Inhoudstabel
...page... Wiki page pagination has not been enabled.
Matteüs 25, 31 - 46: Het laatste oordeel
De tekst
Dichter bij de tijd
(naar: C. LETERME, Map Bijbel in 1000 seconden)
Op een dag was Jezus op de Olijfberg.
Daar vertelde Hij aan zijn leerlingen:
'Aan het einde van het leven op aarde,
zullen alle mensen vóór de koning gebracht worden.
Hij zal ze in twee groepen delen.
Net zoals een herder schapen en bokken verdeelt.
Eén groep plaatst hij aan zijn rechterhand,
de andere groep plaatst hij aan zijn linkerhand.
Aan de mensen aan zijn rechterhand zal hij zeggen:
"Kom in het rijk van mijn Vader, want:
toen Ik honger had, hebben jullie Me te eten gegeven.
Toen Ik dorst had, hebben jullie Me te drinken gegeven.
Toen Ik een vreemdeling was, hebben jullie Me een thuis gegeven.
Toen Ik geen kleren had, hebben jullie Me er gegeven.
Toen Ik ziek was, hebben jullie Me verzorgd.
Toen ik gevangen was, zijn jullie me komen bezoeken.’
Dan zullen die mensen aan de koning vragen:
‘Heer, wanneer was je hongerig of dorstig?
En wanneer was je een vreemde
of had je geen kleding?
Wanneer was je ziek of in de gevangenis?’
Dan zal de koning zeggen:
‘Wat je hebt gedaan voor die minsten, heb je voor Mij gedaan.
En wat je niet voor hen hebt gedaan, heb je ook niet voor Mij gedaan.’
Stilstaan bij ...
In die tijd
Met deze parabel beëindigt Jezus de rede over de eindtijd.
Matteüs heeft immers alle uitspraken en parabels van Jezus voor de leerlingen verzameld in vijf redes, redevoeringen. Een tegenhanger voor de vijf boeken van Mozes. Zo stelt hij Jezus voor als de nieuwe Mozes.
Mensenzoon
Jezus gebruikte dit woord vaak om over zichzelf te spreken. Op zich betekent het 'mens'. Maar de profeet Daniël spreekt over de mensenzoon als over een koning die zorgt voor vrede en die de mensen komt oordelen.
Heerlijkheid
Dit woord betekent ‘glans’, ‘macht’, grootheid’ en wordt doorgaans alleen gebruikt om over God te spreken.
Op iconen wordt deze ‘heerlijkheid’ doorgaans weergegeven met de witte kleur van de gewaden.
Troon
Deze eerste zin van deze parabel herinnert aan het begin van het roepingsverhaal van Jesaja:
Toen zag ik de Heer, gezeten op een hoge en verheven troon.
De sleep van zijn mantel vulde heel de tempel.
Serafs stonden boven Hem opgesteld, elk met zes vleugels:
twee om het gelaat te bedekken, twee om de voeten te bedekken, twee om te vliegen.
Zij riepen elkaar toe: ‘Heilig, heilig, heilig is de heer van de machten;
en heel de aarde is vol van zijn heerlijkheid.’
(Jesaja 6, 1-3)
Hiermee wordt de nauwe verbondenheid tussen God, Mensenzoon en Jezus duidelijk gemaakt.
Alle volken
Er wordt voor niemand een uitzondering gemaakt.
Rechterhand / linkerhand
Rechts en links zijn vaak symbool voor goed en kwaad.
De belangrijkste raadgever zat aan de rechterhand van de koning.
Rijk
Dit Rijk is geen echte plaats. Het betekent een andere manier van leven. Mensen komen dichter bij dit 'rijk' als ze van andere mensen houden.
Rechtvaardige
Iemand die leeft volgens Gods wil, zoals die werd uitgedrukt in de wet.
Wanneer?
Deze vraag van de rechtvaardigen geeft aan dat zij zich niet bewust waren van het belang van hun handelingen.
Eeuwig vuur
Jezus dreigt met dit eeuwige vuur om de ernst van de oproep te onderstrepen, zeker niet om bang te maken voor God.
Eeuwig leven
Voor de joden is dit de samenvatting van al wat goed is.
Niet voor een van deze geringsten doen
De rechter oordeelt niet over misdaden, ook niet over ongeloof. Hij vraagt niet naar het kwade dat men had kunnen doen. Als enige norm voor zijn oordeel heeft Hij de naastenliefde. Dat is de mensen naast je zien en voor hen doen wat voor de hand ligt. Eenvoudige dingen die binnen ieders bereik liggen, of men arm is of niet.
Bij de tekst
Inhoud
Er zijn twee manieren om het woord van Jezus te beluisteren: die van de ‘schapen’: zij beluisteren het woord en handelen ernaar (schapen herkennen de stem van de herder en volgen hem) en die van de ‘bokken’: ze zijn ongevoelig voor de roep van de herder.
Merk op
.
Men kan de verschillende werken verdelen in twee groepen:
DELEN: eten, drank, kleding
ONTMOETEN: zieken, vreemdelingen, gevangenen.
.
‘De mensenzoon’ vraagt naar het goede dat men niet heeft gedaan (dus niet naar het kwade dat men had kunnen doen) omdat het er voor hem op aan komt dat wie in nood is ook een leven moet hebben.
.
Als Jezus ‘dreigt’ met eeuwige straf of met hellevuur, dan is dat niet om ons bang te maken voor God, maar om ons te waarschuwen voor de ernst van het leven. Jezus wijst op de gevolgen van onze daden en levenskeuzes.
.
De zorg voor een christen is niet of hij zelf wel goed is, maar of hij deelt in de bekommernis van God en van Christus dat noodlijdenden zouden ondervinden dat ze graag gezien zijn.
.
Het grote contrast tussen dit verhaal en wat volgt in dit evangelie: lijden en dood van Jezus.
.
De twee groepen laten twee manieren zien om naar het woord van Jezus te luisteren:
. zij die ernaar luisteren en doen wat Jezus zegt
. zij die hun oren en hart sluiten voor Jezus en hun medemensen.
Een parabel...
... informeert over God en zijn Rijk
God maakt zich kenbaar in de noodlijdende medemens.
... roept op tot een aangepaste levenshouding
waarbij men zich inzet voor de medemens in nood.
Lees meer
Jezus vertelde deze parabel dus niet om te laten weten hoe het zal gaan op het einde van de wereld, maar om mensen bewust te maken van wat het betekent vandaag om met het evangelie rekening te houden.
Werken van barmhartigheid
Deze parabel heeft het over zes werken van barmhartigheid, terwijl er doorgaans over de 'zeven werken van barmhartigheid' wordt gesproken.
De hongerigen te eten geven
De dorstigen te drinken geven
De naakten kleden
De vreemdelingen herbergen
De zieken verzorgen
De gevangenen bezoeken
De doden begraven
Het was in 1207 dat paus Innocentius III het zevende werk toevoegde: 'doden begraven'. De inspiratie hiervoor vond hij in het Bijbelboek Tobit: "Ik gaf brood aan de hongerigen en kleren aan de naakten; als ik het lijk van een volksgenoot buiten de muren van Nineve zag liggen, dan begroef ik het". (Tobit 1, 17).
'Doden begraven' was in de middeleeuwen een gevaarlijk en belangrijk werk in Europa dat door epidemieën werd geteisterd.
Bijbel en kunst
Beeldhouwkunst
Timpaan
Het laatste oordeel
Boven het portaal in het Westen van veel gotische kerken is een afbeelding te zien van de parabel van het laatste Oordeel. Zo ook boven het portaal in het westen van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal te Antwerpen.
Omdat het westen de plaats is waar de zon ondergaat, staat het westen symbool voor het einde van de tijd. Met het uitbeelden van de parabel van het laatste oordeel boven een portaal, wilden de kerkbouwers de gelovigen eraan herinneren dat men op het einde van de tijd zal beoordeeld worden over wat men gedaan heeft.
Soms wordt ook de engel Michaël afgebeeld met een weegschaal die de goede en kwade daden van de mens tegenover elkaar afweegt.
T. SCHMALZ
(Naar: Mark Van de Voorde, in Kerknet.be, woensdag 20 december 2017)
De dakloze Jezus
In Brugge staat een bank, waarop een man ligt. Zijn hoofd is verborgen in de deken waarin hij zich heeft gewikkeld. Alleen zijn voeten steken uit, zoals je zelf wel eens doet bij een dutje onder een leuke plaid op de cosy bank in je knusse zithoek.
Maar de plek waar de bank staat, is niet knus: het is de publieke ruimte in de vrieskou. De bank is geen cosy sofa maar een harde parkbank. Het dek is geen leuke plaid maar de ruige deken van een dakloze.
Dit is een kunstwerk van de Canadese beeldhouwer Timothy Schmalz. De bank en de man zijn van brons, het metaal waarvan klokken worden gegoten om ons op te roepen. Ook De dakloze Jezus wil ons oproepen. Om oog te hebben voor hen van wie het gezicht anoniem wordt gemaakt onder de statistieken, zoals dat van de man op de bank onzichtbaar onder die deken.
Ik zag het beeld op zondagmorgen 10 december 2017, die ochtend dat Vlaanderen onder een sneeuwdeken wakker was geworden. Het beeld van de man op de bank leek me onder de sneeuw nog schrijnender. En het bleef sneeuwen, toen ik ernaar keek. Met de minuut verdween de man wat meer uit het zicht. Op de foto die ik ervan nam, trokken de schuin vallende sneeuwvlokken vale strepen over het beeld, als wilden ze de liggende man uitgommen.
Doen wij dat ook niet vaak, vroeg ik me af, wat we liever niet zien onder laten sneeuwen en van ons netvlies verwijderen?
Schilderkunst
R. VAN DER WEYDEN
Het laatste oordeel
Rogier Van der Weyden maakte dit kunstwerk in opdracht van Nicolas Rolin, de kanselier van Filips de Goede, hertog van Bourgondië. Rolin en zijn derde vrouw Guigone de Salins hadden in 1443 het 'Hôtel-Dieu de Beaune' gesticht, een ziekenhuis voor armen. Om de zieken eraan te herinneren dat een gezonde en zuivere geest even belangrijk was als een gezond lichaam, lieten ze in de ziekenzaal een schilderij met het Laatste Oordeel ophangen, zodat iedereen kon zien hoe belangrijk het is om met een zuiver geweten voorbereid te zijn op de Dag van het laatste oordeel.
In het midden zit Christus op een regenboog rond de wereldbol. Onder Hem staat de aartsengel Michaël, die de goede en kwade daden van de mensen afweegt. Ernaast zitten Maria (links) en Johannes de Doper (rechts). Achter hen zitten de twaalf apostelen, met links ook nog een paus, een koning, een monnik en rechts drie vrouwen.
Onderaan staan de doden op uit hun graf. Hun zielen worden gewogen door Michaël. Boven de aarde is de hemel te zien met een gouden achtergrond.
De buitenste panelen tonen waar men na het oordeel terecht kan komen: het paradijs of de hel.
De engelen bovenaan de zijpanelen tonen symbolen uit de passie van Jezus: het kruis, de doornenkroon, de stok met de spons met zure wijn, de lans die in zijn zijde werd gestoken, en de zuil waaraan hij gegeseld werd.
Dit werk is nog steeds te bewonderen in het 'Hôtel-Dieu de Beaune' waar het voor gemaakt werd.
MICHELANGELO
Het laatste oordeel
Christus scheidt rechtvaardigen en zondaars. Links (aan zijn rechterhand) gaan de rechtvaardigen naar de hemel, rechts storten de zondaars in de hel.
J. VERMEER (1632-1675)
Vrouw met de weegschaal (1662-1664)
(Bron: André HERREN, Le Jugement dernier en procès, 2011, Editions Ouverture, en Budron, Zwitserland en Editions Olivetan, Frankrijk)
Achter de zwangere vrouw die in haar hand een weegschaal in evenwicht heeft, hangt een schilderij over het laatste oordeel. Het hoofd van deze vrouw bedekt de plaats op het schilderij waarop gewoonlijk de aartsengel Michaël staat, vaak met weegschaal. Boven haar hoofd zie je op het schilderij Christus die zetelt op zijn troon.
De jonge vrouw concentreert zich op de weegschaal. De schaaltjes ervan zijn leeg. Die weegschaal kan uitdrukken dat ze haar leven in de hand heeft en dat ze zich bewust is van haar verantwoordelijkheid. Ze kan dus ingaan op waartoe Matteüs 25 oproept en de deur openen voor wie honger of dorst heeft, voor de zieke en gevangene.
MEESTER VAN ALKMAAR
De hongerigen spijzen
(naar: Dries van den Akker s.j. - http://www.beeldmeditaties.nl )
Dit paneel, gemaakt door de Meester van Alkmaar (een kunstschilder die in Alkmaar werkte van 1490 tot1510) is het eerste van een reeks schilderijen over de werken van barmhartigheid.
De massieve gevelwand aan de linkerzijde verdeelt het paneel in twee bijna gelijke helften.
. De rechterkant van het schilderwerk wordt ingenomen door hongerige mensen. Zo benadrukt de kunstenaar het contrast tussen de armoede van de bedelaars rechts en de rijkdom van het huis links, met zijn dienstmeisje en fijn geklede heer.
. Er is ook een horizontale lijn, nagenoeg op de hoogte van de horizon. Boven zie je op de achtergrond rijke huizen, de meeste zelfs van steen. Hier en daar staat de deur open. Iets meer naar links, krijgt een speelman brood. Rechts gaat een vrouw met kind de trap van een huis op. Haar mand is leeg. Heeft zij alles al weggegeven?
Op de voorgrond dringen mensen samen bij de voordeur van het rijke huis. Terwijl het dienstmeisje de mand met brood ophoudt, deelt een man brood uit aan de armen. Hij let niet op bij wie het brood terecht komt. Een uitbeelding van Jezus' woord: ‘Laat de linkerhand niet weten wat de rechter doet’ (Matteüs 6, 3)?
Hij geeft een brood aan de man in de rode gescheurde mantel met een kind op zijn schouders. De man heeft de ogen gesloten. Hij is blind. Aan de andere hand wordt hij geleid door zijn vrouw die met haar rechterhand een brood reikt aan het kind op de grond. De kunstenaar laat zien dat ook mensen in hun ellende elkaar goed kunnen doen!
Jezus staat onopvallend tussen de bedelaars. ('Wat je aan de minsten der mijnen hebt gedaan, heb je aan Mij gedaan') Hij is te herkennen aan zijn typisch gezicht: lang en smal, lange afhangende haren met scheiding in het midden. De kunstenaar gaf hem geen heiligenkrans, zodat hij niet opvalt. Zijn hoofd bevindt zich precies op het kruispunt van de verticale en de horizontale lijn, in het centrum van het paneel. In tegenstelling tot alle andere personen op het schilderij, kijkt Hij de toeschouwer aan alsof Hij vraagt: ‘En jij?’
P. BRUEGHEL de Jonge
De zeven werken van barmhartigheid
Pieter Brueghel de Jonge (Brussel 1564/1565 - Antwerpen 1638) was de oudste zoon van Pieter Brueghel de Oude.
Op dit kunstwerk van hem zijn de zeven werken van Barmhartigheid te zien: de hongerigen spijzen, de dorstigen laven, de naakten kleden, de vreemdelingen herbergen, de zieken verzorgen, de gevangenen bezoeken, de doden begraven.
De zes eerste werken zijn gebaseerd op de parabel van het laatste oordeel die Jezus vertelde. (Matteus 25, 35-36). Het werk 'de doden begraven' werd in 1207 toegevoegd door paus Innocentius III (1198-1216).
Suggesties
.
Zoek op dit werk de zeven werken van barmhartigheid.
De kinderen kleuren elk werk in een andere kleur.
Bijvoorbeeld:
de hongerigen spijzen: bruin
de dorstigen laven: blauw
de naakten kleden: geel
de vreemdelingen herbergen: groen
de zieken verzorgen: rood
de gevangenen bezoeken: oranje
de doden begraven: paars
.
Maak een collage met beelden en /of teksten uit kranten en tijdschriften die deze werken plaatsen in de actualiteit.
Suggesties
Grote kinderen
EVEN TESTEN
Herken de werken van barmhartigheid
Toon de volgende illustraties, nadat je de parabel verteld hebt.
Wat wordt uitgebeeld?
Verbind ze met de volgende zinnen uit de parabel:
Toen Ik honger had, hebben jullie Me eten gegeven.
Toen Ik dorst had, hebben jullie Me drinken gegeven.
Toen Ik een vreemdeling was, hebben jullie Me een thuis gegeven.
Toen Ik geen kleren had, hebben jullie Me er gegeven.
Toen Ik ziek was, hebben jullie Me verzorgd.
Toen ik gevangen was, zijn jullie me komen bezoeken.’
Wat werd niet uitgebeeld?
Maak hiervan zelf een tekening.
INFORMEREN
Barmhartigheid
Deze Bijbeltekst ligt aan de basis van 'de zeven werken van barmhartigheid'.
'Barmhartig' is een woord dat niet meer veel gebruikt wordt. Je komt het ook tegen in de parabel van de 'barmhartige' Samaritaan. Iemand die barmhartig is toont erbarmen, medelijden, met mensen die het moeilijk hebben.
Omdat je in het woord 'barmhartig' ook het woord 'arm-hartig' ziet, zou je kunnen zeggen dat iemand die barmhartig is, een hart voor arme mensen heeft.
In deze Bijbeltekst worden zes werken van barmhartigheid genoemd. Het zevende werk 'doden begraven', is te danken aan Tobit.
VERDIEPEN
Goede dingen
(Naar: ‘debijbel.nl/Bijbel Basics, Jezus spreekt recht, 18 oktober 2020, p. 4)
Jezus noemt in deze parabel concrete goede dingen die leerlingen van Jezus voor anderen kunnen doen.
Hij zegt daarbij dat als je iets goeds doet voor een ander, je iets goeds doet voor Jezus zelf.
Wat heb je nodig?
Plakband en vijf vellen papier met daarop:
• Ik heb honger en dorst.
• Ik heb kleren nodig.
• Ik heb onderdak nodig.
• Ik zit gevangen.
• Ik ben ziek.
Activiteit
Plak de vijf vellen naast elkaar op en lees de vijf zinnen voor.
- Als vijf verschillende mensen dit tegen jullie zouden zeggen, wie zouden jullie dan het liefst willen helpen?
De kinderen gaan bij dat vel papier staan.
Waar staan veel kinderen, of juist heel weinig?
- Waarom zou dat zijn?
Vraag aan de kinderen bij één of twee van de zinnen
- Hoe zouden jullie concreet kunnen helpen?
Kies één van de voorstellen om gedurende de volgende week te realiseren.
BELEVEN
Medailles
(C. LETERME in Simon Opsteker, uitgeverij Averbode 2002, nr 1)
Materiaal
Tekst uit Matteüs 25, 31-46 (parabel van het laatste oordeel)
Zes grote schijven die uit geel tekenpapier werden geknipt.
Lint (eventueel)
Zes stroken tekenpapier
Kranten, tijdschriften, parochiebladen...
Verloop
Vertel de parabel van het laatste oordeel.
Organiseer daarna met de kinderen een prijsuitreiking. Geef aan zes groepen kinderen de opdracht om elk een medaille te ontwerpen die een andere 'goede daad' illustreert een 'goede daad' zoals die in de parabel gesuggereerd wordt.
Bijvoorbeeld:
Goede daad | Suggesties voor 'medaille |
Wie honger heeft te eten geven | brood, fruit, koksmuts |
Wie dorst heeft te drinken geven | fles, kruik |
Kleding geven | t-shirt, broek, sjaal, muts |
Zieken bezoeken | Ziekenhuisbed, bloemen, fruit |
Vreemdelingen ontvangen | Rijk gedekte tafel, met stoelen er rond |
Gevangenen bezoeken | Tafel met twee stoelen. Halfweg de tafel staat een tralie of een glas |
De medaille wordt aan een lint vastgemaakt, zodat men die kan dragen.
De zes medailles worden vooraan gehangen / gelegd.
Alle kinderen zoeken in tijdschriften, kranten naar personen of instellingen die voor hun medailles in aanmerking komen. Wat ze vinden wordt onderaan de geschikte medaille gelegd. Het materiaal dat ze zo verzamelen, wordt per onderwerp gegeven aan de groep die de medaille gemaakt heeft. Die groep wordt nu jury en beslist wie de medaille zal krijgen. Als een groep een keuze gemaakt heeft, wordt de naam van de groep of organisatie mooi op een strook tekenpapier geschreven.
Wie het werken met kranten en tijdschriften te omslachtig vindt, kan een eigen collage maken. Hierbij worden niet alleen gegevens verwerkt van grote internationale organisaties, maar ook van mensen uit de buurt die zich inzetten op een van de terreinen die in de parabel aan bod kwamen. De volgende gegevens kunnen erin verwerkt worden:
Wie honger heeft te eten geven | Poverello. |
Wie dorst heeft te drinken geven | Missionarissen, ontwikkelingshelpers, bouwers van zuiveringsstations , |
Kleding geven | Oostpriesterhulp, De Helpende Hand, Spullenhulp |
Zieken bezoeken | Dokters, verpleegsters en vrijwilligers, het Rode Kruis, Ziekenzorg... |
Vreemdelingen ontvangen | Organisaties die werk maken met de integratie van vreemdelingen. |
Gevangenen bezoeken | gevangenisaalmoezeniers ... |
Presentatie
De activiteit wordt beëindigd met een plechtige prijsuitreiking. Een toffe jingle kan dit moment aankondigen en bij elke nieuwe prijs opnieuw gebruikt worden.
De groep die haar voorstel doet, zegt kort waarom ze precies aan die bepaalde persoon of organisatie de voorkeur geeft. Na elke presentatie kan een kort applaus volgen. Nadien worden de verschillende medailles op een prikbord gespeld. Het tekenpapier waarop de naam van de persoon of organisatie geschreven werd, wordt in de buurt daarvan aangebracht.
ACTUALISEREN
De parabel 2000 jaar later
Op deze bladzijde staan zes foto's.
De kinderen herkennen er de zes werken op die Jezus belangrijk vindt.
Goede daden
Heel wat organisaties hebben geprobeerd de woorden van de parabel in praktijk om te zetten.
Nodig de kinderen uit om met behulp van deze bladzijde vijf zo'n organisaties te leren kennen. (Ze maken hiervoor gebruik van het internet - indien mogelijk)
Ze verbinden elke organisatie met de zin uit de parabel die erbij past.
Aan het werk!
Een aantal organisaties brengen in praktijk wat Jezus in deze parabel belangrijk vindt.
De kinderen verbinden op deze bladzijde de noden van mensen met de organisaties die daar wat aan doen.
VERTELLEN
De prijsuitreiking
(C. LETERME, Parels van verhalen, uitgeverij Averbode 2019, p. 185)
Op het einde der tijden zal Jezus de namen afroepen
van al wie genomineerd en bekroond wordt.
De eerste prijs wordt toegekend aan... huizen als Poverello.
Daar geeft men te eten aan wie honger heeft.
De tweede prijs gaat naar … ontwikkelingshelpers.
Zij bouwen zuiveringsstations om water te geven aan de mensen.
De derde prijs gaat naar … alle organisaties
die werk maken van de integratie van vreemdelingen.
De vierde prijs gaat naar organisaties die kleding inzamelen,
omdat ze zoveel naakten hebben gekleed.
De vijfde prijs wordt toegekend aan dokters, verpleegsters en vrijwilligers
die zieken verzorgen en genezen.
De zesde prijs gaat naar gevangenisaalmoezeniers en naar al wie werkt
aan een meer menselijk heropvoedingssysteem.
Mensen links en rechts zullen reageren.
De ene geeft een staande ovatie, de andere verlaat zwijgend de zaal.
Ieder mens zal geraakt, gekwetst of vereerd zijn.
De ene vloekt: 'Schandalig!' de ander juicht en zingt.
Zo zal Jezus zeggen
waar het in het leven echt om te doen is.
(Naar een tekst van Fr. De Maeseneer)
Twee soorten handen
(C. LETERME, 99 verhalen met een knipoog, uitgeverij Averbode, 2014, p. 62)
Twee mensen kwamen aan de hemelpoort.
Voor ze binnen gingen, vroeg God:
- Toon me jullie handen.
De eerste toonde ze meteen.
- Kijk,
mijn handen zijn net en verzorgd.
Ik heb niemand kwaad gedaan
en ik heb ze altijd gewassen in onschuld.
- Ik zie mooi verzorgde handen, zei God,
maar ze hebben nooit naar mensen gereikt
en ze hebben nooit iemand verdedigd of gered.
Ik zie geen leven in je handen.
Ik zie alleen maar schone schijn!
Toen keek God
naar de handen van de tweede man.
- Sorry,
mijn handen zijn vuil
van wat ik allemaal gedaan heb.
Ik droomde van een nieuwe wereld,
en rechtvaardige wereld, vol vrede,
waar mensen gelukkig kunnen zijn.
Maar het enige wat ik kon redden,
is dit musje.
God keek naar de man.
- Kom binnen in mijn huis, zei Hij.
Je handen zijn wel vuil,
maar ze dragen het begin
van een nieuwe wereld.
Overweging bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 22 november 2017, p. 1)
Op het einde der tijden, zegt Jezus
zullen de mensen in twee groepen verdeeld worden.
De ene groep zal beloond worden om zijn inzet voor anderen,
de andere groep wordt weggestuurd én zeker niet beloond.
Of dat er werkelijk zo aan toe zal gaan op het einde der tijden
weet niemand,
Maar wat Jezus wel weet, is dat de inzet van mensen voor anderen
vroeg of laat – minstens laat - gewaardeerd wordt.
Het verhaal hierbij laat daarvoor de handen van de mensen spreken.
De eerste persoon die bij de poort verschijnt
kan mooie propere verzorgde handen tonen.
Maar dit blijkt niet naar de zin van God.
Het zijn handen die niets hebben uitgericht,
die voor niemand hete kolen uit het vuur hebben gehaald.
Ze deden dit niet letterlijk
maar ook niet figuurlijk.
De tweede persoon heeft vuile handen.
Met die handen heeft hij gewerkt aan een betere wereld.
In zijn ogen heeft hij niets gedaan.
Alleen een klein musje heeft hij gered.
En laat dat nu de man zijn
die van God alle waardering krijgt.
Mensen als die man heeft God hard nodig
om van de wereld een hemel op aarde te maken.
Sint Maarten
(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode, 2007, p. 159)
Toen Maarten (1) 18 jaar was,
was hij officier in het grote Romeinse leger.
Op een dag in de winter,
kwam hij aan in de Franse stad Amiens.
Daar zag hij een arme man,
die verkleumd in de stadspoort lag.
De man smeekte om hulp.
Maar iedereen liep hem voorbij,
alsof hij niemand was.
Maarten had geen geld bij zich.
Daarom nam hij zijn zwaard
en sneed zijn mooie, wollen soldatenmantel middendoor.
De helft ervan gaf hij aan de arme man.
De mensen die het zagen,
lachten hem uit:
‘Zie hem daar gaan,
die soldaat met zijn halve mantel’.
Maar er waren er ook anderen
die dit knap vonden.
’s Nachts droomde Maarten:
hij zag Jezus naar hem toekomen.
Om zijn schouders lag het stuk mantel
dat hij aan de arme in de stadspoort had gegeven.
In zijn droom zei Jezus
tot de engelen die bij Hem waren:
‘Maarten heeft Mij met deze mantel beschermd
tegen de koude’.
(1) Maarten, die ook met zijn Latijnse naam Martinus wordt genoemd, leefde van 316 tot 397. Hij werd heilig verklaard en wordt gevierd op 11 november.
Lees meer over Maarten.
Overweging bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 9 november 2016, p. 1)
11 november 397
De doodsklokken van de stad Tours luidden het droevige nieuws van het overlijden van bisschop Martinus. Het maakte iedereen verdrietig, want de bisschop was een heilig man. Ook christenen buiten Tours en omgeving vonden dat. Zo kwam het dat Martinus heel snel na zijn overlijden officieel heilig werd verklaard.
Toen Martinus geboren werd in wat nu Hongarije is, wees niets erop dat hij een belangrijke heilige zou worden. Zijn vader was een officier in het grote Romeinse leger en de kleine Martinus zette al heel vlug stappen in zijn voetsporen. Zo werd hij op jonge leeftijd soldaat in het leger van de keizer.
Bovendien waren zijn ouders geen christenen. Al had de keizer twee jaar voor zijn geboorte officieel gezegd dat de christenen in zijn rijk niet meer vervolgd mochten worden… Toch was christen-zijn niet vanzelfsprekend en al helemaal niet in het leger.
Op een dag kwam Martinus via een vriend in contact met het christendom en met wat over Jezus verteld werd in het evangelie. Zo hoorde hij zeker over de parabel van het laatste oordeel. Daarin wordt duidelijk dat al wie goed doet, door Jezus goed beoordeeld wordt. Omdat dit nogal vaag was, vertelde Jezus er een parabel bij die dit duidelijk maakte: als je iemand tegenkomt die honger heeft, geef hem dan eten. Zie je iemand die dorst heeft, geef die dan te drinken. Bezorg kleding aan wie geen kleren heeft. Wees gastvrij voor wie uit een ander land is. Bezoek wie ziek is. Laat de gevangenen niet in de steek.
Dit woord van Jezus inspireerde Martinus toen hij in de winter een arme bedelaar de helft van zijn soldatenmantel gaf. Want eerlijk was Martinus wel: die kostbare mantel was voor de helft betaald door het leger, de andere helft van het bedrag had hij betaald. Dat deel kon hij dus weggeven.
Het bleef bij Martinus niet bij dat ene feit. Heel zijn leven hielp hij veel mensen in nood. Het verhaal hierbij maakt met een droom duidelijk dat Martinus deed wat Jezus zijn volgelingen voorhield: ‘Wat je aan de minsten der mijnen hebt gedaan heb je aan Mij gedaan.’
Een glas melk
(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode, 2007)
Faisel Ahmed was een arme jongen.
Elke dag verkocht hij spulletjes langs de deuren
om zijn schoolgeld te kunnen betalen.
Op een dag had hij maar tien cent in zijn zak.
Hij had zo’n grote honger
dat hij besloot om bij de volgende deur eten te vragen.
Maar toen hij aanbelde, vroeg hij gewoon een glas water.
De vrouw die opendeed vond dat hij er zo hongerig uitzag,
dat ze hem een groot glas melk gaf.
Toen hij het uitgedronken had vroeg hij: ‘Hoeveel ben ik u schuldig?’
De vrouw zei: ‘Helemaal niks,
ik heb dat graag voor jou gedaan.’
De jongen bedankte haar.
Toen hij het huis verliet, voelde hij zich veel sterker...
Jaren later werd de vrouw ziek.
De dokters stuurden haar naar een gespecialiseerd ziekenhuis.
Dokter Faisel Achmed werd opgeroepen.
Toen hij hoorde uit welk dorp de vrouw kwam,
ging hij naar haar kamer
en herkende haar meteen.
Hij gaf haar een speciale behandeling
en deed alles om haar leven te redden.
Na een lange zware strijd werd de vrouw beter.
Dokter Achmed vroeg aan het ziekenhuis
of hij onder de rekening iets mocht opschrijven.
Toen de vrouw de rekening kreeg,
- ze was er zeker van dat ze heel veel zou moeten betalen –
las ze onder de rekening de woorden:
‘Rekening volledig betaald met een glas melk.
Ondertekend, Dr. Faisel Achmed.’
Het korreltje rijst
(C. LETERME, Een parel voor elke dag, Averbode, 2007)
Een bedelaar
bedelde van deur tot deur.
Op een dag verscheen
een gouden wagen in de verte.
De bedelaar vroeg zich af:
‘Wie is die koning?’
Hij begon te hopen:
‘Ik zal aalmoezen krijgen,
zonder ze te moeten vragen.’
De wagen hield stil bij de bedelaar.
Met een glimlach stapte de koning uit.
Hij stak zijn rechterhand uit en zei:
‘Wat hebt u mij te geven?’
Bedremmeld en besluiteloos
stond de bedelaar daar.
Toen nam hij langzaam
uit zijn zak
een korreltje rijst
en gaf het aan de koning.
Groot was zijn verrassing,
toen hij die avond
zijn zak leegschudde,
en het korreltje rijst terugvond,
veranderd in goud.
De bedelaar weende bitter:
‘Ach,
had ik die koning
maar alles gegeven.’
(Naar een verhaal van Rabindranath TAGORE)
Jongeren
ACTUALISEREN
Werken van barmhartigheid
Lees het evangelie voor. Dit evangelie ligt aan de basis van heel wat ziekenhuizen, gasthuizen en instellingen die verder leven in OCMW's. Veel van die instellingen beschikken over een schilderij dat de werken, vermeld in het evangelie, uitbeeldt.
Toon zo'n werk (bij voorkeur een werk dat in de omgeving te bezichtigen is). Wat wordt uitgebeeld?
De jongeren leggen de stroken op de juiste plaats bij het werk dat ze te zien krijgen.
Ik had honger en je gaf me te eten.
Ik had dorst en je gaf me te drinken.
Ik was een vreemde en je gaf me een thuis.
Ik was naakt en je gaf me kleding.
Ik was ziek en je hebt me verzorgd.
Ik was gevangen en je hebt me bezocht.
- Wat valt op?
Er wordt een zevende werk afgebeeld nl.: de doden begraven.
Dit was in de Oudheid zo'n belangrijk 'werk', dat het mee bij de zes andere werd opgenomen, zodat het geheel nu gekend is als de 'zeven werken van barmhartigheid'.
Neem nu de stroken met de verschillende werken, zoals ze in het evangelie vermeld staan. De jongeren zoeken op welke manier de maatschappij dit ter harte neemt. Laat ze zeker initiatieven vermelden die in de omgeving bekend zijn.
Daarna zoeken ze naar een zevende werk.
Enkele voorwaarden:
. het wordt een werk dat ze zelf kunnen verrichten in hun eigen omgeving.
. het is een 'werk' waarbij ze zich niet kunnen schuilen achter initiatieven die de maatschappij al heeft genomen.
Bijvoorbeeld: anderen gelukkig maken, tijd maken voor elkaar, vrede brengen onder elkaar.
TIP
Spreek met de jongeren af om zo'n schilderij in het echt te gaan bekijken, of om een instelling te bezoeken die één van die 'werken' nu realiseert.
Uit de actualiteit
Hongerigen te eten geven
Agenten betalen een rekening
(HLN, 08 juli 2019 - Bron: The Independent, The New York Post)
Donderdag in een vestiging van de supermarktketen Whole Foods in Manhattan, New York.
Enkele agenten die met hun fiets op patrouille waren, besloten snel iets in de winkel te halen om te lunchen. Daar spraken beveiligingsagenten hen aan omdat ze een vrouw hadden zien stelen.
Inspecteur Louis Sojo vroeg haar: ‘Wat is er aan de hand?”
De vrouw vertelde dat ze honger had.
De inspecteur keek in haar tas en zag drie kartonnen doosjes met eten.
De agenten besloten met één blik naar elkaar dat ze daarvoor zouden betalen.
Het moment dat de vrouw haar gezicht snikkend in haar handen verbergt, werd vastgelegd door een andere klant in de winkel, die het beeld deelde op Twitter.
Volgens de agenten gebeurt zoiets wel vaker bij de politie, maar doorgaans gaat dat ongemerkt voorbij.
Dorstigen laven
Stoeptegels
(Lichte bewerking van: Kaat Hermans in Sociaal.net, ‘Ik ben kwaad op onze medemens’, 27 november 2019)
“Dag meneer, ik ben Kaat van straathoekwerk. Heb jij zin in een soepke?”
Hij kijkt op, verschrikt en dankbaar. Alsof hij niet verwacht had nog met iemand te praten vandaag. Hij knikt en nodigt me uit op de natte stoeptegels naast hem. De mensen die ons passeren, kijken letterlijk op ons neer. Velen ook figuurlijk.
Ik versta moeilijk wat hij zegt, moet af en toe wat dichter kruipen. Zijn stem is even verzwakt als zijn lijf. Er blinkt constant een traan in zijn rechteroog.
Samen zitten we voorovergebogen tegen de grauwe gevel.
We zien schoenen, benen en winkeltassen passeren.
“Er zijn twee soorten klootzakken”, zegt hij. “Zij die drugs verkopen en zij die je leren de drugs te injecteren. Je weet dat je een junk bent als die twee soorten klootzakken je beste maten zijn. Je enige maten.”
De traan rolt over zijn wang. Ik slik.
“Nu heb ik geen maten meer. Ik ben geen junk meer.” Hij zegt het trots. En dan iets zachter: “Nu ben ik niets meer.”
Een zielig hoopje mens. Sluik haar plakt langs zijn gezicht. Voor zover hij er nog heeft, staan zijn tanden alle kanten op. Maar als hij de kracht vindt om zijn hoofd op te heffen, kijk je recht in twee hondstrouwe ogen. Zijn gezicht is net zo getekend als zijn leven. Getekend dóór zijn leven. Maar hij heeft bijna evenveel lachrimpels als denkrimpels. Denken, dat doet hij veel. Hij heeft er alle tijd voor.
“Het ergste is”, gaat hij verder, “dat anderen mij ook zo zien, allez, mij gewoon niet meer zien.”
“Zelfs als ze geld in mijn beker gooien – als ze dat al doen – maken ze geen oogcontact. Ze durven niet te vragen hoe het met me gaat. Eén minuut slechts. Eén minuut om me terug mens te voelen.”
“En een soepke”, zeg ik stil. Hij lacht, waterig maar oprecht.
“Tja, ge moogt mij Royco noemen.” Hij knipoogt zelfs.
Ik word kwaad. Kwaad op onze medemens. De medemens die via mail vraagt of we eens met die triestige bedelaar kunnen praten. De medemens die vijf euro over heeft voor een T-shirt dat kapot is na twee wasbeurten, maar geen twee euro voor een koffie en één minuut van zijn tijd.
Onze mede-mens. Beide delen van dat woord zijn fout.
Hij slurpt soep en we zitten naast elkaar. In stilte.
Na een tijdje sta ik verkrampt op: mijn poep hard van de koude, mijn rug doet pijn. “Amai, da’ gij hier zo lang kunt zitten,” zucht ik.
“Ha! Je hebt bieryoga en zweetyoga. Dit is bedelyoga.” Ik grinnik: “Daar kunnen die yogasnuivers nog iets van leren.”
Ik laat hem achter met een glimlach en een lege soepbeker.
Enkele dagen later. Het is elf uur ’s avonds en ik fiets naar huis. Plots zie ik hem zitten. “Overuren aan het kloppen?”, plaag ik hem lacherig.
Tot ik zijn gezicht zie. “Ik ben overvallen in mijn slaap. Ik heb niets meer. Zelfs mijn slaapzak hebben ze gestolen. En een schop in mijn ribben kreeg ik erbij.”
Mijn hart breekt. Daar heb je die mede-mens weer.
“Ik snap niet hoe je ’t volhoudt.”
“Da ’s simpel”, zegt hij, “Er is geen andere optie.”
Ik wend mijn gezicht af om mijn tranen te verbergen. Ik geef hem wat kleingeld en beloof een matje en slaapzak te halen op onze bureau. Aangekomen in een lege, donkere werkruimte zoek ik een warme trui, een slaapzak en matje.
Ik zet water op voor thee. In de keuken bedenk ik me en neem een Royco Minute Soup mee.
Vreemdelingen herbergen
Dakloze Griek krijgt nieuw leven
(KERKNET - Gepubliceerd op donderdag 3 mei 2018 - 11:44)
Een Nederlandse vrouw die in Athene woont, zette een hulpactie op het getouw voor de dakloze Panos. Hij heeft intussen een job en een woning.
Tien dagen geleden sliep Panos Katris (36) nog in een kraakpand, gisteren vertrok hij naar Rhodos op weg naar een nieuwe job.
In de Nederlandse media doet Esther Stoel (29) haar verhaal. Begin dit jaar verhuisde de Nederlandse naar Athene, waar ze aan een supermarkt de dakloze Panos Katris ontmoette. ‘Hij zat op een stuk karton in een perkje aan de ingang. Toen ik op een dag ten val kwam met de fiets, was hij de enige die hulp bood. We raakten aan de praat – hij spreekt zeer goed Engels.’ Ze kocht voor hem een hotdogs, hij vertelde zijn verhaal.
Oproep op Facebook
Panos verloor enkele jaren geleden beide adoptieouders en viel zonder job door de economische crisis. Omdat hij geen aanspraak kon maken op een uitkering, zag hij geen andere mogelijkheid dan te bedelen. Nochtans heeft hij een technische beroepsopleiding afgerond en spreekt hij Engels en Duits.
Stoel plaatste een oproep in een Facebookgroep voor Nederlanders die in Griekenland wonen. Ik werd bedolven onder berichten van Nederlanders die hier wonen en wel wat wisten, vooral in het toerisme. Intussen kocht ze voor Panos ook enkele kleren en ze stuurde ze hem naar de kapper.
'Een engel van God'
Drie dagen later had Panos een job: een Nederlandse vrouw die op Rhodos vakantiehuisjes verhuurt, neemt hem in dienst voor onderhoudswerken en allerlei klusjes. Panos: Ik krijg er ook woonruimte en kan gebruikmaken van een auto. Esther is een engel van God.
Gevangenen verlossen
Engel van Lagos koopt patiënten vrij
(naar: De Standaard 22-23 december 2018 p. 34)
Omdat de overheid in Nigeria weinig investeert in gezondheidszorg, zijn de hospitalen vrij om hun patiënten onder druk te zetten om te betalen.
De Nigeriaanse zakenman Zeal Akaraiwai bezoekt die gegijzelde patiënten en betaalt voor hen de openstaande schuld. Het gaat bijna altijd om kleine bedragen (100 tot 250 dollar). Een fortuin voor patiënten die vaak niet meer dan twee dollar per dag verdienen.
De zakenman vraagt geen wederdienst en wil nadien ook geen contact meer met de patiënten van wie hij de ziekenhuisfactuur betaald heeft. Hij hoopt wel dat ze zich zullen herinneren als een soort engel. Daarom noemt hij zijn project: 'The angel project'.
VERTELLEN
Vadertje Panov
Naar een verhaal van Leo Tolstoj
Lang geleden, leefde in een Russisch dorpje een oude schoenmaker. Iedereen noemde hem vadertje Panov, omdat men hem zo aardig vond.
Hij was niet rijk. Het enige wat hij bezat was een kleine kamer met uitzicht op de dorpsstraat. Daar woonde hij en maakte schoenen. Maar arm was hij ook niet. Hij had alle gereedschappen, die een schoenmaker nodig heeft, een kachel om eten op te koken en zich bij te warmen, een rieten stoel, een zacht bed met een lappendeken en een olielamp. En er waren zoveel mensen die nieuwe schoenen lieten maken of hun oude schoeisel lieten opknappen, dat hij altijd genoeg geld had om eten te kopen.
Op een dag stond hij treurig voor het raam van zijn winkel. Hij dacht aan zijn vrouw, die lang geleden gestorven was en aan zijn kinderen, die groot waren en elders woonden.
Vadertje Panov zuchtte. Hij deed de lamp aan, ging in de rieten stoel zitten en begon te lezen. Hij las over Jezus. Hoe hij werd geboren in een stal, omdat er geen plaats in de herberg was. 'Och, och', mompelde hij, 'waren ze maar hier gekomen. Dan hadden ze op mijn bed kunnen slapen en ik zou het jongetje toegedekt hebben met mijn warme lappendeken.' Hij stond op en pookte het vuur op. Dan las hij over mannen, die de woestijn doortrokken om Jezus geschenken te geven. 'Och, och', zuchtte vadertje Panov, 'als Jezus hier kwam, zou ik niets hebben om aan Hem te geven'. Maar dan glimlachte hij. Hij stond op, ging naar de hoge plank en pakte een doos. Hij maakte ze open en haalde er twee kleine schoentjes uit. De mooiste schoentjes die hij ooit gemaakt had! 'Die had ik Hem gegeven' dacht hij. Daarna liet hij zich weer in de rieten stoel zakken en viel in slaap.
Plotseling klonk een stem in de kamer. 'Vadertje Panov! Vadertje Panov!' Hij schrok op. 'Wie is daar?' vroeg hij. 'Vadertje Panov', zei de stem, 'je wenst dat je me kon zien, dat ik bij jou was gekomen in je winkel en dat je me een geschenk had kunnen geven. Wel, morgen kom Ik naar je toe komen. Maar let goed op, want Ik zal mijn naam niet noemen'.
Vadertje Panov ging rechtop zitten. 'Hij was het', zei de oude man. 'Dat was Jezus. Maar misschien was het alleen maar een droom - hoe dan ook, ik hoop dat hij morgen bij me komt. Hoe zal hij eruit zien? Hij is niet altijd een kleine jongen gebleven.' Hij schudde zijn hoofd. 'Och, och,' zei hij langzaam, 'ik zal erg goed op moeten letten'.
Vadertje Panov zat in zijn rieten stoel, met zijn gezicht naar het raam. Hij keek naar buiten, om geen enkele voorbijganger te missen. 'Ik zal een lekkere pot koffie maken,' zei vadertje Panov opgewekt tegen zichzelf. Inmiddels hield hij geen oog van het raam af.
Eindelijk kwam er iemand aan. Misschien was dat Jezus, die hem kwam bezoeken. Toen deed vadertje Panov teleurgesteld een stapje terug. De gestalte kwam naderbij en sjokte langzaam over de weg. Het was de oude straatveger. Vadertje Panov voelde zich boos worden. Hij had wel wat anders te doen, dan op de uitkijk staan naar straatvegers. Hij wachtte op Jezus. En hij wachtte tot de oude man gepasseerd zou zijn. Maar toen hij weer naar buiten keek, was de straatveger aan de andere kant van de straat. De man had zijn kruiwagen neergezet, wreef zijn handen en stampte met zijn voeten. Vadertje Panov kreeg medelijden met hem. De arme straatveger zag er erg koud uit. Vadertje Panov liep naar de deur en zette ze open. 'Hé!' riep hij, 'heb je trek in een kop koffie?' riep hij. 'Je ziet er uit of je half bevroren bent'. 'Graag', zei de straatveger, terwijl hij de kleine winkel binnen kwam. 'Erg vriendelijk van u.'
Toen ging vadertje Panov weer op zijn plaats bij het raam staan en keek links en rechts uit over de straat. 'Krijgt u bezoek?' vroeg de straatveger, 'sta ik in de weg?' Vadertje Panov schudde zijn hoofd: 'Ik ... tja, heb je wel eens van Jezus gehoord?' vroeg hij. 'Hij komt vandaag!'. De straatveger staarde hem verbaasd aan. Toen vertelde vadertje Panov wat hem overkomen was. 'Dus daarom sta ik op de uitkijk voor hem'. De straatveger zette zijn kopje neer. 'Veel geluk gewenst', zei hij, terwijl hij naar de deur ging, 'en bedankt voor de koffie'.
Vadertje Panov keek hem na. Hij tuurde naar links en naar rechts. Er kwamen nu meer mensen op straat. Ze knikten en glimlachten tegen hem. En de oude schoenmaker knikte en glimlachte terug, maar hij kende ze allemaal bij naam. Hij wachtte op iemand anders.
Toen hij de deur wilde sluiten en naar binnen gaan, zag hij een jonge vrouw. Ze liep moeizaam, met een baby in haar armen. Ze was erg mager en zag er vermoeid uit. Ze was bijna zijn deur voorbij, toen vadertje Panov riep: 'Hallo, kom even binnen en warm je bij het vuur'. 'Erg vriendelijk van u', zei ze. Vadertje Panov haalde zijn schouders op. 'Niets bijzonders', zei hij, 'ik vond je er zo koud uitzien. Moet je nog ver?' 'Naar het dorp verderop', antwoordde ze. 'Ongeveer zeven kilometer. Ik heb ik geen geld meer om de huur te betalen. Daarom ga ik mijn neef vragen of ik bij hem kan wonen.' Vadertje Panov vroeg: 'Wil je wat brood en soep eten?' De vrouw schudde haar hoofd. 'Wat warme melk voor je kindje dan,' zei hij. Hij warmde de melk en voerde het kindje op zijn schoot. Het kind lachte en spartelde met zijn beentjes. 'Och, och,' zei vadertje Panov, terwijl hij zijn hoofd schudde, 'het arme ding heeft geen schoentjes aan. "Ik kan ze niet voor hem kopen', zei de jonge vrouw.
Toen dacht vadertje Panov aan zijn doos op de bovenste plank. De schoentjes, die hij lang geleden gemaakt had, pasten het kind precies. 'Je mag ze hebben', zei hij. De jonge vrouw was overgelukkig. 'Hoe kan ik u danken?' vroeg ze. Maar vadertje Panov keek bezorgd naar buiten. Zou Jezus soms voorbij gekomen zijn toen hij het kindje zat te voeden? 'Is er iets?' vroeg de jonge vrouw. 'Heb je gehoord van Jezus?' vroeg de oude schoenmaker. Het meisje knikte. 'Hij komt vandaag', zei vadertje Panov, 'Dat heeft hij beloofd'. En hij vertelde van zijn droom. Toen klopte ze de oude schoenmaker vriendelijk op de hand en zei: 'Ik hoop, dat uw droom uitkomt. U verdient het, alleen al omdat u zo goed bent geweest voor ons'. Vadertje Panov deed de deur achter haar dicht en nadat hij gegeten had, ging hij weer bij het raam zitten.
Uren verstreken. Mensen kwamen en gingen. Maar Jezus kwam niet. Toen vreesde vadertje Panov dat hij hem niet herkend had. Of dat Hij misschien was voorbijgekomen, toen hij het vuur opstookte om de soep te koken! Het begon te schemeren. Hij begon de moed te verliezen. Treurig stak hij zijn olielamp aan, stookte het vuur op en ging in de grote rieten stoel zitten. 'Het was dus toch alleen maar een droom', dacht hij treurig. 'Ik wilde het zo graag geloven. Ik wilde zo graag, dat Hij zou komen'. Twee dikke tranen welden vulden zijn ogen, zodat hij bijna niets meer kon zien.
Ineens leek het of er een groep mensen door de winkel liep. De straatveger was er, en de vrouw met haar kindje - alle mensen, die hij die dag gezien en gesproken had. Terwijl ze voorbij liepen, fluisterden ze: Heb je me niet gezien, vadertje Panov?' 'Wie ben je?' riep de oude schoenmaker, terwijl hij uit zijn stoel overeind krabbelde, 'Zeg het me'. Toen hoorde hij dezelfde stem als de vorige nacht. Die zei: 'Ik had honger en jij gaf me te eten, ik had dorst en jij gaf me te drinken, ik had het koud en jij liet me binnen. Wat jij vandaag hebt gegeven aan hulp en steun, dat heb je aan mij gegeven!'
Daarna werd alles stil. Toen de tranen in de ogen van de oude man waren opgedroogd, zag hij niemand in de kamer. 'Och, och,' zei vadertje Panov langzaam, 'Hij is dus toch gekomen'. Toen glimlachte hij.
VIDEO
'Het goede doen ...'
Klik hier
MEDITEREN
Ik was...
(bron onbekend)
Ik was hongerig
En jullie vormden
een menslievende vereniging
om over mijn honger te vergaderen.
Ik was in de gevangenis
en jullie slopen zachtjes weg
om in een rustig hoekje
voor mijn bevrijding te bidden.
Ik was naakt
en jullie dachten erover na
of mijn verschijning niet immoreel was.
Ik was ziek
en jullie knielden en dankten God
dat je zelf zo gezond was.
Ik was dakloos
en jullie lieten me alleen
om voor jezelf te zorgen.
Jullie denken dicht bij God te zijn.
Maar ik ben nog steeds
hongerig en alleen en koud.
Ik had honger ...
IK HAD HONGER ...
en jij ging op reis, tot aan de maan.
IK HAD HONGER ...
en jij gooide het feesteten in de vuilnisbak.
IK HAD HONGER ...
en jij hebt een studiecommissie opgericht.
IK HAD HONGER ...
en jij zei : "Zo gaat het in de wereld."
IK HAD HONGER ...
en jij verklaarde : "Voor mensen op jaren heb ik geen werk."
IK HAD HONGER ...
en jij troostte : "God zegent de mensen die nu afzien."
IK HAD HONGER ...
en jij toonde de machines die nu het werk doen.
IK HAD HONGER ...
en jij beweerde dat velen het nog erger hebben dan ik.
IK HAD HONGER ...
en jij toonde mij de rekeningen van de te betalen wapens.
IK HAD HONGER ...
en jij gaf je opinie: "mocht je niet lui zijn, dan moest je niet bedelen."
IK HAD HONGER ...
en jij sloot de deur: "De armen laten me geen rust meer."
Wat God op die dag niet zal vragen ...
God zal niet vragen in wat voor auto je gereden hebt,
Hij zal vragen hoeveel mensen je vervoerd hebt, die geen vervoer hebben.
God vraagt niet hoeveel vierkante meter je huis is,
Hij zal vragen hoeveel mensen je verwelkomd hebt in je huis.
God zal niet vragen hoeveel kleren je had in je kast,
Hij zal vragen hoeveel mensen je hebt geholpen om aan kleding te komen.
God vraagt niet hoe hoog je salaris was,
Hij vraagt alleen hoe je zover bent gekomen.
God vraagt niet welke titel je functie heeft,
Hij vraagt of je je werk zo goed mogelijk hebt uitgevoerd.
God vraagt niet hoeveel vrienden je hebt,
Hij vraagt je voor wie jij een vriend was.
God vraagt niet in welke buurt je hebt gewoond,
Hij vraagt je hoe jij je buren hebt behandeld.
God vraagt niet naar je huidskleur,
Hij vraagt naar de inhoud van je karakter.
God vraagt niet waarom het zolang duurde tot je bij Hem kwam,
Hij zal je liefdevol naar je plaats in de hemel brengen.
Overwegingen
Mother Teresa
"Als je niet iedereen kunt helpen,
help dan één iemand."
Frans Mistiaen s.j.
Christus, herder, rechter en koning, verborgen in de misdeelde onder ons
De evangelietekst van vandaag biedt ons een voorbeeld
van een gekend literair procédé in de Bijbel.
Met veel beelden wordt een beschrijving gegeven van gebeurtenissen
die de schrijver verplaatst naar het eerste begin
of naar de uiterste toekomst, het einde der tijden.
Dit is dan geen letterlijk relaas van gebeurtenissen,
maar een beeldrijk verhaal dat op een symbolische manier
iets duidelijk maakt (openbaart) over het meest fundamentele
wat nu in het heden aan het gebeuren is, maar nog versluierd blijft.
Wij lijken dus een ooggetuigenverslag te krijgen
van de zgn. eerste of laatste dagen,
maar de bedoeling is ons, met veel symboliek, iets te vertellen
over wat er vandaag in onze werkelijkheid aan het gebeuren is,
maar dan wel nog verborgen, in de diepte.
Dit is een manier om de diepere werkzaamheid van God
in onze huidige mensenwereld uit te spreken, te openbaren.
Laten wij dus onthouden dat wij de teksten van vandaag lezen,
niet als een letterlijke reportage
over het toekomstige einde van onze wereld,
wél als een beeldrijke "openbaring"
van de uiteindelijke bedoelingen van God met ons, nu.
Op deze laatste zondag van het kerkelijk jaar
worden wij uitgenodigd nu reeds te kijken naar Christus,
onze Herder, onze Rechter en onze verborgen Koning.
Christus zien als onze uiteindelijke Herder betekent,
dat wij willen geloven dat de diepe bedoeling
van onze mensenwereld is
dat wij allen ter bestemming komen bij God,
zoals de schapen, ook de verdwaalde, ook de verwonde,
uiteindelijk allemaal door de herder worden bijeengebracht
in de veilige geborgenheid van de stal.
Wij willen geloven dat wij op weg zijn
in de voetsporen van de Heer die als een herder
ieder van ons persoonlijk bij name kent en voor ons Zijn leven geeft.
Het is onze diepste hoop dat wij nu reeds
aan het te groeien zijn naar die liefdevolle gemeenschap
onder de herdersstaf van de Heer Jezus.
Daarom proberen wij nu reeds elke dag te leven
in dat perspectief van die liefde en dat geborgen te zijn bij de Herder.
Dat laat ons toe nu te leven
als fundamenteel vertrouwvolle en dankbare mensen.
God is ook onze uiteindelijke Rechter.
Het beeld van de Rechter begrijpen wij volledig verkeerd
als wij denken dat God zou straffen om wraak op ons te nemen.
Een rechter is niet iemand die wraak wil nemen,
maar iemand die recht doet aan het goede.
Zolang wij leven, blijven goed en kwaad steeds met elkaar vermengd.
En dat kan sommige mensen hopeloos maken.
Zij vragen zich angstig af: "Zal het goede
uiteindelijk wel krachtig genoeg zijn om de bovenhand halen?"
Als wij, christenen, God aanvaarden als uiteindelijke Rechter
dan betekent dit dat wij geloven dat Hij wél de kracht heeft
om het kwade te scheiden van het goede,
juist om alleen het goede te laten verder leven.
God maakt dus nu reeds wel een scherp onderscheid,
een heilzame scheiding, juist om het goede definitief te redden.
Wij geloven dat er bij Hem een goed leven mogelijk is
dat niet meer vermengd is met kwaad en dood,
een verrezen, eeuwig leven dus.
Wij geloven in een God die recht verschaft aan het goede
en ons altijd de kracht geeft om het kwade te overwinnen.
Dat laat ons toe nu te leven als hoopvolle mensen.
Waarom legt het evangelie
zo de nadruk op de tegenmogelijkheid van vernietiging en dood?
Omdat de mens vrij is en dus ook die keuze kan maken.
Vermits God Liefde is en dus niemand wil dwingen,
respecteert hij de vrijheid van de mens,
ook als die het aangeboden goddelijk leven wil weigeren.
Wie echt wil kiezen voor het kwaad, kan dat,
maar hij haalt dan wel over zichzelf vernietiging en dood.
Het is niet God die op het einde de slechte mens zal straffen.
Het is de mens, die kiezend voor het kwade, zichzelf nu reeds straft.
Wij weten heel goed dat zulke mensen
nu reeds onze wereld tot een hel kunnen maken.
Maar ik herhaal dat wat hier verteld wordt
over de oordelende Rechter geen voorspelling is
van wat er precies gaat gebeuren achteraf, ná ons leven.
Het is veeleer een beeld om er ons aan te herinneren
voor welke keuze wij nú staan.
Elke dag nodigt God ons uit dat levenbrengend onderscheid te maken
tussen goed en kwaad, het ene te doen en niet het andere,
mens te zijn en geen onmens.
Wij geloven dat Hij radicaal aan de kant staat van het goede
en dus ook van diegenen die nu reeds het goede betrachten.
Daarom proberen wij te leven en te werken vanuit die diepe droom.
God is ook onze uiteindelijke Koning.
Maar nu wel nog een verborgen Koning,
die Zichzelf vandaag vereenzelvigt
met de armen en de geringen op onze weg.
En dat is voor ons de meest onthutsende openbaring.
Wij zijn spontaan geneigd in onze samenleving
een onderscheid te maken tussen vooraanstaanden en geringen.
Maar het is Gods diepe droom dat iedereen gelijk wordt behandeld,
ook diegenen die wij spontaan miskennen of links laten liggen.
Als Jezus "Koning" mag genoemd worden
dan is het niet omdat Hij heerste, maar omdat Hij de mensen diende,
ook de zwaksten en de uitgestotenen.
Voor ons bestaat er maar één manier om deze Koning te dienen:
diegenen dienen die Hij diende, de kleinsten, de zwaksten onder ons.
Uiteindelijk stelt God onze Koning
nu reeds aan ieder van ons één vraag:
"Hoe groot is de liefde van je hart voor de misdeelde op je weg?"
Christus wordt meer en meer de Heer van heel de wereld
waar christenen in het gelaat van de gekwetste, kleine mens
de trekken van God Zelf herkennen
en door hun inzet en edelmoedigheid
de wereld helpen groeien tot Zijn koninkrijk van liefde.
Wij proberen te leven en te werken
in het besef dat de geringste op onze weg
nu reeds de Koning in ons midden is.
Dat nodigt ons uit nu te leven
als mensen die fundamenteel open staan voor onze medemens.
Zo is de heerschappij van de Liefde onder ons aanwezig,
in Christus, Herder, Rechter en Koning,
vanaf het begin, tot op het einde, maar vooral vandaag.
Marc Gallant, trappist (Orval)
De mensenzoon
We zitten hier met een vervelende vraag. Jezus heeft ons een God van Liefde verkondigd, een barmhartige Vader, en hier horen wij hem zeggen: ”Ga weg van mij, vermaledijden, in het eeuwig vuur …” Wat betekent dat? Komt hier de “God der wrake” van het Oude Testament terug opdagen?
Eigenlijk heeft Jezus een probleem. Hij brengt een nieuw godsbeeld. Om dat godsbeeld aan te brengen beschikt hij echter slechts over de uitdrukkingswijze van zijn tijd, die Gods tussenkomst verwoordt in een kleurrijke apocalyptische stijl. De figuur van de Mensenzoon is typisch voor deze stijl. Als goede pedagoog vertrekt Jezus van de zienswijze van zijn toehoorders, en van de figuur van de Mensenzoon.
Wie is dan die Mensenzoon? Die mysterieuze figuur van hemelse oorsprong duikt reeds op bij de profeet Daniël (7, 6) en doorheen de Joodse apokalyps, vooral in het Boek van Henoch, is Hij de grote Rechter op het eind der tijden. Hij wordt hier voorgesteld met al de attributen zoals die in het Oude Testament aan God toegekend worden: Hij komt als Koning, en de koningstitel is voorbehouden aan God nadat er in Israël geen koningen meer zijn. De Mensenzoon verschijnt in de heerlijkheid, en die is Gods eigen aura. Hij is vergezeld van alle engelen, die Gods persoonlijke hofhouding zijn. Hij neemt plaats op de troon van glorie, die Gods troon is, en volgens de geijkte voorstelling van God bij het eindoordeel van de mensheid worden alle volken vóór Hem bijeengebracht. Wij hebben zo een duidelijk antwoord op onze vraag: de Mensenzoon die komt op het einde der tijden is, in wezen, God zelf: Hij is in het bezit van al de goddelijke prerogatieven.
En juist hier komt die God met een verrassing door alle perspectieven om te gooien: Hij, die komt op het einde der tijden, die mysterieuze Mensenzoon is niet meer een verre God, subliem, hoog boven de wolken, buiten onze gezichtseinder, zonder echt impact op ons leven. Integendeel, Hij is God dicht bij ons, voortdurend nabij, onverwacht. Hij is niet een verpletterende heerser, hij verschijnt als de armste, als de kleinste onder ons. De rode draad die loopt doorheen gans het evangelie wordt hier duidelijk: Jezus is onder ons gekomen in een kribbe. Kleiner kan niet. Zijn koninkrijk is inderdaad niet van deze wereld, beheerst door rijkdom, macht en aanzien. Zijn koninkrijk is een wereld waar de liefde geldt als enige wet. Het is de wereld van de dienstbaarheid, van de gratuïteit, van de aandacht voor de anderen. Christus is koning, ja, maar van een nieuwe wereld, van een nieuwe schepping.
Op het einde der tijden komt hij alles in het perspectief van die nieuwe wereld plaatsen: het eeuwigheidsperspectief. Hij maakt ons dan duidelijk wat er in ons leven eeuwigheidswaarde heeft gehad, wat er overblijft van ons leven. Wat zegt die Mensenzoon, gezeten op zijn troon van glorie? Hij zegt: “Ik had honger, ik had dorst, ik was vreemdeling”, en zo verder. Jezus verklaart zich als onze universele broeder die zichzelf te kennen geeft in ieder die deel uitmaakt van onze mensengeschiedenis: de gevangene, de zieke, de dakloze, naakte, hongerige en dorstige. Zij zijn “mijn broeders”, verduidelijkt Hij. “Wat gij aan één van hen gedaan hebt, hebt gij aan Mij gedaan”. In het gelaat van de arme die om hulp vraagt, begint het laatste oordeel. Volgens ons respons worden wij uitgenodigd tot het feest van het Koninkrijk of verwezen naar het oordeel.
Dat verandert op radicale wijze onze menselijke verhoudingen. De anderen, en de armsten op de eerste plaats, zijn niet meer het voorwerp van onze zorg. Zij zijn het onderwerp: wij zijn ten dienst gesteld van hen, zoals wij ten dienst staan van de Koning van het heelal. Geen enkel meerderwaardigheidsgevoel kan ons nog bewonen. De liefde sluit alle meerderwaardigheidsgevoel uit. Onze eerbied voor de armsten die wij ontmoeten moet de eerbied zijn die wij opbrengen voor de Koning van hemel en aarde.
Waarlijk, moesten alle mensen leven volgens die wet van het evangelie, dan zou onze aarde een paradijs worden. Iedereen zou er meer begaan zijn met de naaste dan met zichzelf. Nergens nog agressiviteit die verplettert of machtsdrang die verknecht.
In een gemeenschap die als doel heeft te leven volgens het evangelie, wordt dat ideaal betracht: ieder wil er ten dienste staan van de anderen. Dat kan slechts in een grote innerlijke vrijheid. Christus roept ons daartoe op. “Vrij ten opzichte van allen, heb ik mijzelf tot aller dienaar gemaakt”, zegt Paulus (1 Korintiërs 9,19). Het is in die bevrijding van onszelf dat onze ogen opengaan, zodat wij Christus als Heer en Koning kunnen zien in de mensen rondom ons.
Het geluk van God
Jezus heeft de nadruk gelegd op de waakzaamheid in de parabel van de tien bruidsmeisjes (Matteüs 25,1-13) en in die van de talenten (Matteüs 25,14-30). Concreet gezien, hoe moet die waakzaamheid worden beleefd? Waarin bestaat de olie die de lampen brandend moet houden? Wat zijn die talenten die ons worden toevertrouwd om ze vrucht te laten opbrengen ? Jezus zal het zeggen in het evangelie vandaag. Het gaat om een belangrijke boodschap. Jezus zal hem brengen op een schokkende manier met de parabel van het laatste oordeel, gans in de stijl van de apocalyptische beeldspraak die zijn tijdgenoten deed beven.
Deze beeldspraak beschrijft natuurlijk niet een historisch feit dat komen moet. Ze geeft ons de zin aan van de waakzaamheid, haar actieve invulling.
Strikt genomen oordeelt God niet, zoals Jezus heeft gezegd. God is Liefde en de Liefde oordeelt niet. De Liefde vergeeft. Wanneer Paulus spreekt over de “agapè”, de liefde die God ons geeft, dan zegt hij dat “de agapè geduldig is en vol goedheid, … ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan, … alles verdraagt ze …” (1Korintiërs 13, 4…7). “De Vader oordeelt niemand” (Johannes 5,22), omdat Hij Liefde is. God sluit ons niet op in onze begrenzingen, Hij oordeelt ons niet. Jezus zegt dan ook dat wij niet moeten oordelen (Matteüs 7,1), want onvermijdelijk sluiten wij de andere op in ons oordeel. We consigneren hem in ons denkkader. Oordelen is iemand treffen in zijn vrijheid. Het is hem verstarren in wat wij beslist hebben dat hij voor ons is. Daarom veroordeelt Christus niemand (Johannes 8,15) : hij is gekomen om ons te redden uit wat ons opsluit (Johannes 12,47).
Wij leven in de tijd, maar in feite zijn we reeds in de eeuwigheid. Onze oorsprong ligt in het hart van God. God doet ons bestaan omdat Hij van ons houdt. Wij zijn reeds in zijn eeuwigheid, in zijn hart. God dwingt ons echter niet tot zijn liefde. De tijd is voor ons een vrijheidsruimte waarin we kunnen kiezen die liefde al of niet te beantwoorden. Voor ieder van ons zal onze dood het einde zijn van de tijd. Ons leven zal zich geplaatst zien in het definitieve perspectief van de eeuwigheid, in het licht van Gods liefde. Door onze dood zullen we alles loslaten wat voorbijgaand en voorlopig is. Er zal van ons blijven wat er in ons liefde is van God. Het zal in volle licht komen te staan waarin we op God gelijken. In de Zaligsprekingen heeft Jezus uitgelegd waarin het geluk van God bestaat. Bij onze definitieve ontmoeting met God zal blijken in welke mate wij de Zaligheden hebben beleefd.
De gemeenschap van Mattheüs leeft in de verwachting van de wederkomst van Christus. Matteüs maakt haar erop attent dat ze niet moet leven in de toekomst, niet meer dan in het verleden. Het is nu dat Christus tot ons komt in de armen die zijn broeders en zusters zijn. Wij hoeven dus niet te wachten op het einde der tijden om in aanwezigheid te zijn van de verrezen Jezus. Hij leeft in onze broeders en zusters. In de houding waarmee we hen bejegenen staan we voor Christus.
In de Bergrede is Jezus ons het geluk van God komen voorstellen. We hebben ervoor te kiezen, vrijwillig. En het is nu dat wij kiezen voor dat geluk of dat wij het van ons afwenden. In feite zijn wij het die ons oordelen, door ons buiten het geluk van God te plaatsen. Het Rijk Gods wordt ons aangeboden, vandaag. Maar het is nog niet zichtbaar. De Koning van dit Rijk is onder ons, onzichtbaar in zijn luister, maar zichtbaar in onze broeders en zusters. Het is nu dat wij hem ontmoeten in de actieve liefde voor hen die hij noemt “de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters” (Matteüs 25,40).
Jezus herkent zichzelf in die onaanzienlijksten: “Ik, Jezus, had honger, et gij hebt mij te eten gegeven”. Hij herkent zich in de onaanzienlijksten van onze tijd, in de vereenzaamde personen, in hen die een burn-out meemaken, een depressie, een chronische aandoening die buiten de ziekteverzekering valt, of eenvoudigweg in de mensen die geen werk vinden, in allen die hun behoeftigheid mooi verbergen en die we elke dag ontmoeten …
Jezus noemt hen niet zijn leerlingen, noch mensen die in hem geloven. Om zijn broeders en zusters te zijn, volstaat het dat ze klein, arm, behoeftig zijn, met misschien een verlangen naar de Liefde die het hen niet lukt te beleven. In hen is Jezus aanwezig. In hen verwacht Jezus onze hulde aan zijn koningschap. Want hij is zelf arm. Zijn absolute armoede stelt hem in staat zonder voorbehoud de oneindige liefde van de Vader te onthalen. En zo herkent hij zich in de armen, en zegt van zichzelf dat hij gekomen is om aan de armen de Blijde Boodschap te verkondigen (Lucas 4,18).
In heel deze passage zien we hoezeer Matteüs trouw blijft aan de nieuwe bepaling die hij geeft aan de rechtvaardigheid. De “rechtvaardigheid” die Jezus verkondigt is niet het onderhouden van een Wet, maar het beleven van de naastenliefde, de agapè van God. Reeds in het begin van zijn evangelie laat Matteüs horen dat Jozef Maria, zijn zwangere verloofde, niet te schande wil zetten omdat hij een “rechtvaardig” man is: lees een “liefdevolle” man is (Matteüs 1,19). In de hoofdstukken 24 en 25 van Matteüs zijn de “onrechtvaardigen” zij die niet barmhartig zijn geweest. In de Joodse apocalyptiek ligt dat helemaal anders. Daar zullen de heidenen, of de vijanden van Israël, of de (naar volgens het standpunt van de Essenen of de Farizeeën) ontrouwe Joden door de Rechter van de laatste dagen verpletterd worden. Hier echter worden diegenen afgewezen, die hun broeders en zusters geen bijstand verleend hebben.
Geen enkele tekst in het Nieuwe Testament benadrukt sterker dat het nalaten van een daad van liefde (Grieks : ouk epoièsate, Matteüs 25,45) even zwaar weegt als een misdaad die de uitsluiting van God met zich meebrengt. Johannes zal vervolgens in alle klaarte onderwijzen dat niet beminnen overeenstemt met de haat zich buiten God plaatst (1 Johannes 3,14 vv).