriester!’ Jezus zei tegen hem: ‘Als ik iets verkeerds gezegd heb, zeg dan wat er verkeerd was. Maar als het klopt wat ik zeg, waarom sla je me dan?’
Toen gaf Annas opdracht om Jezus als gevangene naar Kajafas te brengen.

Simon Petrus stond nog bij het vuur. Iemand zei tegen hem: ‘Jij bent toch ook een leerling van Jezus?’ Maar Petrus zei: ‘Nee hoor, ik niet!’
Toen sprak een slaaf van de hogepriester Petrus aan. Hij was familie van de man bij wie Petrus een oor afgeslagen had. Hij zei: ‘Volgens mij heb ik jou samen met Jezus gezien in die tuin!’ Weer zei Petrus dat het niet zo was. En meteen kraaide er een haan.

’s Ochtends vroeg werd Jezus weggebracht naar het paleis van Pilatus, de Romeinse bestuurder. De Joden zelf gingen niet naar binnen. Ze wilden niet onrein worden, omdat die avond de paasmaaltijd gevierd werd.
Toen kwam Pilatus naar buiten, en vroeg: ‘Waar beschuldigen jullie deze man van?’ De Joden antwoordden: ‘Als hij geen misdadiger was, hadden we hem niet bij u gebracht.’ Pilatus zei: ‘Neem hem dan mee en straf hem volgens de regels van jullie eigen wet.’ ‘Nee,’ zeiden de Joden, ‘want wij hebben zelf niet het recht om iemand te doden.’
Zo moest het gaan. Want Jezus had zelf al gezegd op welke manier hij zou sterven.

Pilatus ging zijn paleis weer binnen. Hij liet Jezus bij zich komen en vroeg aan hem: ‘Bent u de koning van de Joden?’ Jezus zei: ‘Vraagt u dat uit uzelf? Of hebben anderen dat over mij gezegd?’ Pilatus antwoordde: ‘Natuurlijk vraag ik dat niet uit mezelf. Ik ben geen Jood. Maar uw eigen volk en de hogepriesters hebben u bij mij gebracht. Wat hebt u verkeerd gedaan?’
Jezus zei: ‘Ik ben geen koning zoals de koningen van deze wereld. Als ik een aardse koning was, dan zouden mijn dienaren voor mij gevochten hebben. Dan zou ik niet aan de Joden uitgeleverd zijn. Maar ik ben geen aardse koning.’ Toen vroeg Pilatus aan Jezus: ‘U bent dus wel een koning?’ Jezus antwoordde: ‘U noemt mij een koning. Maar ik zeg u: Ik moet de waarheid bekendmaken. Daarvoor ben ik geboren en daarvoor ben ik naar de wereld gekomen. Iedereen die aan de kant van de waarheid staat, luistert naar mijn woorden.’ Toen zei Pilatus: ‘Wat is waarheid?’

Daarna ging Pilatus weer naar buiten. Hij zei tegen de Joden: ‘Mijn oordeel is dat Jezus onschuldig is. Het is hier de gewoonte dat er op het Paasfeest een gevangene vrijgelaten wordt. Willen jullie dat ik Jezus, de koning van de Joden, vrijlaat?’ Maar de Joden begonnen te roepen en te schreeuwen: ‘Nee, niet Jezus, maar Barabbas!’ Barabbas was een gevaarlijke misdadiger.

Toen gaf Pilatus Jezus mee aan zijn soldaten. Die sloegen Jezus met de zweep. Ze maakten een kroon van doorntakken, en zetten die op zijn hoofd. En ze trokken hem een rode mantel aan. Ze liepen naar Jezus toe en riepen: ‘Leve de koning van de Joden!’ En ze sloegen hem in zijn gezicht.

Pilatus kwam weer naar buiten en zei tegen de Joden: ‘Ik breng Jezus weer naar buiten. Want ik wil dat jullie weten dat hij volgens mij onschuldig is.’ Jezus kwam naar buiten. Hij droeg de kroon van doorntakken en de rode mantel. Toen zei Pilatus tegen de Joden: ‘Hier is hij, een gewoon mens.’
Toen de priesters en hun dienaren Jezus zagen, begonnen ze te schreeuwen: ‘Hij moet dood! Hij moet aan het kruis!’ Pilatus zei tegen hen: ‘Neem hem dan mee, en hang hem zelf aan het kruis. Want volgens mij is hij onschuldig.’
Maar de Joden zeiden: ‘Volgens de regels van onze wet moet hij gedood worden. Want hij heeft beweerd dat hij de Zoon van God is.’ Toen Pilatus dat hoorde, werd hij erg bang.

Pilatus ging zijn paleis weer binnen. Hij vroeg aan Jezus: ‘Waar komt u vandaan?’ Maar Jezus gaf hem geen antwoord. Toen zei Pilatus: ‘Waarom geeft u mij geen antwoord? U weet toch dat ik hier de macht heb. Ik kan u vrijlaten, maar ik kan ook het bevel geven om u aan het kruis te hangen!’
Jezus antwoordde: ‘U hebt geen macht over mij, behalve de macht die God aan u gegeven heeft. Daarom heeft degene die mij aan u uitgeleverd heeft, de grootste schuld.’
Vanaf dat moment wilde Pilatus Jezus vrijlaten. Maar de Joden schreeuwden: ‘Als u Jezus vrijlaat, bent u geen vriend van de keizer! Want Jezus beweert dat hij koning is, en dus verzet hij zich tegen de keizer!’

Toen Pilatus dat hoorde, liet hij Jezus naar buiten brengen. Pilatus ging zitten om zijn oordeel uit te spreken. De verhoging waarop hij zat, werd in het Hebreeuws Gabbata genoemd. Dat betekent: stenen podium. Het was de dag voor het Joodse Paasfeest en het werd al middag.
Pilatus zei tegen de Joden: ‘Hier is jullie koning.’ Maar zij schreeuwden: ‘Weg met hem! Weg met hem! Hij moet aan het kruis!’
Pilatus vroeg: ‘Moet ik jullie koning aan het kruis hangen?’ De priesters antwoordden: ‘De keizer is onze enige koning!’Toen gaf Pilatus Jezus aan hen mee, om hem aan het kruis te hangen.

Toen namen de soldaten Jezus mee. Hij droeg zelf het kruis. Zo kwam hij op de plaats die in het Hebreeuws Golgota genoemd werd. Dat betekent: schedelplaats. Op die plaats hingen de soldaten Jezus aan het kruis. Ze hingen ook twee andere mannen aan een kruis. Het kruis van Jezus stond in het midden, tussen de twee andere kruisen in. Pilatus had een bordje op het kruis laten maken. Daarop stond: ‘Jezus uit Nazaret, de koning van de Joden’. Het stond er in het Hebreeuws, het Grieks en het Latijn. Het werd door veel Joden gelezen. Want de plaats waar Jezus aan het kruis hing, was vlak bij de stad.
De priesters gingen naar Pilatus en zeiden tegen hem: ‘Er moet niet ‘De koning van de Joden’ op staan, maar ‘Deze man beweert dat hij de koning van de Joden is’.’ Maar Pilatus zei tegen hen: ‘Zo heb ik het geschreven, en zo blijft het staan.’

Vier soldaten hadden Jezus aan het kruis gehangen. Ze hadden hem zijn kleren afgenomen, en die verdeelden ze nu onder elkaar. Het hemd van Jezus bleef over, want dat was gemaakt uit één stuk stof. De soldaten zeiden tegen elkaar: ‘We moeten dat hemd niet in vier stukken scheuren. Laten we erom loten.’
Zo moest het gaan. Want in de heilige boeken staat: «Ze verdelen mijn kleren, en ze loten om mijn hemd.» Dat was precies wat de soldaten deden.

Bij het kruis van Jezus stonden vier vrouwen. Het waren zijn moeder Maria en haar zus, en verder Maria, de vrouw van Klopas, en Maria uit Magdala.
Jezus zag zijn moeder. En naast haar zag hij de leerling van wie hij veel hield. Toen zei Jezus tegen zijn moeder: ‘Hij is nu uw zoon.’ En tegen zijn leerling zei hij: ‘Zij is nu jouw moeder.’ Vanaf dat moment zorgde die leerling voor Maria.
Jezus wist dat zijn werk nu helemaal klaar was. Er was nog één ding dat moest gebeuren. Want dat stond al in de heilige boeken. Daarom zei Jezus: ‘Ik heb dorst.’ Er stond daar een vat met zure wijn. Iemand vulde een spons met wijn. Hij maakte de spons vast aan een lange tak, en stak die omhoog naar Jezus’ mond. Jezus dronk van de wijn, en zei: ‘Mijn werk is klaar.’ Toen boog hij zijn hoofd en stierf.

Het was de dag voor de sabbat. Een bijzondere sabbat, want ook het Joodse Paasfeest zou beginnen. De Joden wilden niet dat de lichamen dan nog aan het kruis zouden hangen. Daarom gingen ze naar Pilatus. Ze vroegen of hij de benen van de mannen aan het kruis wilde laten breken. Dan konden hun lichamen daarna van het kruis gehaald worden.
Pilatus stuurde een paar soldaten. Zij braken de benen van de twee mannen die naast Jezus aan een kruis hingen. Maar toen de soldaten bij Jezus kwamen, zagen ze dat hij al gestorven was. Daarom braken ze zijn benen niet. Eén van de soldaten stak zijn speer in de zij van Jezus. Meteen stroomde er bloed en water uit.
Er stond iemand bij die het gezien heeft. Hij heeft erover verteld, en wat hij verteld heeft, is waar. Hij weet dat hij de waarheid bekendgemaakt heeft, en zijn doel is dat ook jullie het gaan geloven.
Al die dingen moesten zo gebeuren. Want in de heilige boeken staat: «Zijn botten worden niet gebroken.» En ergens anders in de heilige boeken staat: «Ze kijken naar de man die ze met een speer gestoken hebben.»

Toen al die dingen gebeurd waren, ging Josef uit Arimatea naar Pilatus toe. Josef was een leerling van Jezus, maar in het geheim. Want hij was bang voor de Joodse leiders. Josef vroeg aan Pilatus of hij het lichaam van Jezus mee mocht nemen. Pilatus vond dat goed. Toen nam Josef het lichaam mee.
Ook Nikodemus kwam erbij. Dat was de man die een keer ’s nachts naar Jezus toe gegaan was. Nu had hij meer dan 30 kilo geurige zalf meegenomen, gemengd met zoete kruiden.
Josef en Nikodemus wikkelden het lichaam van Jezus in doeken, met de geurige zalf. Dat is bij de Joden de gewoonte als er iemand begraven wordt.
Er was een tuin vlak bij de plaats waar Jezus was gestorven. En in die tuin was een nieuw graf, waarin nog nooit iemand begraven was. Daar legden ze Jezus neer. Want dat graf was dichtbij, en de sabbat zou bijna beginnen.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Als Jezus gebeden heeft, gaat Hij met zijn leerlingen naar de overkant van de Kedronbeek.
Daar ligt een tuin. Hij gaat er met zijn leerlingen binnen.
Judas, die Hem gaat overleveren, kent die plaats,
want Jezus gaat er dikwijls met zijn leerlingen naartoe.
Judas gaat ernaar toe samen met een groep soldaten en enkele dienaren
van de hogepriesters en farizeeën. Ze hebben fakkels bij, lantaarns en wapens.
- Wie zoekt u? vraagt Jezus.
- Jezus, de Nazoreeër.
- Ik ben het.
Terwijl Jezus dat zegt, deinzen ze achteruit en vallen op de grond.
- Wie zoekt u?
- Jezus, de Nazoreeër
- Ik zei u al: Ik ben het. Als Ik het ben die u zoekt, laat hen dan gaan.
De soldaten en de Joodse gerechtsdienaren grijpen Jezus vast en boeien Hem.

Ze brengen Hem eerst naar Annas, de hogepriester.
Die heeft gezegd: 'het is beter dat één mens sterft voor het volk.'
Simon Petrus en nog een andere leerling volgen Jezus.
Die leerling kent de hogepriester
en gaat tegelijk met Jezus het paleis van de hogepriester binnen.
Petrus blijft buiten aan de poort staan.
De leerling die de hogepriester kent, gaat daarom met de portierster praten
zodat Petrus ook naar binnen kan.
- Bent u ook niet een van de leerlingen van die man? vraagt het meisje aan de poort aan Petrus
- Ik? Welnee!
Het is koud. De knechten en de gerechtsdienaren staan zich te warmen
bij een houtskoolvuur dat ze aangelegd hebben. Petrus staat zich bij hen te warmen.

Intussen ondervraagt de hogepriester Jezus over zijn leerlingen en zijn leer.
- Ik heb openlijk, voor de hele wereld, gezegd wat Ik te zeggen had.
Ik heb altijd les gegeven op plaatsen waar alle Joden samenkomen:
in een synagoge of in de tempel.
Nooit heb Ik iets in het geheim gezegd.
Waarom ondervraagt u Mij eigenlijk?
Ondervraag degenen die gehoord hebben wat Ik te zeggen had:
die weten heel goed wat Ik gezegd heb.
Een van de dienaren, die bij Jezus staan, geeft Jezus een klap in het gezicht.
- Is dat de manier waarop je de hogepriester antwoord geeft?
- Als Ik iets verkeerd gezegd heb, zeg me dan aan wat er verkeerd aan was.
Maar als het juist was, waarom slaat u Me dan?
Dan stuurt Annas Jezus geboeid naar de hogepriester Kajafas.

Terwijl Simon Petrus zich staat te warmen, vraagt nog iemand:
- Bent u soms ook een van zijn leerlingen?
- Ik? Maar nee!
Dan zegt een van de knechten van de hogepriester:
- Ik heb u toch bij Hem in de tuin gezien?
Opnieuw ontkent Petrus het. Op hetzelfde ogenblik kraait er een haan.

Dan brengt men Jezus van Kajafas naar het pretorium. Het is vroeg in de ochtend.
De Joden gaan daar niet binnen,
om niet onrein te worden en het paaslam te kunnen eten.
Daarom komt Pilatus naar buiten.
- Waar beschuldigt u tegen deze man van?
- Als Hij geen misdadiger was, zouden we Hem niet aan u hebben overgeleverd!
- Dan moet u Hem zelf maar volgens uw wet berechten.
- Wij hebben het recht niet om iemand ter dood te brengen.
Dan gaat Pilatus het pretorium weer binnen en roept Jezus bij zich.
- Bent U de koning van de Joden?
- Bent u daar zelf op gekomen of hebben anderen u over Mij verteld?
- Ben ik soms een Jood? Uw eigen volk, uw hogepriesters, hebben U aan mij overgeleverd.
Wat hebt U gedaan?
- Ik ben geen koning van deze wereld.
Als ik een koning van deze wereld was, zouden mijn dienaars er wel voor vechten
dat Ik niet aan de Joden wordt overgeleverd.
Maar ik ben geen koning van deze wereld.
- U bent dus toch koning?
- Ja, Ik ben koning:
met geen andere bestemming ben Ik geboren en in de wereld gekomen
dan om te getuigen van de waarheid.
Iedereen die uit de waarheid is, luistert naar mijn stem.
- Waarheid? Wat is waarheid?’
Na deze woorden gaat Pilatus naar buiten en zegt tegen de Joden:
- Ik vind Hem volstrekt onschuldig.
Maar u bent gewoon dat ik ter gelegenheid van het paasfeest iemand vrijlaat.
Zal Ik de koning van de Joden vrijlaten?
- Nee, Hem niet, maar Barabbas!
Barabbas was een bandiet.

Pilatus laat Jezus geselen.
De soldaten vlechten een krans van doornen,
zetten die op zijn hoofd en werpen Hem een purperrode mantel om de schouders.
Daarna komen ze om de beurt naar Hem toe en zeggen:
- Gegroet, koning van de Joden!
En ze slaan Hem in het gezicht.
Pilatus komt weer naar buiten
- Luister, ik laat Hem naar buiten brengen
om u duidelijk te maken dat ik Hem volstrekt onschuldig vind.
Jezus komt naar buiten, met zijn doornenkroon en zijn purperrode mantel.
- Hier is Hij dan – de mens.
Zodra ze Hem zien beginnen de hogepriesters en hun dienaren te schreeuwen.
- Kruisigen, kruisigen!
- Dan moet u Hem zelf maar kruisigen. Ik vind Hem onschuldig.
- Wij houden ons aan de wet.
Die zegt dat Hij moet gedood worden omdat Hij zich voor Zoon van God uitgeeft.
Als Pilatus dat hoort, wordt hij echt ongerust. Hij gaat het pretorium weer binnen.
- Waar komt U vandaan?
Maar Jezus geeft geen antwoord.
- U spreekt niet tegen Mij? U weet toch dat ik de macht heb om U vrij te laten,
maar ook de macht om U te laten kruisigen?’
- U zou over Mij geen enkele macht hebben als u die niet door de hemel gegeven was.
De zwaarste schuld ligt daarom bij hem die Mij aan u heeft overgeleverd.
Dan begint Pilatus alles te doen om Hem vrij te laten. Maar de Joden schreeuwen:
- Als u zo iemand vrijlaat, bent u niet langer de vriend van de keizer.
Wie zich voor koning uitgeeft, komt in verzet tegen de keizer.
Wanneer Pilatus hen zo hoort spreken,
laat hij Jezus naar buiten brengen en plaatsnemen op een verhoog.
Het is de dag voor Pasen, rond de middag.
- Hier is Hij dan, uw koning.
- Weg, weg met Hem! Aan het kruis met Hem!
- Zal ik dan uw koning kruisigen?
- We hebben geen koning, we hebben alleen de keizer!
Dan levert Pilatus Jezus aan hen over om gekruisigd te worden.

Wat later draagt Jezus zelf het kruis en gaat de stad uit, naar Golgota.
Daar wordt Hij gekruisigd en met Hem twee anderen,
aan weerskanten één, en Jezus in het midden.
Op het bordje dat op het kruis wordt aangebracht, liet Pilatus schrijven:
‘Jezus, de Nazoreeër, koning van de Joden.’
Heel wat Joden kunnen dat lezen,
want de plaats waar Jezus gekruisigd is, ligt dicht bij de stad.
Het staat erop in het Hebreeuws, in het Latijn en in het Grieks.
De hogepriesters gaan naar Pilatus.
- U moet niet schrijven: 'Koning van de Joden',
maar wat Hij gezegd heeft: 'Ik ben de koning van de Joden.’
- Wat ik geschreven heb, blijft geschreven.
Wanneer de soldaten Jezus gekruisigd hebben,
verdelen ze zijn kleren in vieren, voor iedere soldaat een deel.
Maar er is ook nog zijn onderkleed: dat is bovenaf uit één stuk geweven.
- Dit mogen we niet stuk scheuren. Laten we dit liever onder elkaar verloten.
Intussen staan bij het kruis van Jezus:
zijn moeder, de zuster van zijn moeder, Maria de vrouw van Klopas, en Maria van Magdala.
Als Jezus zijn moeder ziet en bij haar de leerling die Hij graag heeft, zegt Hij:
- Vrouw, daar is nu je zoon.
en tegen de leerling:
- Daar is je moeder.
Vanaf dat moment zorgt die leerling voor de moeder van Jezus.
- Ik heb dorst, zegt Jezus.
Er staat daar een kruik met zure wijn.
Ze dopen er een spons in,
steken die op een hysopstengel en brengen die aan zijn mond.
Wanneer Jezus van die wijn gedronken heeft, zegt Hij:
- Het is volbracht.
Daarop buigt Hij het hoofd en geeft de geest.

Omdat het de dag voor Pasen is
en de Joden niet willen dat er dan lijken aan het kruis hangen,
gaan ze naar Pilatus
- Mogen we hun benen breken en hen weghalen?
- Dat is toegelaten.
De soldaten breken de benen van zowel de eerste als de tweede die met Jezus gekruisigd is.
Maar als ze bij Jezus komen, zien ze dat Hij al dood is.
Daarom breken ze zijn benen niet.
Wel doorsteekt een van de soldaten zijn zijde met een lans.
Meteen komt er bloed uit en water.

Daarna gaat Jozef van Arimatea, een leerling van Jezus naar Pilatus.
- Mag ik het lichaam van Jezus weghalen?
- Dat mag je gerust doen.
Jozef haalt het lichaam weg. Nikodemus is er ook bij.
Hij heeft een mengsel mee van mirre en aloë, in een heel grote hoeveelheid.
Ze wikkelen het lichaam van Jezus in linnen doeken, samen met de kruiden,
zoals men gewoonlijk doet bij een Joodse begrafenis.
Op de plaats waar Jezus gekruisigd is ligt een tuin.
In die tuin ligt een nieuw graf, waarin nog nooit iemand is bijgezet.
Omdat het de dag voor Pasen is en het graf dichtbij ligt, leggen ze Jezus daarin neer.


Merk op
Om de verhaallijn strak te houden, werden alle verwijzingen naar schriftteksten die in vervulling gingen weggelaten. Ook de passage waarbij Petrus het oor afslaat van Malchus werd om die reden weggelaten.



Stilstaan bij...

Zure wijn
Dat Jezus drinkt van de zure wijn is een verwijzing naar Psalm 69:
'Ze mengen vergif in mijn eten, ze geven mij zure wijn voor de dorst.' (Psalm 69, 22). Deze psalm uit verder een grote verbondenheid met God.

Heel wat anders dan in het evangelie volgens Marcus en Matteüs, die psalm 22 citeren:
'God, mijn God, waarom hebt U mij in de steek gelaten?'
Volgens Johannes liet God Jezus niet in de steek


Hysop
Johannes vervangt de rietstok uit het evangelie volgens Marcus (Marcus 16, 36) door een hysopstengel. De hysop die in het Midden-Oosten voorkomt is een geurig, kruidig struikje dat ongeveer zestig cm hoog wordt. Eigenlijk geen plant met een stengel die een gedrenkte spons kan dragen. Daarom kan men ervan uitgaan dat de symbolische betekenis bij Johannes een grote rol heeft gespeeld.

In de Bijbel wordt de hysop gebruikt in reinigingsrituelen. In deze context betekent dit dan: het kwaad, de dood heeft geen blijvend vat op Jezus (= opstanding).

De hysop verwijst ook naar de exodus van Israël uit Egypte: de Israëlieten moesten de nacht voor de uittocht hun deurposten bestrijken met het bloed van het paaslam dat ze geslacht hadden. Dit deden ze met een busseltje hysop. De redding die dit voor de Israëlieten bracht en de mogelijkheid om naar het Beloofde land te gaan, verwijst naar de exodus in het leven van Jezus.


Voorbereidingsdag
Hiermee bedoelt Johannes de vooravond van het joodse paasfeest. De dood van Jezus valt voor Johannes samen met het rituele slachten van de lammeren (Lam Gods)





Suggesties

Jongeren

VERTELLEN

Meer dan duizend woorden

(C. LETERME, Parels van verhalen, uitgeverij Averbode 2019, p. 189)

In de nacht van 6 juni 1944
vertrokken honderden schepen uit Engeland.
Ze zaten vol soldaten
die Europa moesten bevrijden van de Duitse bezetting.

Een van hen was Jack, een Amerikaans marinier.
Hij bereikte als eerste een dorp.
Overal om hem heen
was verwoesting, brand, dood, vernieling ...

Te midden van dit alles stonden een oude man en zijn vrouw.
Vol vreugde begroetten ze hun bevrijder
en nodigden hem uit in hun beschadigde huis.
Ze waren eindelijk vrij!

Ze hadden zo lang op dit moment gewacht
dat ze geen woorden vonden voor hun emoties.
Toen ging de man de kelder in om een fles champagne.
Die droeg hij als een kostbaar bezit.

Jack, die geen Frans sprak, begreep
dat ze deze fles hadden bewaard om de bevrijding te vieren.
Hij was diep ontroerd door de vreugde
bij het samen drinken op deze bevrijding.

Toen Jack terug in Amerika was,
dronk hij elk jaar een glas champagne
op het feest van de bevrijding,
en beleefde telkens opnieuw die onverwachte ontmoeting.
^




Overweging bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 10 april 2019, p. 1)

Wat gebeurde in het verhaal hierbij, kunnen we ons levendig voorstellen.
Sommige mensen hebben die tijd nog meegemaakt,
en wie er niet bij was, kan zich er zich toch een idee van vormen:
er bestaan foto’s van en er zijn interviews en filmbeelden.

Maar iets van tweeduizend jaar geleden, is best wel heel lang geleden.
Toch komen christenen over de hele wereld
tijdens het weekend bijeen om de maaltijd te herdenken, waarbij Jezus zei:
‘Als je van dit brood eet en van deze beker drinkt, denk dan aan Mij.’

Dat ligt eigenlijk wat moeilijker dan voor Jack uit het verhaal:
Jezus hebben we nooit gezien en alles wat we van Hem weten
is gekleurd door de evangelisten, die over Hem spraken
als de Messias, als de zoon van God.

Wat Hij op gang bracht, kan men alleen nog afleiden uit geschriften
die de reacties weergeven van de mensen die Hem bezig zagen.
Zo kan het gebeuren dat een eucharistieviering
zijn oorspronkelijke spirit en dynamiek verliest.

Daarom is het goed dat er een Goede Week is.
Een week die heel dicht bij de historische Jezus staat,
die men gekruisigd heeft, tot verbijstering van al wie Hem volgde.
Een week die confronteert met de oorspronkelijke boodschap.

Want christenen komen niet zomaar bijeen in het weekend,
ze beleven opnieuw de aanwezigheid van Jezus,
die hen genezen en bevrijd heeft en hen oproept
om ook genezend en bevrijdend met de medemensen om te gaan.




EXTRA

Klik voor suggesties bij dit evangelie op:
'Lang evangelie' A- jaar
'Lang evangelie' B- jaar
'Lang evangelie' C- jaar





Overweging

Paus Franciscus

(Paus Franciscus tijdens de kruisweg in het Colosseum te Rome op Goede Vrijdag 18 april 2014)

"Het kruis toont ons de monsterachtigheid waartoe de mens in staat is
als hij zich laat leiden door het kwaad.
Maar het toont ons ook de enorme liefde van God
die ons niet behandelt op basis van onze zonden,
maar vanuit zijn eigen barmhartigheid."