Inhoudstabel
...page... Wiki page pagination has not been enabled.
Lucas 5, 1-11: Roeping van enkele vissers
Lucas 5, 1-11 // Matteüs 4, 12-23 // Marcus 1, 14-20
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1624-1625)
Op een keer stond Jezus bij het Meer van Gennesaret. Er stond een grote groep mensen dicht om hem heen. Die wilden allemaal de boodschap van God horen.
Toen zag Jezus twee boten liggen. De vissers stonden bij hun boten de netten schoon te maken. Jezus stapte in één van de boten, het was de boot van Simon. Jezus vroeg hem om een stukje het meer op te varen. En vanaf de boot sprak Jezus tegen alle mensen aan de kant.
Jezus geeft de vissers een opdracht
Toen Jezus uitgesproken was, zei hij tegen Simon: ‘Vaar naar dieper water en gooi je netten uit. We gaan vissen.’ Simon antwoordde: ‘Meester, we hebben de hele nacht hard gewerkt en niets gevangen. Maar omdat u het zegt, zal ik het doen.’
Simon en zijn helpers gooiden de netten uit, en deze keer vingen ze een heleboel vis. De netten zaten zo vol dat ze begonnen te scheuren. De mannen riepen hun vrienden in de andere boot om te komen helpen. Die kwamen, en samen vulden ze de twee boten met vis. Er was zo veel vis, dat de boten begonnen te zinken.
Toen Simon Petrus dat zag, knielde hij voor Jezus en zei: ‘Heer, ga toch van me weg, want ik ben een slecht mens.’ Simon was namelijk erg geschrokken omdat ze zo veel vis gevangen hadden. Ook zijn helpers waren erg geschrokken. Net als zijn vrienden in de andere boot. Dat waren Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs.
Jezus zei tegen Simon: ‘Je hoeft niet bang te zijn. Vanaf nu zul je mensen vangen in plaats van vissen.’ Toen trokken de vissers de boten aan land. Ze lieten alles achter en gingen met Jezus mee.
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Op een dag staat Jezus aan het meer van Gennesaret.
Heel wat mensen komen om Hem heen staan
om naar het woord van God te luisteren.
Dan ziet Jezus twee boten bij het meer liggen.
De vissers zijn eruit gestapt
en zijn bezig de netten te spoelen.
Hij stapt in een van de boten van Simon en vraagt:
'Vaar een eindje van het land weg!
Dan kan Ik gemakkelijker tot de mensen spreken.'
Hij gaat zitten en vanuit de boot geeft hij les aan de mensen.
Wanneer Hij uitgesproken is, zegt Hij tegen Simon:
'Vaar nu maar naar het diepe water
en werp daar jullie netten uit.'
Simon zegt:
'Meester, we hebben eigenlijk al de hele nacht gewerkt,
zonder één visje te vangen.
Maar als U het zegt zal ik de netten uitwerpen.'
Dat doen ze en ze vangen zo veel vis dat hun netten scheuren.
Daarom wenken ze hun vrienden in de andere boot:
'Kom, help ons.
We hebben ongelooflijk veel vis gevangen.'
Hun vrienden komen en ze vullen beide boten ze tot ze bijna zinken.
Wanneer Simon Petrus dat ziet, valt hij op z'n knieën voor Jezus.
Hij zegt: 'Ga weg van mij, Heer, ik ben een zondig mens.'
Want hij en allen die bij hem waren, hebben schrik gekregen,
omdat ze samen zovele vissen gevangen hebben.
Dit gebeurt ook met Jakobus en Johannes, zonen van Zebedeus,
die met Simon samenwerken.
Maar Jezus zegt tegen Simon: 'Wees niet bang.
Voortaan zullen jullie mensen vangen.'
Ze brengen de boten aan land,
laten alles achter en volgen Hem.
Stilstaan bij ...
Meer van Genezaret
Dit is een heel groot meer, ongeveer 150 km2, dat in het Noord-Oosten van het huidige Israël ligt.
Dit meer kent nog andere namen: meer van Galilea, het meer van Tiberias. Lees meer
Vissers
Soms denkt men dat de vissers van Galilea simpele mensen waren. In werkelijkheid kenden ze hun wereld en dreven handel zowel in hun eigen land als ver daarbuiten. Ze visten meestal in familieverband, met soms enkele knechten als extra hulp. ’s Nachts gingen ze met hun boot het meer op en gooiden van daaruit netten in het water. Na een tijd trokken ze die netten, die dan vol vis zaten terug in de boot. ’s Morgens vroeg kwamen ze aan wal. Daar maakten ze de vis klaar voor verkoop. Overdag herstelden ze de netten en de boten. Ten minste zeven van Jezus' leerlingen waren vissers.
Meester
Titel die in het officiële jodendom voorbehouden werd voor Schriftgeleerden die de Tora (wet) en de schriften bestudeerden. Zij trokken rond van het ene dorp naar het andere en legden de wet uit. Ze waren gewoonlijk omringd door een groep leerlingen, aan wie ze onderricht gaven. Van deze leerlingen werd verwacht dat zij later de leer van hun meester verder zouden uitdragen.
Simon Petrus
Toen Jezus leefde, was ‘Simon’ een veel voorkomende naam. Om hem van de andere ‘Simons’ te kunnen onderscheiden, gaf men hem een tweede naam. Misschien kreeg hij thuis al de naam ‘Petrus’. In dat geval gaf Jezus aan zijn naam een extra betekenis: ‘Petrus, de rots waarop ik mijn Kerk zal bouwen.’
Jakobus en Johannes
Dit waren twee zonen van Zebedeüs. Ze waren afkomstig van Betsaiïda, gelegen aan de oever van het meer van Galilea. Ze waren vissers.
Jezus noemde ze ‘de zonen van de donder’, een mogelijke vertaling van ‘Boanerges’, maar een vertaling waarvan men voor de betekenis ervan in het duister tast.
Mensen vangen
Letterlijk staat er:
'mensen opvissen' ...
… uit het bedreigende water, waarin men kan verdrinken – symbool voor het kwade -
'mensen redden'...
… uit hun eenzaamheid, hun armoede, hun ellende.
Bij de tekst
Een wonderverhaal…
... én een roepingsverhaal
Merk op
Mozes, de herder,
wordt bij het braambos geroepen
om het joodse volk naar het beloofde land te leiden.
Elisa, de landbouwer
werd opgeroepen
om als profeet de ‘akker van Israël’ te bewerken.
De leerlingen, vissers,
worden geroepen aan het meer
om mensen uit hun ellende te vissen.
Bijbel en kunst
Harry TRIENES
De Wonderbare Visvangst
Icoon
De wonderbare visvangst
Suggestie
Deze icoon beeldt de hele tekst uit die te lezen is bij Lucas (Lucas 5, 1-11).
Trek een pijl van de verschillende onderdelen van de tekst
naar het deel van de icoon die dat stuk tekst uitbeeldt.
O Op een dag stond Jezus aan de oever van het meer van Gennesaret, terwijl de mensen aan Hem vroegen om over het woord Gods te spreken.
O Hij stapte in de boot van Simon en vroeg: ‘Vaar een eindje van het land weg.’
O Hij zei tegen Simon: 'Vaar naar het diepe water en gooi daar uw netten uit.' Simon antwoordde: 'Meester, we hebben al de hele nacht gewerkt en hebben niets gevangen, maar omdat U dat zegt, zal ik de netten opnieuw uitgooien.' Ze deden het en vingen zoveel vissen, dat hun netten dreigden te scheuren.
O Toen Simon Petrus dat zag knielde hij voor Jezus en zei: 'Heer, ga van mij weg, want ik ben een zondig mens.'
O Jezus zei tot Simon: ‘Wees niet bevreesd, voortaan zul je mensen vangen.’
TIP
Maak eventueel gebruik van dit werkblad.
Suggesties
Kleine kinderen
VERDIEPEN
Gesprek
- Zijn er nu ook nog vrienden van Jezus?
- Natuurlijk! Kijk maar eens om je heen.
Je zult merken dat er veel mensen zijn die proberen te leven zoals Jezus.
Daarom zijn zij vrienden van Jezus.
- Ken jij vrienden van Jezus?
- Wat doen zij zo speciaal?
- Vind je het moeilijk om een vriend van Jezus te zijn?
BELEVEN
Activiteiten rond horen / luisteren
De kinderen maken het heel stil. Open het raam (of de deur). De kinderen luisteren een poos aandachtig naar alle geluiden buiten. Daarna vertellen ze over wat ze gehoord hebben. Bijvoorbeeld:
. vogels die fluiten
. een auto die remt
. een overvliegend vliegtuig.
Richt nadien de aandacht op geluiden in het lokaal. Bijvoorbeeld:
. ademen
. zuchten
. hoesten
. schuifelen met de voeten.
De kinderen vertellen wat ze gehoord hebben.
Vertel:
. Een mama zegt: 'Ik ben zo moe. Ik geraak niet door mijn werk.'
Cindy speelt verder;
Thijs gaat mama helpen;
Koen kijkt op en gaat naar buiten
Wie heeft moeder gehoord? / Wie heeft naar haar geluisterd?
. Tom heeft zijn kleurpotloden vergeten en weent.
Koen deelt zijn potloden met Tom;
Stijn en Lode kleuren verder
Wie heeft Tom gehoord? / Wie heeft naar hem geluisterd?
De kinderen denken na over de vraag: Naar wie luister ik?
'Luisteren' ze ook naar Jezus?
De kinderen merken op dat dit luisteren iets anders is dan de twee voorbeelden.
Ze zeggen wat ze van Jezus te horen krijgen.
Er zijn drie manieren van luisteren:
ofwel hoort men de boodschap niet
ofwel hoort men het wel, maar doet men niets
ofwel reageert men op de boodschap
DOEN
Tekenen
Suggestie 1
De kinderen tekenen een net vol vissen.
Suggestie 2
Vertel: Niet alleen Petrus, Andreas, Jacobus en Johannes volgen Jezus. Na hen volgen nog acht mensen Jezus. Nu noemen we die mensen apostelen.
De kinderen tekenen Jezus en twaalf apostelen.
Suggestie 3
Zorg voor een net en een blauw papier/doek voor op de bodem. Alle kinderen tekenen een vis. Nadien mogen ze hun vis in het net hangen (= ze willen zich laten 'vangen' door de woorden van Jezus). Wie daar nog niet aan toe is, mag zijn vis op het blauwe papier van de bodem kleven.
Kleuren
Grote kinderen
VERDIEPEN
Gesprek
(na het voorlezen / vertellen van het evangelie)
Jezus roept vissers om Hem te volgen.
- Wat doen ze?
- Wat zou jij doen als Jezus jou roept?
- Petrus, Andreas, Matteüs, en nog negen anderen werden de vrienden van Jezus.
- Wie zijn jouw vrienden?
- Wat moet je doen om een echte vriend te zijn?
- Wat moet je doen om een vriend van Jezus te zijn?
- Moet je dan naar Jezus horen? of naar Hem luisteren?
- Zijn er nu ook nog vrienden van Jezus?
Natuurlijk! Kijk maar eens om je heen.
Je zult merken dat er veel mensen zijn die proberen te leven zoals Jezus.
Daarom zijn zij vrienden van Jezus.
- Ken jij vrienden van Jezus?
- Ken je mensen die ook vandaag Jezus willen volgen?
- Hoe kun je dat zien?
- Ben jij ook een vriend van Jezus?
- Is het moeilijk of gemakkelijk om een vriend van Jezus te zijn?
- Als je Jezus wilt volgen, wat zou jij dan doen?
(thuis, op school, sportclub, jeugdbeweging ...)
Mensen worden 'geroepen'...
(C. LETERME, Samuel WB 2009, nr 6)
Materiaal
Werkblad
Verloop
Vertel eerst over de roeping van enkele leerlingen van Jezus.
Sta daarna stil dat ieder van ons ook geroepen wordt op verschillende terreinen.
Doe dit met behulp van het werkblad.
Sta daarna stil bij de 'roeping' van de kinderen zelf.
INLEVEN
Lege stoel 1
(Bibliodrama)
Vertel het evangelieverhaal.
In de kring staan twee 'lege' stoelen. Op de ene stoel 'zit' Jezus, op de andere Simon. (Plaats een kaartje met de naam Jezus op de ene stoel, en Simon op de andere stoel)
De kinderen kunnen Jezus en daarna Simon allerlei vragen stellen n.a.v. het verhaal dat daarnet voorgelezen of verteld werd.
Indien de kinderen deze werkvorm niet kennen, stel je zelf als voorbeeld een vraag in de richting van de stoel waarop Jezus 'zit'. Vraag dan aan de kinderen om te luisteren of ze Jezus die vraag horen beantwoorden. Daarna komen ze achter de stoel staan om het 'gehoorde' antwoord te formuleren. Bij de eerste keer, ga je zelf achter de stoel staan en formuleer je jouw eigen antwoord. Daarna vraag je of de kinderen soms nog een ander antwoord hoorden (Dus niet: of ze een ander antwoord 'denken')
De volgende vragen dienen als voorbeeld. Gebruik ze als eerste vraag, of als reserve voor het geval de kinderen te oppervlakkige vragen beginnen te stellen of geen inspiratie meer hebben. Bijvoorbeeld:
- Jezus, waarom heb jij Simon uitgekozen?
- Jezus, zou jij Simon ook kiezen als hij geen visser was?
- Simon, vond je het niet erg om zomaar je boot achter te laten?
- Simon, zou je voor iemand anders ook je boot achterlaten?
- Simon, waarom wil je een vriend van Jezus worden?
Bespreek nadien de ervaringen van de kinderen bij dit spel.
Lees Lucas 5, 1-11 voor om af te sluiten.
Merk op dat Jezus niet vraagt: 'Andreas, wat kun jij goed?'
Hij vraagt ook niet dat iemand iets speciaal moet kunnen om Hem te volgen.
Al zijn vrienden zijn verschillend. Hij stelt geen voorwaarden.
Ook vandaag mag iedereen vriend van Jezus zijn.
Men hoeft niet in iets de beste te zijn.
Men mag voor Jezus zijn wie men is.
Lege stoel 2
(Bibliodrama)
Vooraf
Zet vier stoelen klaar. Op elk van die stoel leg je een kaartje met daarop de naam van de figuur die op de stoel 'zit': JEZUS, SIMON, JACOBUS en JOHANNES, MENSEN.
Verloop
Vertel eerst het verhaal uit het evangelie. Stel nadien de volgende vragen:
. Vraag voor Jezus:
- Wat wil je zeggen met: 'Ik zal jullie vissers van mensen maken.
. Vraag voor Simon:
- 'Waarom liet je je netten in de steek?'
. Vraag voor Jacobus en Johannes:
- Waarom besloten jullie om Jezus te volgen?
. Vraag voor de mensen:
- Waarom lopen jullie Jezus achterna?
De kinderen beantwoorden de vragen door achter de lege stoel te staan die bij de figuur hoort aan wie de vraag gesteld wordt.
Geef nadien de kinderen de kans om te verwoorden wat ze hierbij ervaren/gevoeld hebben.
Lees daarna het evangelie voor zoals volwassenen dat in de kerk beluisteren. (Het is nl. belangrijk dat de kinderen door hebben dat de 'bijbel' een belangrijk boek is voor volwassenen, en geen alternatief sprookjesboek. De bijbel is wel niet altijd heel gemakkelijk geschreven, het is trouwens een oud boek uit een andere cultuur. Daarom hebben mensen het eenvoudiger geschreven, en mooi geïllustreerd, zodat kinderen er nu reeds wat aan kunnen hebben.)
'Foto'
(Bibliodrama)
Zoek samen met de kinderen naar het belangrijkste moment van het verhaal. Dit beelden ze statisch uit. Zorg ervoor om er iedereen bij te betrekken.
Je kunt hiervoor personages in het leven roepen als:
. vissers die net aanmeren
. spelende kinderen
. moeders die vis komen kopen
. buren die de vangst bespreken
. anderen die voorbij lopen, omdat ze zich beter voelen dan de vissers
. vrienden van de vissers
. ...
Bespreek bij elk personage hoe die bij het gebeuren betrokken is. Als kinderen zich daarin herkennen, mogen ze die rol innemen. Bij deze activiteit is het belangrijk om een variatie houdingen aan te bieden: belangstellend, ongeïnteresseerd, afwijzend ...
Wanneer het gekozen moment in beeld is gezet, 'bevriezen' de kinderen heel even in de uitgezochte houding.
Belangrijk
De voorbereiding van deze 'foto' is belangrijker dan de 'foto' zelf.
Inleefactiviteit
Stel je voor ....
... je bent één van de mensen
die naar Jezus gaan om naar Hem te luisteren.
- Waarom zou je dat doen?
... Je bent Jezus en je zegt tegen Petrus:
'Voortaan zul je mensen vangen.'
- Wat wil je daarmee zeggen?
... Je bent Petrus
- Waarom heb je besloten om Jezus te volgen?
VERTELLEN
Uit het dagboek van Petrus de visser
"Vandaag ben ik dus gestopt met te vissen!
Gelukkig maar, want ik ving toch nooit erg veel!
Ik ben natuurlijk niet zomaar achter die Jezus gaan lopen.
Ik had al veel van Hem gehoord.
Volgens mij krijgt hij in ons land nog heel wat te vertellen.
Het lijkt me verstandig een beetje bij Hem in de buurt te blijven.
Wat mijn schoonmoeder betreft, die is weer helemaal beter!
Ze zorgt en is weer druk in de weer.
Echt iets voor vrouwen, om alsmaar voor anderen te zorgen.
Daar zou ik ziek van worden.
Om te onthouden:
toch eens aan die Jezus vragen wat hij bedoelt
met 'visser van mensen worden'.
Mijn broer Andreas zegt:
'Dat betekent dat wij mensen moeten redden
uit het water van de dood, uit zeeën van ellende.'
Die kan het mooi vertellen,
maar ik heb niet zo'n zin in al dat zorgen.
Ik ben mijn schoonmoeder niet!"
Uit het dagboek van Petrus, die vroeger Simon werd genoemd
Vandaag heb ik iets vreemds meegemaakt.
Ik was met mijn broer de netten aan het uitgooien.
Toen riep Jezus van Nazaret iets tot ons.
Ik verstond Hem eerst niet goed.
Toen hoorde ik dat Hij zei:
- Kom met me mee, ik zal maken
dat je vissers van mensen wordt.
Ik wist niet wat Hij wilde zeggen
met die 'vissers van mensen'.
Ik heb het dan maar aan mijn broer gevraagd.
Die moest ook even nadenken en zei toen:
- Mensen kun je vergelijken met vissen.
Zoals vissen zwemmen in het water,
zo kunnen mensen in zeeën van ellende leven.
En dan zouden wij die mensen
uit hun ellende moeten vissen.
En dat kunnen wij doen,
wanneer wij de goede boodschap brengen.
Petrus
BELUISTEREN
Er loopt een man die helpers zoekt
Klik hier voor een lied over Jezus die zijn leerlingen roept.
EXTRA
Klik hier voor suggesties als je wilt stilstaan bij wat een roepingsverhaal is.
Overwegingen
Paul Kevers
Mensen vangen! Hoezo?
(P. KEVERS in Samuel, uitgeverij Averbode, 2004 nr. 5, p. 12)
Heb je al eens vissers bezig gezien. Of ben je misschien zelf al eens gaan vissen? Dan weet je waarschijnlijk dat je dikwijls niets vangt, en dat je veel geduld moet hebben... De eerste leerlingen van Jezus waren vissers. Hoe zij leerling van Jezus werden, vertelt Lucas in zijn evangelie in een bijzonder verhaal. Jezus spreekt het volk toe aan de oever van het meer. Omdat er zoveel volk is, vraagt Jezus aan visser Simon of Hij de mensen vanuit zijn boot mag toespreken. Jezus begint dus met aan Simon een dienst te vragen.
Daarna zegt Hij tegen Simon: 'Vaar nu naar diep water en werp daar de netten uit!' 'We hebben de hele nacht niets gevangen,' antwoordt Simon, 'maar als U het zegt, zal ik het doen.' Vreemd, vind je niet, dat een beroepsvisser zich zomaar laat zeggen wat Hij moet doen door iemand die geen visser is? Maar, o wonder: ze vangen volop vis. Een andere boot moet komen helpen. Simon is helemaal ontdaan, hij vermoedt dat hier iets bijzonders aan de hand is, iets dat van God komt. 'Ik ben een zondig mens...' stamelt hij. 'Niet bang zijn,' zegt Jezus, 'voortaan zul je mensen vangen.' Dat moeten we goed verstaan. Letterlijk staat er: 'mensen opvissen' (uit het bedreigende water, waarin je verdringt), 'mensen redden.' Simon en zijn vrienden worden door Jezus opgeroepen tot een nieuwe taak. Ze laten alles achter en volgen Hem!
Frans Mistiaen s.j.
Gooi opnieuw de netten uit
Jezus komt regelmatig langs,
aan de oever van het meer van ons leven.
En daar zijn mensen die aandringen om een woord van God te horen.
Eigenlijk zijn er heel velen die - juist zoals ik -
diep in het hart aandringen, verlangend uitzien
naar een woord van bemoediging en troost,
naar een woord van iemand die zegt: "Doe voort! Het is het goed!",
naar een woord van vertrouwen, van vrede,
van vergeving en van hoop... naar een woord van God dus.
Maar aan datzelfde meer van het leven
zitten er ook vissers die uit hun boot zijn gestapt.
Zij hebben niets gevangen en zij spoelen ontgoocheld hun netten.
Soms voel ik mij eerder een beetje tussen hen zitten.
Want allemaal varen wij toch regelmatig uit
voor één of andere grote vangst.
Allemaal hopen wij, op een belangrijke domein van ons leven,
toch wel een overwinning te behalen.
Maar soms krijgen wij dan wel de indruk
terug te komen met heel lege netten, met een grote ontgoocheling.
Dat is nog niet erg als wij erop uit zijn
het later - op een ander domein of op een andere manier -
opnieuw te proberen.
Het wordt alleen erg als wij zouden gaan doen zoals die vissers:
uit onze boot stappen, erbij gaan zitten
en moedeloos altijd maar in onze gedachten
onze nederlagen heen en weer draaien en keren,
om er uiteindelijk toch alleen maar lege mislukkingen te vinden.
Als wij blijven piekeren over onze tegenslagen en ontgoochelingen,
dan geraken wij in onze lege netten hopeloos verstrikt.
Dan zijn wij zodanig met onszelf bezig, dat wij het belangrijke,
dat nochtans heel nabij gebeurt, zelfs niet meer merken,
zoals die vissers die hun netten blijven spoelen,
ook als Jezus het volk begint toe te spreken
een weinig verder aan de oever van hun meer.
Maar de Heer komt ook langs bij die vissers met hun dodelijke netten.
Hij komt ons ontmoeten en nodigt ook ons weer uit,
te midden van onze ontgoochelingen.
Wij hebben misschien gemerkt dat Jezus in het verhaal
drie vragen stelt, drie uitnodigingen formuleert.
De Heer vraagt ons inderdaad veel, maar nooit alles ineens.
‘t Is een fijne psycholoog. Hij doet het meestal heel geleidelijk aan.
Eerst vraagt Hij ons een eindje van wal te steken.
Dat lijkt een kleine, maar is in feite al een heel belangrijke beslissing:
die eerste stap om de veilige oever te verlaten
van onze gevestigde zekerheden
en ons weer te wagen op een wankele boot,
naar het wat onbekende.
Weer eens positief durven ingaan op een kleine vraag
van iemand die ons onverwachts uitnodigt
ergens een handje toe te steken.
Het is de eerste beweging van op te staan uit de netten
van onze zelfinteresse, van ons eigenbelang en van onze ontmoediging.
Een kleine stap, maar die ons ver kan brengen.
Onmiddellijk daarna spreekt Jezus echter voort...
tot het volk, tot de anderen.
Hebt gij het ook al meegemaakt
dat de Heer u eerst iets vraagt, waarop gij dan ja zegt,
maar dat gij onmiddellijk daarna de indruk krijgt
dat Hij Zich vooral met anderen bezig houdt
en u wat lijkt te vergeten?
Die indruk is verkeerd.
De Heer komt weldra terug, maar nu met Zijn tweede vraag,
met een veel belangrijkere opdracht.
"Vaar naar het diepe!..., het diepe in uzelf,
het diepe in de anderen, het diepe in de wereld.
Blijf nu eens niet bij de oppervlakkige dingen steken,
maar durf weer op zoek gaan naar het diepere verlangen in uw leven.
En gooi uw netten uit!
Durf u weer geven, niet angstvallig of terughoudend,
maar met een ruim gebaar, gul en royaal."
Natuurlijk willen wij dat eerst niet!
Natuurlijk hebben wij eerst heel wat opwerpingen:
"Wíj zijn toch ervaren vissers,
wij kennen het leven nu toch al!
En wij, wij hebben een hele, lange nacht gezwoegd!
Wat komt Gij, Jezus - een timmermanszoon dan nog -
aan ons, vissers, de stiel leren?”
Zou de Heer ons vandaag nog wel iets kunnen bijbrengen
over de kunst van het echte leven?...
Misschien meer dan wij vermoeden.
Petrus herpakt zich vlug en zegt:
"Heer, omdat Gij het vraagt,
zal ik de netten opnieuw uitgooien."
“En toen vingen zij een massa vissen, hun boten boordevol”
zegt het evangelie
Dat is een beeld om iets te zeggen over de wonderbare ervaring
die Petrus toen heeft meegemaakt, daar op het meer,
met Jezus in zijn “levensboot”.
Het moet iets heel aangrijpends geweest zijn.
Daar is blijkbaar een vriendschap gegroeid,
een gevoel van diepe verbondenheid,
van innig vertrouwen en van geluk,
van medeverantwoordelijkheid en van hoop.
Petrus werd er Jezus’ vriend, vriend voor het leven!
En zijn kameraden ook.
Een heerlijke ervaring, een goddelijke ontmoeting,
overstelpend, overweldigend.
Ja, hoe druk je zo'n ervaring uit?
Vermits het vissers waren
vertelden zij het met visserswoorden, in hun visserstaal:
ze verhaalden dus over hun "wonderbare visvangst".
Wat doen wij als wij zo'n heerlijke ervaring meemaken
van geluk, vriendschap, verbondenheid en vertrouwen?
Dan hebben wij twee reacties
en ze staan allebei in het verhaal beschreven.
"Toen wenkten zij hun maten in de andere boot,
om hen bij het vangen te komen helpen."
Als wij iets heerlijks hebben beleefd,
dan voelen wij de nood om dat in vertrouwen
te vertellen aan iemand anders.
Wij kunnen dat overgrote geluk niet alleen aan.
En als dit dan ook nog een echte vriend of luisterende vriendin is,
dan wordt ook die andere blij met ons geluk.
Het is dan alsof de vreugde overloopt van het ene hart in het andere.
"Toen vulden zij de beide boten, boordevol."
En de tweede reactie is die van schroom en heilige verbijstering.
Bij zo'n ervaring voelen wij ons klein. Heel dankbaar, maar ook klein.
"Ga weg van mij, Heer, want ik voel mij maar
een kleine en zondige mens!"
Wij voelen heel duidelijk aan
dat wij zulk een vriendschap niet zelf hebben veroverd,
maar dat zij ons wordt gegund en geschonken.
Hierbij past alleen grote bescheidenheid,
dankbaarheid en heilige schroom.
"Zo ging het ook met allen die met Simon-Petrus samenwerkten..."
dus met u en met mij.
Maar dan komt Jezus met Zijn derde vraag,
met Zijn belangrijkste opdracht
aan Petrus en aan zijn vrienden, en aan ons dus:
"Wees niet bevreesd! Voortaan zult gij erop uit zijn
mensen tot leven samen te brengen."
Dit is de taak van elke christen, van elke volgeling van Jezus:
mensen die verloren dreigen te gaan
of die aan de rand gesukkeld zijn,
redden, samenbrengen tot leven.
Waar wij ook komen of werken,
met de talenten en de mogelijkheden die wij slechts hebben,
niet bevreesd zijn mensen tot nieuw leven te wekken.
En dat doen wij al.
Iedere keer als wij een kleinere of zwakkere niet alleen laten zitten,
maar hem of haar een kans geven erbij te horen.
Iedere keer als wij erop uit zijn
- in ons gezin, op ons werk, in ons engagement -
door een klein bemoedigend woord
anderen te redden van al het pessimisme
die hen dreigt te overspoelen en naar beneden te trekken.
Mensen, dit is een verhaal voor ieder van ons.
Met wat wij de laatste tijd weer hebben ervaren
kan ieder van ons zich wel ergens in dit verhaal heel goed herkennen.
Misschien voelen sommigen zich eerder thuis
bij het begin, bij diegenen die in de grond van hun hart
verlangend uitzien om een woord van God te horen,
of anderen bij die vissers, die ontgoocheld uit hun boot zijn gestapt
en hun netten maar blijven spoelen.
Misschien hebben wij de laatste dagen een zachte uitnodiging gehoord
om weer een eindje van wal te steken,
of werden wij getroffen door de opdracht: "Vaar nu naar het diepe!"
Misschien ervaren wij ons de laatste tijd eerder
midden op het meer met Jezus in onze boot, dankbaar en schroomvol,
of nodigt de Heer ons juist nu uit niet bevreesd te zijn
mensen die dreigen te zinken tot leven samen te brengen.
Hij vraagt ons in ieder geval
die dodelijke netten van het eigenbelang,
waarin wij dreigen verstrikt te geraken, opnieuw open te gooien
en Hem edelmoedig te volgen om een nieuwe taak op ons te nemen:
"Gooi opnieuw uw netten uit om mensen tot echt leven te wekken … vandaag!"
Marc Gallant, trappist (Orval)
Jezus roept (2013)
“Zij lieten alles achter om Hem te volgen”.
Vooraleer zij alles achterlaten om Hem te volgen, heeft Jezus herhaaldelijk zijn leerlingen moeten roepen en nog eens roepen. Hij roept ze als zij nog luisteren naar Johannes de Doper: zij komen en zij zien (Johannes 1, 39). Hij roept ze als ze hun netten herstellen, en zij verlaten hun netten (Marcus 1, 18). Hij roept ze nog als Hij de berg bestijgt en er twaalf uitkiest om met Hem te zijn (Marcus 3, 13). En hier nu roept Hij ze na een onvergetelijke visvangst. Deze keer verlaten zij alles om Hem te volgen. Met ons gaat het ook zo. Ook voor ons moet Jezus zijn oproep herhalen, ons aan onze zending herinneren. Hij roept ons, wij zijn ervan onder de indruk, wij volgen Hem met een voetje, maar wij houden ons ander voetje bij. Je moet toch voorzichtig zijn en niet te hard van stapel lopen!
Daarom roept de Heer ons iedere dag, zoals Vader Benedictus het ons in zijn Regel zegt. Het is wel nodig. Wij hebben ook zoveel te doen op een dag. Daarom roept de Heer ons in ons dagelijks leven, in onze gewone bezigheden. Simon en zijn mannen zijn hun visnetten aan het spoelen. Jezus kijkt niet naar het geschikte ogenblik. Het is niet het beste moment om iemand aan te spreken als hij met vieze handen, half nat en met de voeten in het water, netten aan het spoelen is. Jezus neemt ons soms op het onverwacht. Als we toch naar Hem luisteren, dan kan het de visvangst van ons leven worden, een gebeurtenis die heel ons leven verandert, zoals het met Simon Petrus is gebeurd.
Simon Petrus was leerling geworden van Jezus, en hij ging verder met zijn beroep van visser. In Jezus’ tijd moest men, om leerling te zijn van een rabbi, verplicht een ambacht uitoefenen. Zo moet Paulus van Tarsus, een jongen van goede afkomst, want hij kan zich Bijbelstudies veroorloven bij de beroemde Gamaliël te Jeruzalem, een ambacht leren om Bijbelleerling te kunnen zijn, en hij wordt tentenwever. Het volstaat immers niet te luisteren naar Gods Woord, je moet het Woord ook in de praktijk overbrengen. Wat de leerling hoorde bij zijn meester, dat trachtte hij waar te maken in het dagelijkse leven, en niets is zo efficiënt als de handenarbeid om wat je gehoord hebt in je diepste zelf te laten bezinken. De rabbi was immers geen verkoper van theorieën, maar een meester van levenskunst. Meester en leerling deden soms samen hetzelfde werk. Zo gaat Jezus ook mee op visvangst, want er moet voorzien worden in het levensonderhoud van de apostelengroep. En als Petrus de belastingen moet betalen voor Jezus en voor zichzelf, dan gaat hij ook nog wel vlug eens een visje vangen (Matteüs 17, 27).
Petrus vindt het dus normaal zijn boot ter beschikking te stellen als Jezus moet spreken tot een grote menigte die zich vergaderd heeft op het strand. Jezus spreekt ons toe uit het bootje van Petrus. Dat spreken vanuit het bootje heeft een dubbele betekenis. Het woord van Jezus komt tot de mensen vanuit het bootje waarmee Petrus zijn brood verdient, vanuit zijn werkgelegenheid. Men is niet apostel naast zijn dagtaak. Het is vanuit ons dagelijks bootje dat God zich tot de mensen kan richten.
Vanaf de eerste christenheid is het bootje van Petrus ook beschouwd als symbool van de Kerk. De Kerk, een bootje in de storm, waar Jezus toch aanwezig is, zelfs al slaapt Hij (Matteüs 8, 24). De Kerk, het bootje waaruit Jezus de wereld toespreekt. De Kerk, het bootje waar Jezus Petrus weer in optrekt als deze, bij gebrek aan geloof, in de zee begint te zinken (Matteüs 14, 30-31). De Kerk, het bootje ook waar Jezus erkend wordt als de Zoon Gods (Matteüs 13, 32).
Inderdaad, in dat bootje kan je plots tot een diepere ontmoeting komen met de Heer, een ontmoeting die gans je leven verandert. De Heer vraagt je dan weleens iets dat paradoxaal is, menselijk onmogelijk. Aan Petrus vraagt Hij het visnet uit te werpen waar er absoluut geen vis zit, zoals een ganse nacht labeur het uitgewezen heeft. Als Petrus, tegen alle menselijke ervaring in, toch ingaat op Jezus voorstel, dan openbaart Jezus zich als de Meester van het onmogelijke, en Petrus ervaart Jezus’ onnoemlijke nabijheid. In die onuitstaanbare proximiteit ervaart Petrus de afstand die hem afscheidt van Christus, hij voelt aan dat hij maar een zondig mens is, niet waardig in Jezus’ nabijheid te toeven. Maar tegelijkertijd weet hij nu dat Jezus op hem rekent. Jezus zegt hem: “voortaan zult ge mensen levend vangen”. Het werkwoord dat Lucas hier gebruikt is niet “vangen”, maar “levend vangen” (zôgrein). Wat wij op elegante manier vertalen: “voortaan zult ge mensen vangen ten leven, voortaan zult ge mensen vangen opdat ze zouden leven”. Het beeld van de visvangst wordt hier omgedraaid: de vis die je uit het water in het bootje trekt moet sterven. De zwalpende mens, die je uit de zee trekt in het bootje van de Kerk, is gered ten leven.
Dat is ons aller apostolische roeping van mensenvissers, mensenredders. Een roeping zijn leven te geven aan God om Gods leven te geven aan de mensen.
Mensen vangen (2016)
Lucas herwerkt de gegevens die hij heeft gevonden bij Marcus. Marcus brengt ons een eenvoudig verhaal. Jezus roept vissers om hem te volgen: 'Kom met mij en ik zal van u mensenvissers maken. Onmiddellijk lieten ze hun netten en volgden hem' (Marcus 1, 17-18). Dat mensenvissen dat erop volgt is verrassend, want 'de hele stad stond aan de deur' (Marcus 1, 33).
Lucas nu herschrijft het verhaal, ditmaal met Simon Petrus op de voorgrond. Daarin distantieert hij zich van Marcus. Volgens Irenaeus, een leerling van St. Polycarpus, zelf leerling van Johannes, heeft Marcus in zijn evangelie de prediking van Petrus te Rome opgeschreven. En juist nergens in dit evangelie, wordt Petrus op de voorgrond gesteld, integendeel. Men kan er als een teken zien van de discretie van Petrus. Zo bijvoorbeeld lezen wij bij Marcus: 'Jezus vroeg zijn leerlingen een bootje voor Hem gereed te houden vanwege de menigte, om niet onder de voet gelopen te worden' (Marcus 3, 9). Lucas echter preciseert: 'Jezus stapte in een van die boten, die van Simon, en vroeg hem een eindje van het land af te varen. Hij ging zitten en vanuit de boot gaf Hij de mensen onderricht' (Lucas 5, 3). We kunnen ons dat tafereel inbeelden. Het strand is er licht hellend en de mensen kunnen er in stijgende rijen gaan zitten. Traditioneel is het bootje van Petrus het beeld van de Kerk. Jezus spreekt tot ons van uit dit bootje.
Jezus zei tegen Simon zijn netten uit te werpen. Simon deed dat in geloof. Hij, de ervaren visser, schikt zich in vertrouwen naar de aanwijzingen van een timmerman van Nazaret: "Meester, de hele nacht hebben we ons al afgetobd zonder iets te vangen. Maar als U het zegt zal ik de netten uitwerpen" (v. 5). Het vertrouwen dat hij in Jezus stelt, resulteert in een wonderbare visvangst, zodat dat Petrus op de knieën valt en zich, met de woorden van Jesaja als zondaar erkent tegenover Jezus, zoals tegenover God (vgl. Jesaja 6,5-6).
Het verhaal van de wonderbare visvangst met het bootje van Petrus is een meer dan een wonderlijke visserservaring van de apostelen. Het wordt bij Lucas een parabel, een allegorische voorstelling die ons iets anders bijbrengt. Bij het einde van het verhaal reikt Jezus er ons de sleutel van aan: 'Wees niet bang. Voortaan zul je mensen vangen' (Lucas 5, 10). Dat bootje met zijn vissers, mensen zoals jij en ik, betekent de Kerk, gewild door God als middel om al de mensen naar zich toe te trekken. De eeuwen door, blijft Christus in het bootje van Simon om de menigte te onderwijzen. Daartoe moet het bootje een beetje afstand houden van de kust (v.3). De Kerk moet een juiste afstand houden van de courante ideeën, de voorbijgaande modes, om aandacht te schenken aan de gezonde leer, zoals Paulus het nog zal herhalen (cf. 2 Tm 4, 3).
De passagiers van het bootje zijn nu de opvolgers van de apostelen en allen die zich inzetten voor de komst van het Koninkrijk van God. Hun inspanningen blijven vruchteloos zolang zij houden op eigen initiatief: 'we hebben de hele nacht gezwoegd en niets gevangen'. Als ze echter ingaan op de oproep van Christus: 'Meester, op uw woord zal ik de netten uitwerpen', worden hun inspanningen beloond boven alle verwachting in. Voor de vruchtbaarheid van zijn zending heeft Jezus, de meester zelf, naar zijn Vader verwezen: 'Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die mij gezonden heeft hem tot mij trekt' (Johannes 6,44). Hij wijst er ons op dat we alles van de Vader te verwachten hebben. Het resultaat van alles wat we ondernemen zal dus evenmin van ons afhangen, maar van ons vertrouwen in God. En zijn vertrouwen in ons geeft ons alle initiatief!