Inhoudstabel
...page... Wiki page pagination has not been enabled.
Genesis 37, 3-28: Jozef de dromer
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
Deze Bijbeltekst komt uit de [https://www.zakbijbelbond.nl/nl/bijbel-kopen/bijbel-in-gewone-taal-kopen/|~~#F00:Bijbel in Gewone Taal ‘Moet je horen wat ik gedroomd heb. We waren op het land aan het werk. We bonden het gemaaide koren bij elkaar in bossen. Opeens ging mijn bos koren rechtop staan. Toen kwamen jullie bossen koren om mij heen staan en ze maakten een diepe buiging voor mijn bos koren.’
De broers zeiden tegen Jozef: ‘Denk jij soms dat je koning wordt? Dat je over ons kunt regeren?’ Toen hij over die droom vertelde, kregen ze een nog veel grotere hekel aan hem.
Later kreeg Jozef weer een droom. Hij vertelde ook die droom aan zijn broers: ‘Ik droomde dat de zon, de maan en elf sterren een diepe buiging voor mij maakten.’ Jozef vertelde die droom ook aan zijn vader. Maar die zei boos: ‘Wat is dat voor een droom! Je denkt toch niet dat je moeder, je broers en ik voor jou zullen buigen?’
Jozefs broers waren jaloers op hem. Zijn vader dacht nog vaak aan die dromen.
Op een keer waren de broers van Jozef met de schapen en de geiten naar de stad Sichem gegaan. Toen zei Jakob tegen Jozef: ‘Je broers zijn met de kudde naar Sichem. Ga eens naar hen toe en vraag hoe het met hen gaat. Kijk ook of het goed gaat met de dieren. En kom dat dan aan mij vertellen.’ Jozef zei: ‘Dat is goed.’
Jozef ging vanuit het dal bij Hebron naar Sichem. Daar kwam hij in het veld een man tegen, die vroeg: ‘Wie zoek je?’ ‘Ik zoek mijn broers,’ zei Jozef. ‘Hebt u ze misschien ergens gezien, met hun kudde?’ De man zei: ‘Ze zijn hier alweer weg. Ze zeiden dat ze naar de stad Dotan gingen.’
Toen ging Jozef ook naar Dotan, en daar vond hij zijn broers.
De broers zagen Jozef al in de verte aankomen. Voordat hij bij hen was, bedachten ze een plan om hem te doden. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Kijk, daar heb je die dromer! Kom, laten we hem vermoorden en in een put gooien. Dan zeggen we dat hij opgegeten is door een roofdier. Dan zullen we wel eens zien of zijn dromen uitkomen!’
Toen Ruben dat hoorde, zei hij: ‘Nee, laten we hem niet doodslaan. Een moord is niet nodig. Gooi hem in één van de putten hier in de woestijn, maar vermoord hem niet.’ Ruben was van plan om Jozef te redden en om hem terug te brengen naar zijn vader.
Toen Jozef bij zijn broers kwam, grepen ze hem vast. Ze trokken zijn mooie gekleurde jas uit en ze gooiden hem in een put. Het was een waterput, maar er stond geen water in. 25Daarna gingen ze zitten eten.
Opeens zagen de broers een groep mannen aankomen. Het waren handelaars. Ze kwamen uit Gilead en ze waren op weg naar Egypte. Ze hadden kamelen bij zich met dure kruiden en geurige olie.
Toen zei Juda tegen zijn broers: ‘We kunnen Jozef wel vermoorden en alle sporen laten verdwijnen, maar wat hebben we daaraan? We kunnen hem beter verkopen aan die handelaars. Dan hoeven we hem niet te doden. Hij is toch onze eigen broer.’
De broers waren het met Juda eens. En toen de handelaars met de kamelen voorbijkwamen, trokken de broers Jozef uit de put. Ze verkochten hem voor 20 zilverstukken. De handelaars namen Jozef mee naar Egypte.
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Israël hield meer van Jozef dan van al zijn andere zonen,
want hij hem nog op zijn oude dag had gekregen.
Hij had voor hem een prachtig kleed laten maken.
De broers bemerkten dat hun vader meer van Jozef hield dan van hen,
en zij gingen hem zo haten
dat ze geen goed woord meer voor hem over hadden.
Eens had Jozef een droom en vertelde die aan zijn broers.
Daardoor gingen zij hem nog meer haten.
Hij zei: `Hoor toch eens wat voor droom ik gehad heb.
Wij waren schoven aan het binden op het veld.
Toen kwam mijn schoof overeind en bleef rechtop staan;
jullie schoven kwamen er omheen staan en bogen voor mijn schoof.'
Zijn broers zeiden: `Wil je soms koning over ons worden
of over ons heersen?'
Zo begonnen ze steeds meer te haten
omwille van de dromen die hij vertelde.
Later had hij nog een droom en ook die vertelde hij aan zijn broers:
`Ik had weer een droom.
Ik zag de zon, de maan en elf sterren voor mij buigen.'
Toen hij dit aan zijn vader en zijn broers vertelde, berispte zijn vader:
`Wat moet dat met die droom van jou?
Moeten ik, je moeder en je broers zich soms voor jou neerbuigen?'
Zo werden zijn broers nog afgunstiger op hem,
maar zijn vader onthield het gebeurde.
Op een dag waren zijn broers bij Sichem
de kudden van hun vader gaan weiden,
toen Israël tot Jozef zei:
`Je weet dat je broers de kudde weiden bij Sichem.
Zou je niet naar hen toe willen gaan?'
Hij antwoordde: `Dat wil ik graag doen.'
Israël zei: `Kijk eens of alles in orde is met je broers en met het vee,
en kom het me dan vertellen.'
Toen hij in de buurt van Sichem kwam en daar buiten ronddwaalde,
vroeg iemand hem: `Wie zoek je?'
Jozef zei: `Ik zoek mijn broers.
Weet jij misschien waar zij hun kudde weiden?'
De man zei: `Toen ze van hier vertrokken, hoorde ik ze zeggen:
Laten we naar Dotan gaan.'
Toen ging Jozef zijn broers achterna.
Toen ze hem al in de verte zagen aankomen, zeiden ze tegen elkaar:
‘Daar komt hij aan, de grote dromer!
Nu hebben we de kans.
We vermoorden hem en gooien hem in een put.
We kunnen zeggen dat een wild beest hem verslonden heeft.
Dan zullen we eens zien wat er van zijn dromen terecht komt!'
Toen Ruben dit hoorde, probeerde hij Jozef te redden.
Hij zei: `We mogen hem niet doden.
Daar in de steppe is een put. Gooi hem daarin, maar dood hem niet.'
Hij wilde hem uit hun handen redden en bij zijn vader terugbrengen.
Zodra Jozef bij zijn broers kwam,
trokken ze hem zijn prachtige kleed uit,
grepen hem en wierpen hem in een lege put, waar geen water in stond.
Toen ze zaten te eten, zagen ze een karavaan van Ismaëlieten,
die van Gilead kwam.
De kamelen waren beladen met gom, balsem en hars
en waren op weg naar Egypte om daar de koopwaar af te leveren.
Juda zei tegen zijn broers:
`Wat hebben we eraan, onze broer te vermoorden!
Laten wij hem liever aan de Ismaëlieten verkopen.
Hij is toch een broer van ons, ons eigen vlees.'
Zijn broers stemden daarmee in.
Toen kooplieden uit Midjan voorbijkwamen,
trokken de broers Jozef uit de put
en verkochten hem voor twintig sikkel zilver aan die Ismaëlieten.
De kooplieden namen Jozef mee naar Egypte.
Stilstaan bij …
Israël
(= Hij strijdt met God)
Deze naam werd ook aan #F00:Jakob RACHEL" class="wiki wikinew text-danger tips">Rachel, de liefste vrouw van Jakob.
Droom
Dromen werden in de oudheid gezien als een voorspelling van wat later zal gebeuren. In Egypte vond men dromen belangrijke voortekens. In de Bijbel dragen ze vaak een boodschap van God. Tegenwoordig ziet men dromen als een manifestatie van de diepste persoonlijkheid van een mens.
In beide gevallen openbaart een droom iets waar de mens zich voordien niet bewust van was.
Sichem
Deze plaats lag op de kruising van twee oude handelsroutes (die van Egypte naar Syrië, en die van Mesopotamië naar de Middellandse Zee), maar waar precies is onzeker. Lees meer
Ruben
Oudste zoon van Jakob en Lea.
Put
In deze context is deze droge put een beeld voor een uitzichtloze situatie.
Ismaëlieten
Afstammelingen van Ismaël, de zoon van Abraham en Hagar, de slavin van Sara. Ismaëlieten waren nomaden, die in het noorden van Arabië leefden. Hun karavanen trokken over de grote handelsroutes in het Oude Nabije Oosten.
Gilead
(= 'heuvel / hoop stenen van getuigenis' of 'rotsachtige regio')
Gilead, een bergachtig gebied ten oosten van de Jordaan, ligt nu in Jordanië.
Juda
Juda was de vierde zoon van Jakob en Lea en de stamvader van Juda, de stam die het meest belangrijk was in de geschiedenis van Israël: David behoorde tot die stam en Jeruzalem behoorde tot het gebied van Juda.
Van zijn naam is het woord ‘Jood’ afgeleid.
Midjan
Midjan was een de zoon van Abraham en Ketura, een vrouw die hij – volgens de Bijbel - huwde na de dood van Sara, en met wie hij zes zonen kreeg. De nakomelingen van Midjan (de Midjanieten) leefden in het noordwesten van Arabië, op de oostkust van de Golf van Akaba.
Twintig zilverlingen
Een zilveren sjekel was in de tijd van Jozef geen munt, maar 8, 33 gram zilver. Dit betekende dat Jozef verkocht werd voor 166 gram zilver, dezelfde prijs als voor een slavin. (Maar Jozef was nog jong!)
Suggesties
Kleine kinderen
EVEN TESTEN
Kies het juiste antwoord
(naar: Naomi, 2014 nr 4, p. 12)
Jozef is
O de oudste zoon van Jacob
O de lievelingszoon van Jacob
O de man van een zus van Jacob
Jozef krijgt
O een mooi kleed met vele kleuren
O twintig geldstukken
O zeven vette koeien
De broers van Jozef zijn
O blij voor hem
O erg jaloers
O bang
De broers besluiten om
O te klagen bij hun vader
O Jozef te eten te geven aan wilde dieren
O Jozef in een diepe put te gooien
Grote kinderen
EVEN TESTEN
Waar of niet waar?
O De oudste van Jakob was Jozef
O Hij was de lieveling van zijn vader
O Hij was jaloers op zijn broers
O De broers namen Jozef gevangen
O Ze verkochten hem aan de koningin van Egypte
INLEVEN
Rollenspel: het mooie kleed van Jozef
(C. LETERME in Simon plus, uitgeverij Averbode 2007, nr 7)
Een van de kinderen is Jozef.
Hij laat zijn mooie mantel zien.
- Van wie heeft hij die gekregen?
Enkele kinderen rukken het mooie kleed af.
- Hoe reageert het kind?
- Hoe is het als zo'n mooi geschenk van je wordt afgepakt?
- Ben jij ook al eens onheus behandeld?
'Lege stoel'
De kinderen leven zich in in de situatie van Jozef in de put.
Neem daarvoor een hoge doos (b.v. de verpakking van een koelkast) die je aan een van de zijden open maakt. De kinderen zitten rond die halfopen, Iege doos. Ze kunnen vragen stellen aan Jozef. Het kind dat een antwoord kan geven op de gestelde vraag, gaat in de doos zitten. Op dat moment is dàt kind Jozef, die antwoord geeft aan de kinderen. Als een kind een ander antwoord op de vraag heeft neemt dat kind plaats in de doos en geeft zijn/haar antwoord. Elk antwoord dat gegeven wordt, is goed.
Nadien:
- bespreking van het aanvoelen van deze werkvorm
- voorlezen van de Bijbeltekst die aan bod kwam.
DOEN
Tekenen
De kinderen krijgen de opdracht om de figuur van Jozef in de put te tekenen. Welk moment zij daarvoor uitkiezen (het vallen of het zitten onder in de put) staat daarbij vrij. Dat is een aanzet voor de kinderen om zich in de persoon van Jozef in te leven.
Hou een gesprek, wanneer de kinderen daarmee klaar zijn.
Leg daarbij het accent op Jozef, die op de bodem van de put zit:
- Wat zou hij doen in de put? Hoe zou hij zich voelen onder in de put?
- Wat zeggen zijn ogen daarover? Zou hij het warm hebben of juist koud?
- Als je met hem zou kunnen praten, wat zou je hem dan zeggen?
- Wat zou hij tegen jou zeggen? Wat zou hij jou vragen?
Terwijl de kinderen tekenen, kunnen ze in een individueel contact hierover vertellen: wat ze willen uitdrukken, wat hen aanspreekt, hoe ze dat moment willen tekenen ...