Inhoudstabel
...page... Wiki page pagination has not been enabled.
Jesaja 7, 10-14: Immanuel
De tekst
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Achaz, de koning van Jeruzalem, is bevreesd.
Hij beeft als een boom in de storm.
Twee koningen trekken met hun legers naar Jeruzalem
om de stad te veroveren.
In die tijd zegt God tot Jesaja:
- Ga samen met je zoon naar koning Achaz
en zeg dat hij geen schrik moet hebben.
Hij moet op Mij blijven vertrouwen.
En dat moet je ook tegen Achaz zeggen:
'Vraag aan God om een teken.'
Jesaja gaat naar de koning;
- Je moet aan God een teken vragen, zegt Jesaja.
- Dat zal ik niet doen, zegt de koning,
want ik wil God niet testen.
- Luister, koning van Jeruzalem, zegt Jesaja
Is het niet genoeg om mensen te pesten,
dat u ook nog God moet pesten?
Daarom geeft God u zelf een teken:
Zie, de jonge vrouw is zwanger.
Ze zal een zoon ter wereld brengen.
U zult hem de naam Immanuel geven.
Die naam betekent: God met ons.
Stilstaan bij ...
Achaz
(= hij houdt vast)
Koning van het Zuidelijk rijk (Juda) van 741-721 voor Chr.
Jesaja
(= de Heer redt)
Profeet die leefde rond 735 voor Christus. Hij riep de mensen op zich tot God te keren, zich te bekeren. Hij verzette zich tegen de grote tegenstelling die er was tussen arme en rijke mensen. Hij is ook bekend om zijn woorden van hoop en troost. Hij zag in zijn dromen hoe zijn volk ronddwaalde in het donker, maar hij zag ook uiteindelijk een helder licht schijnen.
In zijn teksten over de Messias zagen christenen later voorspellingen van de komst van Jezus Christus.
Lees meer
Immanuel
(= God-met-ons) - Men ziet in een kind het teken van de nabijheid van God.
Mogelijk gaat het hier om de geboorte van een kind bij een vrouw van Achaz. Maar deze tekst wordt in de joodse traditie al heel lang uitgelegd als de aankondiging van de komst van de Messias.
Matteüs ziet de geboorte van Jezus als vervulling van deze profetie.
Bij de tekst
Immanuelboek
Deze tekst komt uit het zogenaamde Immanuelboek (Jesaja 6-12), een ouder boek dat in het boek Jesaja werd opgenomen en begon met de roeping van de profeet. Dit boek werd geschreven op de achtergrond van de Syro-Efraïmitische oorlog.
God beloofde via de profeet Natan aan David een opvolger. Diens koningschap zal God voor altijd in stand houden. God zal voor hem als een vader zijn en hij zal voor God als een zoon zijn.
Deze profetie van Natan had een enorm impact in de geschiedenis van Israël. In tijden van crisis deden deze woorden uitkijken naar een gezalfde koning uit het huis van David, een Messias, die geluk zou brengen voor het volk.
Historische context
In de tijd van Jesaja was Assyrië een wereldmacht. Op de druk van dat land kwam weerstand: Resin, de koning van Damascus, en Pekach, de koning van het Noordrijk, wilden een coalitie opzetten tegen Tiglat Pileser III, de koning van Assyrië. Hier probeerden ze Achaz, de koning van Jeruzalem, bij te betrekken. Maar die weigerde daarop in te gaan. Daarom besloten Resin en Pekach tegen Jeruzalem op te trekken en het te belegeren.
Koning Achaz was zo wanhopig dat hij zijn zoon offerde aan de afgoden (2 Koningen 16, 3). Maar zo zette hij de belofte van God aan David op het spel. Het is dan dat Jesaja probeerde de koning van Jeruzalem te steunen door te zeggen dat hij niet op menselijke machten moet vertrouwen, maar op God. (Jesaja 7,9). Daarbij deed hij een beroep op de profetie van Natan: 'Zie de jonge vrouw is zwanger en zal een zoon ter wereld brengen, en u zult hem de naam Immanuël geven.' (Jesaja 7, 14).
'God-met-ons'
De evangelisten herkenden elk op hun manier de Messias, waarover Jesaja spreekt, in Jezus van Nazaret.
Matteüs verwijst driemaal in zijn evangelie naar Jezus als Immanuel:
. In het begin typeert hij Jezus als de vervuller van de woorden van de profeet: Immanuel (God met ons). (Matteüs 1, 23)
. In het midden van zijn evangelie, wanneer Jezus zegt: “Waar er twee of drie in mijn naam bijeen zijn, daar ben ik in hun midden” (Matteüs 18, 20).
. Op het einde van zijn evangelie wanneer Jezus zegt:
“Ga en maak alle volken tot leerling, doop hen in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest, en leer hun alles te onderhouden wat Ik jullie geboden heb. Weet wel, Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voleinding van de wereld.” (Matteüs 28, 19-20).