Inhoudstabel
...page... Wiki page pagination has not been enabled.
Optreden van Johannes de Doper
Marcus 1,1-8 // Matteüs 3, 1-12 // Lucas 3, 1-6
De tekst
Praktische info
Bij het materiaal dat u op deze site vindt, hoort een map.
'Bijbel in 1000 seconden' bevat een verzameling van ongeveer 227 fiches die stilstaan bij lezingen in het kerkelijk jaar.
Die map is te verkrijgen via: info aan bijbelin1000seconden.be
of via het: Uitgeverij Halewijn, Halewijnlaan 92, 2050 Antwerpen
Telefoon: 03/210 08 14; Mail: halewijn.uitgaven aan kerknet.be
De fiche die hoort bij Marcus 1, 1-8, bevat:
. De Bijbeltekst, zoals die voorgelezen wordt tijdens de eucharistieviering
. Informatie bij die Bijbeltekst
. De Bijbeltekst die 'Dichter bij de tijd' herschreven werd
. Informatie over de betekenis van deze tekst
. Een herinnering aan het Oude Testament
De fiche die hoort bij Lucas 3, 1-6, bevat:
. De Bijbeltekst, zoals die voorgelezen wordt tijdens de eucharistieviering
. Informatie bij die Bijbeltekst
. De Bijbeltekst die 'Dichter bij de tijd' herschreven werd
. Invloed op het Nederlands
Bij de tekst
Johannes de doper
Lees meer over deze profeet.
De Jordaan
Het woord 'Jordaan' betekent: afdalen, naar beneden stromen.
De Jordaan is de langste en belangrijkste rivier in Palestina. Hij loopt door de drie landstreken ervan (Galilea, Samaria, Judea). De Jordaan stroomt via het meer van Galilea naar de Dode Zee. Die afstand is 113 km in vogelvlucht. Maar omdat de rivier zo sterk kronkelt, is de lengte ervan wel tweemaal zo lang.
Op de Jordaan kan men niet varen, omdat de waterstand teveel wisselt en er een sterk verval is.
Johannes trad op en doopte waarschijnlijk in de buurt van de Jordaan ten Oosten van Jericho, waar de karavaanwegen samenkomen, de plaats ook waar het volk Israël doortrok bij zijn intocht in het Beloofde Land. Johannes laat de mensen dit gebeuren als het ware symbolisch overdoen. Iedereen die zich wilde bekeren, vluchtte bij manier van spreken opnieuw Egypte uit, de plek van de slavernij, en trok opnieuw het Beloofde Land in, de plaats waar alles goed is en iedereen in vrede met God en met elkaar leeft.
Op dit ogenblik plannen touroperators de plaats waar Johannes doopte niet meer in hun circuit. De Jordaan ziet daar bruin. Twee kilometer na de start bij het meer van Tiberias, houdt een aarden dam het verse water tegen, om opgepompt te worden voor gebruik in Israël. Een tweede pijpleiding voert het afvalwater aan van de Israëli's (15 000) die rond het meer wonen. Verder stroomafwaarts komt daar het afvalwater bij van de Israëli's in de Jordaanvallei (15 000), de Palestijnen (60 000) en de Jordaniërs (250 000). Bovendien is de Jordaan een militair belangrijk strategisch gebied...
Bijbel en kunst
P. GARGALLO
De profeet
Pablo Gargallo (1881 – 1934) was een Spaans schilder en beeldhouwer. Hij wordt beschouwd als één van de meest belangrijke Spaanse avant-gardekunstenaars.
Het beeld 'De profeet' (1933) is te zien in het Openluchtmuseum voor beeldhouwkunst Middelheim in Antwerpen.
Suggestie
(C. LETERME in Samuel plus, uitgeverij Averbode, 2009 nr 4)
De kinderen vormen eerst een grote kring.
Geef ze dan instructies om te gaan staan zoals het beeld van de profeet van Gargallo.
Zoek met hen wat deze houding met een profeet te maken kan hebben: laat eerst het beeld ‘spreken’. Informeer de kinderen pas nadien over wat een profeet is.
De voeten staan bijna evenwijdig aan elkaar, met wat ruimte ertussen.
Plaats je voeten zoals het beeld van de profeet.
- Sta je dikwijls zo?
- Hoe voelt het om zo te staan?
(de voeten staan stevig op de grond. Een profeet is duidelijk iemand die niet zweeft.)
Zijn linkerhand houdt een staf vast.
- Ken je mensen die al eens een stok in hun handen hebben?
(bv. Sinterklaas; herder; wandelaars in de bergen; oude mensen die het moeilijk hebben om te gaan, maar toch niet blijven zitten ...)
- Wat doen die mensen met die stok?
- Waarom zou zo’n profeet een stok in zijn hand hebben?
(De staf van de profeet wijst erop dat hij rondtrekt om zoveel mogelijk mensen te bereiken.)
Zijn rechterhand is omhoog gericht.
- Wat zou de profeet met deze houding willen zeggen?
(Hij vraagt met zijn hand aandacht: ‘Mensen, word eens even stil, ik heb je wat te zeggen ...’
Hij wijst met zijn hand naar de hemel en zo symbolisch naar God: ‘God heeft mij gezegd dat ik jullie moest vragen, zeggen ... of ... )
Zijn mond is open.
- Waarom zou de mond van een profeet open zijn?
(Hij gaapt van verveling? Hij wil iets zeggen? Hij laat zijn tanden zien, omdat hij boos is? ...)
- Wat zou een profeet te zeggen hebben?
De kinderen gaan in een kring zitten.
Wat zegt dit beeld over een profeet?
. Hij is realistisch, hij kent zijn wereld (voeten op de grond)
. Hij gaat op stap, hij gaat naar de mensen toe (staf in de hand)
. Hij laat zich door God inspireren (wijst naar omhoog)
. Hij zegt aan de mensen wat God aan hen te zeggen geeft (open mond)
- Kennen jullie profeten?
Jesaja en Johannes de Doper (eventueel vanuit de advent), Jeremia, Elia ...
- Weten jullie wat deze profeten gezegd hebben?
Verdeel de groep kinderen in vijf groepjes.
Elk van hen krijgt de opdracht om informatie te zoeken over ‘profeten in onze tijd’. Kies vooraf een profetische figuur tussen:
Priester Daens, Abbé Pierre (clochards in Parijs), Jean Vanier, Zuster Emmanuelle (vuilnisbelt in Kaïro), Moeder Teresa (paria's in India), Martin Luther King, Mandela, Jan Vermeire (Poverello), Tutu (Verzoening in Zuid-Afrika), Jeanne Devos (India).
Ze maken hiervoor gebruik van materiaal op het internet.
Merk op
Profetische figuren spreken niet alleen met hun mond, maar ook met hun handen!
Suggesties
Kleine kinderen
VERDIEPEN
Waar het hart van vol is ...
Materiaal
Maak een groot hart met vele 'deurtjes' aan.
Zoek prenten van voorwerpen waar kinderen mee bezig zijn: speelgoed, TV, sport ... Knip die uit en plak ze op een papier dat je achter het hart aanbrengt. Als je een 'deurtje' openmaakt kunnen de kinderen zien waar ze mee bezig zijn.
Verloop
Bespreek met de kinderen dat hun hart soms zo vol is, dat er geen plaats is voor Jezus.
Wat kan er weg om voor Hem een plaats te maken?
VERTELLEN
Kleine Levi
(naar: D.A. CRAMER-SCHAAP, Bijbelse verhalen voor jonge kinderen)
Kleine Levi speelt in het zand voor het huis waar hij woont
Ineens loopt hij de kamer binnen.
- Mama, roept hij, kom eens zien: er zijn heel veel mensen op straat!
Ze gaan allemaal naar de rivier! Mag ik ook gaan?
Mama kijkt naar buiten: ze ziet veel mensen op straat.
- Die gaan naar de rivier, de Jordaan, om zich te laten dopen.
- Dopen, wat is dat? vraagt Levi verbaasd.
- Tja, dat is iets wat Johannes de Doper doet.
Hij duwt de mensen onder in het water.
Hij doet dat omdat ze willen tonen dat ze anders willen gaan leven.
Een paar dagen geleden ben ik ook naar Johannes gaan luisteren.
Toen vroeg iemand: 'Hoe moet ik anders worden?'
En Johannes zei:
'Als je twee jassen hebt, moet je er één van weggeven aan wie niets heeft.
En als je voldoende te eten hebt, moet je delen'
- Die Johannes lijkt me een goede man, denkt Levi luidop.
- Maar... nu weet ik nog steeds niet goed wat dopen is."
- Wel, zegt soms gaat er iemand naar Johannes en zegt:
'Ik wil geen verkeerde dingen meer doen.'
Dan zegt Johannes: 'Kom maar mee naar de rivier.
Daar dompelt Johannes hem helemaal onder in het water.
Dat is een teken zodat je weet dat je helemaal opnieuw kunt beginnen:
wat van vroeger is, en wat je verkeerd vond, dat is voorbij.
Dat is dopen.
En daarom noemen de mensen die man Johannes de Doper.
Levi kijkt zijn moeder met grote ogen aan.
- Is Johannes misschien de man die God zal sturen
en waar de mensen op wachten.
- Dat denken heel wat mensen,
maar als ze dat aan Johannes vragen zegt hij:
'neen, dat ben ik niet, dat is iemand anders.
Iemand voor wie ik niet goed genoeg ben
om zijn sandalen los te maken.'
Levi kijkt zijn mama aan.
- Misschien is hij toch de Bevrijder?"
- Neen, neen, hij zegt van zichzelf dat hij dat zeker niet is,
maar hij zegt wel dat de Bevrijder heel gauw zal komen.
Daar moet kleine Levi toch wel even over nadenken.
Hij loopt terug naar buiten en speelt verder in het zand.
DOEN
Om te kleuren
Vertel eerst over Johannes de doper aan de kinderen. (In het A-jaar: het gesprek van Johannes met de farizeeën niet opnemen in het verhaal)
Bezorg hen nadien deze tekening om te kleuren en eventueel ook bij te tekenen.
Grote kinderen
EVEN TESTEN
Stellingenspel
Verdeel de ruimte in twee: een kant voor de juiste stellingen en een kant voor de foute stellingen.
Lees eerst het evangelie voor of verteld het. Confronteer nadien de kinderen met de volgende stellingen. Wie een foute kant koos, laat je verwoorden waarom die precies deze stelling koos. Indien alle kinderen de juiste stelling kozen, vraag je ze een voorbeeld te geven van het woord dat in elke stelling centraal staat (vet gedrukt).
Johannes leeft in de woestijn. Dat is...
O een plaats waar het veel regent.
O een plaats waar mensen kunnen nadenken.
Johannes zegt: Het Rijk van God (typisch voor het evangelie van het A-jaar)
O is van gisteren.
O is van vandaag.
Johannes zegt: 'Je moet je bekeren.' Dat wil zeggen
O op een andere manier gaan leven.
O leren leven zonder vrienden.
De mensen lieten zich dopen in de Jordaan. Met dit doopsel wilden ze zeggen:
O Ik wil met God en de mensen rekening houden.
O Johannes is een groot profeet.
De mensen bekenden hun zonden. Dat zijn ...
O dingen die je fout doet tegenover je medemensen en God
O woorden die mensen moeilijk kunnen uitspreken.
Correctiesleutel
. Johannes leeft in de woestijn. Dat is een plaats waar mensen kunnen nadenken.
(= symbolische betekenis van 'woestijn' in de bijbel)
. Johannes zegt: Het Rijk van God is van vandaag.
(Het realiseren van het Rijk Gods is niet iets wat op de lange baan geschoven moet worden: nu al moet men daaraan werken)
. Daarom moet men zich bekeren. Dat wil zeggen: op een andere manier gaan leven.
(bekeren = zich omkeren, de rug keren naar een leven dat niet beantwoordt aan wat God voor de mensen wil.)
. De mensen lieten zich dopen in de Jordaan. Met dit doopsel wilden ze zeggen: Ik wil met God en de mensen rekening houden
. Ze bekenden hun zonden. Dat zijn dingen die men fout doet tegenover de medemensen en God.
Belangrijk
Zorg ervoor dat in het verhaal dat je vooraf voorleest of vertelt, de stellingen zeker aan bod komen.
Johannes, de voorloper
C. LETERME in Zonneland, uitgeverij Averbode, 2001, nr 14, p. 10.
Lees goed de volgende zinnen.
Kleur telkens het bolletje van het juiste antwoord.
Johannes leeft in de woestijn. Dat is...
O een plek waar het goed is om te leven. (Doe)
O een plaats waar mensen kunnen nadenken. (Maak)
O een plaats waar het veel regent. (Werk)
Johannes zegt:
O Het Rijk van God is van gisteren. (het huis)
O Het Rijk van God is onmogelijk. (de kamer)
O Het Rijk van God is nabij. (de weg)
Daarom moet je je bekeren. Dat wil zeggen...
O op een andere manier gaan leven. (klaar)
O alleen nog met jezelf rekening houden. (net)
O leren leven zonder vrienden. (donker)
De mensen lieten zich dopen in de Jordaan. Met dit doopsel wilden ze zeggen:
O Wat ik altijd gedaan heb, vind ik goed. (aan)
O Ik wil met God en de mensen rekening houden. (voor)
O Johannes is een groot profeet. (met)
De mensen bekenden hun zonden. Dat zijn ...
O dingen die je fout doet tegenover je medemensen en God. (de Heer)
O goede voorbeelden voor andere mensen. (de vader)
O woorden die mensen moeilijk kunnen uitspreken. (de vriend)
Zet de woorden die tussen haakjes achter de goede antwoorden staan, achter elkaar. Dan kun je lezen welke opdracht Johannes had.
...................................................................................................................................................................
Weet je ook wat daarmee bedoeld wordt?
...................................................................................................................................................................
Correctiesleutel
'Maak de weg klaar voor de Heer'
Het verhaal over Johannes opnieuw verteld (B-jaar)
De kinderen stellen zich voor dat ze de evangelist Marcus zijn. Bezorg hen deze illustraties. Die helpen hen op weg om zelf het verhaal van Johannes de doper opnieuw te schrijven.
Ze kippen de illustraties uit, kleven ze op een blanco blad en schrijven hun tekst eronder of ernaast.
TIP
De kinderen kleven tekstballonnen en gedachtenballonnen bij de personen die ze zelf uitkiezen en vullen die in met wat die persoon gezegd of gedacht zou hebben.
SPREKEN MET BEELDEN
Wat doet Johannes?
Vertel eerst het verhaal uit de Bijbel aan de kinderen of lees het voor. (In het A-jaar het gesprek van Johannes de doper met de farizeeën niet opnemen)
Bezorg de kinderen een kopie van deze illustratie.
De persoon die voorgesteld wordt, is Johannes. De kinderen vertellen opnieuw de tekst uit het evangelie, maar passen die aan aan de illustratie die ze te zien krijgen.
Sta stil bij:
- materiaal om te poetsen. (Waarom? Wat moet 'gepoetst’?)
Deze wasproducten blijken verschillende soorten water te zijn (H2O, Jordaan, doopwater)
- duif op de zwabber (Betekenis? Een duif verwijst op religieuze kunstwerken vaak naar de heilige Geest)
- de uit de kluiten gewassen sprinkhaan links op de trolley (Waarom? Johannes at sprinkhanen)
- een emmer met een hartje en een duif (Waarnaar verwijzen ze?)
L.A. op de trolley betekent zoiets als: Adventsreinigingsdienst
Waterdruppels
Teken een aantal waterdruppels op een flap of op een bord. In elk van de waterdruppels schrijf je op (of laat je de kinderen opschrijven) wat je met water kunt doen. (drinken, reinigen, gieten, verdrinken, wassen, douchen ...)
Johannes doopt de mensen die zich willen bekeren, die zich willen keren naar God.
Gedoopt worden met water wilde zeggen: 'ik wil niet meer leven zoals vroeger, ik wil het anders en beter doen, meer zoals God het graag wil.'
Bekijk opnieuw de waterdruppels. De kinderen kleuren die druppels blauw die helpen om het woord 'bekeren' beter te verstaan.
Meer licht!
Materiaal
Papiertjes, schrijfgerei
Verloop
Sta stil bij het feit dat de dagen alsmaar korter worden, dat het buiten steeds donkerder wordt...
- Wat is donker op de wereld?
- Hoe maken wij de wereld donker?
(in de bovenstaande vragen wordt 'donker' symbolisch gebruikt.)
De kinderen schrijven op de papiertjes hoe zij de wereld mee 'donker' maken. Omdat het om een donkere kant van zichzelf gaat, tekenen de kinderen een zwarte rand rond het papiertje.
Vertel dat als we al die 'donkere' dingen laten gebeuren, we elkaar niet mee kunnen zien.
Nodig daarom de kinderen uit om de papiertjes één voor één om te draaien. Aan de achterkant schrijven ze op hoe zij het meer 'licht' kunnen laten worden in die donkere wereld.
Neem dan een aantal papiertjes, en lees de tekst voor met de donkere rand. Keer dan het blad om en lees wat daar op staat. Dat is bekering: wat vroeger donker was in mijn leven, wil ik helemaal anders.
Ik wil meewerken aan een wereld vol licht, een wereld waarin het goed leven is voor iedereen.
Kinderen leren zo dat bekering een ommekeer betekent (toon dat letterlijk met het omkeren van de kaartjes). Die ommekeer houdt meestal in dat men niet alleen meer denkt vanuit het eigen belang, maar ook vanuit het belang van de anderen, de maatschappij, de wereld, God.
VERDIEPEN
Waarom deze tekst?
Ga met de kinderen na waarom men in de kerk deze tekst heeft uitgekozen om in de advent voor te lezen, als ze weten: advent= uitkijken naar de komst van Christus;
De beste voorbereiding om dat te doen is zich te bekeren: zijn rug keren naar al wat niet past in de droom die God met de wereld heeft.
Zoek uit wat God zoal voor de mens 'droomt'.
Gezien God onze handen nodig heeft om die droom te kunnen realiseren, zoeken de kinderen hoe ze dat kunnen doen. Er zijn hiervoor twee grote pistes:
- individueel, in de onmiddellijke omgeving
- als groep, voor mensen verderaf
Wat Johannes zegt
Johannes zegt:
Luister naar het woord van God, bekeer je, laat je dopen, laat zien dat je je bekeerd hebt
Bespreek:
- Wat is het woord van God?
- Waar kun je het horen?
- Doe jij er iets mee in je leven?
- Ken je mensen die er in hun leven iets mee doen?
- Wat is bekeren? (letterlijk: de rug toekeren naar...)
- Kun je er een voorbeeld van geven?
- Wat is dopen?
- Heb je al eens een doopsel meegemaakt?
- Wat is het verschil tussen je eigen doopsel en dat van Johannes? (Het doopsel van Johannes is een teken van bekering en van 'nieuw begin'. Wie in de kerk gedoopt wordt, wil behoren tot de groep christenen. Wie al wat ouder is als hij gedoopt wordt, kan dit doopsel ook ervaren als een nieuw begin.)
De kinderen denken na over hoe ze kunnen laten zien dat ze gedoopt zijn.
ACTUALISEREN
De weg wijzen
Johannes wijst de mensen de weg naar God. Daarom moeten ze zich naar Hem toe keren. Zich be-keren. Ook vandaag zijn er mensen die de weg wijzen.
- Ken jij ook zo'n mensen? Mensen waarvan je zegt:
'Zo zou ik het ook wel willen doen. Nu of later.'
- Ken jij ook mensen die de weg wijzen naar Jezus?
Persoon | Zo wijst hij (zij) mij de weg |
Ouder(s) | ................................................................................................ |
Leerkracht | ................................................................................................ |
Priester | ................................................................................................ |
Jeugdleider | ................................................................................................ |
KEN JE TAAL
Bekeren
Materiaal
Maak een aantal 'borden'. Aan de voorkant staan in zwarte letters dat wat men betreurt, wat men als niet goed ervaart. Bijvoorbeeld: RUZIE, PESTEN...
Zorg ook voor een aantal blanco 'borden', waar je met zwarte stift op schrijft wat de kinderen aanbrengen.
Kleurrijke stiften
Verloop
Toon een aantal borden aan de kinderen.
- Wat vinden jullie van wat op de borden staat?
- Zijn er nog dingen die jullie als niet goed ervaren?
Schrijf die op de blanco 'borden'.
Neem dan alle 'borden' in je hand en vraag aan de kinderen wat ze kunnen doen om wat met zwarte letters op het bord staan ongedaan te maken.
Keer het 'bord' om en schrijf in fel gekleurde letters hoe het anders kan. Bijvoorbeeld: VRIENDSCHAP, VREDE...
Sta hierbij stil bij de handeling die je zelf doet: je keert het bordje om. Zich bekeren gelijkt op: het bordje omkeren zodat men de levenswijze die men afkeurt, de rug toekeert.
Bespreek met de kinderen alle andere bordjes en zoek met hen hoe het anders kan als men zich bekeert.
Keer je om
C. LETERME in Samuel - plus, uitgeverij Averbode 2007, nummer 3
Vooraf
Zorg voor zes gelijkzijdige driehoeken in geel karton (of tekenpapier)
Leg drie driehoeken met de punt omhoog. Teken bovenaan in de punt een sterretje.
Leg drie driehoeken met de punt omlaag. Teken bovenaan in het midden van de zijde een sterretje.
Zorg voor plaklint of zes magneten.
Verloop
Laat een paar kinderen naar voren komen.
Zeg dat ze in een bepaalde richting moeten gaan (bv. naar de deur).
Terwijl ze op weg zijn naar de deur, roep je ze toe: Keer je om'.
Noteer op een flap / een bord het woord 'omkeren'.
Vraag aan de kinderen die naar de deur gingen en zich moesten omkeren wat ze toen dachten.
(bv. 'de begeleider is vergeten iets te zeggen'; 'ik zal een andere opdracht krijgen' of....)
Vraag daarna aan de kinderen wat ze dachten toen ze hun blad moesten omkeren
(bv. 'we zullen iets nieuws doen'; 'we zullen eerst een andere oefening maken' ...)
Noteer rond het woord 'OMKEREN' de belangrijkste woorden die de kinderen hebben vermeld. B.v. ANDERS, NIEUW, ... (woorden van die strekking)
Zoek met de kinderen naar zes verschillende terreinen waarbij men zich zou kunnen bekeren.
(b.v. thuis; school; jeugdbeweging; parochie; sportactiviteit; muziekschool ... of andere)
Verdeel de groep in zes groepjes. Elke groep krijgt een ander terrein. In de groepjes zoeken de kinderen twee punten waarbij men tot 'bekering' kan komen.
De kinderen noteren wat ze gevonden hebben op de gele driehoek die ze gekregen hebben. Ze houden die driehoek zo dat het sterretje bovenaan staat.
Ga hierbij van groep tot groep.
Omdat je als begeleider een zicht hebt op wat de kinderen voorstellen, kun je ze stimuleren om verder te zoeken wanneer je merkt dat de meeste voorstellen in dezelfde richting gaan.
Breng dan de zes driehoeken aan op bord met de tekst naar het bord gericht of leg ze met de tekst onderaan op de grond. Schik ze zo dat je er een ster mee bekomt. Draai dan twee van de zes 'driehoeken' om. Een kind van de groep die de tekst geschreven heeft, leest die voor. Spreek af met de kinderen dat dit de aandachtspunten worden voor de 2e week van de advent. De volgende twee weken doe je hetzelfde met de andere driehoeken van de ster.
DOEN
Verander!
Materiaal
. Tijdschriften, kranten.
. Lijm, flap /groot papier of blanco papieren (om er een plakboek van te maken)
Verloop
'Mensen willen dat de wereld verandert. Ze willen:
Vrede
Herverdeling van rijkdom
Vergeving van fouten
Respect voor mensen en hun bezit
Respect voor de natuur
Rechtvaardigheid
Vrijheid'
Bespreek dit met de kinderen:
- Wat houdt dit in?
- Ken je mensen die daarvoor opkomen?
Daarna schikken ze elk voor zich die waarden in de volgorde die ze voor hen hebben. Eerst komt de belangrijkste, daarna komt de tweede belangrijkste ...
Kinderen die dezelfde waarde als belangrijkste hebben, vormen een groepje dat daarna in kranten of op het internet op zoek gaat naar acties die met die waarde overeenkomen.
Bijvoorbeeld:
als hun belangrijkste waarde respect voor de natuur is, gaan ze op zoek naar organisaties die opkomen voor het milieu, voor dierenbescherming....
Ze knippen foto's of teksten van zo'n actie uit en maken er een collage of een plakboek van.
Als ze geen goede actie vinden, kunnen ze zelf iets ondernemen met hun vrienden.
'Bereid de weg'
Johannes wilde de weg effenen voor Jezus. De kinderen tekenen een weg op een groot stuk papier. Op die weg noteren ze vier dingen waarvan ze weten dat God ze graag wil.
Telkens als de kinderen hiermee in hun leven rekening houden, mogen ze het stukje weg, waar die woorden staan, mooi kleuren.
ACTEREN
Op zoek naar goed nieuws
(Naar Simon 2008, nr 3)
Personages: Tante Eva, neef Robin
Tante Eva is op bezoek bij Robin…
Eva
Ik heb goed nieuws!
Mijn vriendin uit Nederland komt logeren tijdens de vakantie.
Robin
En ik dan? Ik krijg nooit goed nieuws, tante…
Tante Eva is terug thuis
Eva
Ik ga een brief sturen naar Robin.
Maar wat zal ik hem schrijven?
Lieve Robin,
Er komt een dag waarop alle mensen van elkaar houden
Een dag waarop de dieren elkaar niet meer zullen verslinden.
Een dag waarop alle mensen in vrede zullen leven.
Met elkaar, met de natuur en met God.
tante Eva.
Twee dagen later … Robin telefoneert naar zijn tante.
Robin
Ik heb je brief gekregen, tante Eva!
Eva
En? Vind je mijn goed nieuws leuk?
Robin
Het is wel goed nieuws.
Maar ik denk nooit dat dit echt zal gebeuren.
Eva
Maar ik denk dat het al bezig is. Beetje bij beetje …
Weet je wat we doen?
We gaan allebei op zoek.
Telkens als we iets ziet dat op mijn goede nieuws lijkt,
laten we het aan elkaar weten. Oké?
Robin
Akkoord!
Een paar dagen later ...
Tante Eva suft op de PC.
Eva
Hier zie ik dat ze een nieuwe vogelsoort hebben
gevonden op het eiland Réunion.
Ik mail het naar Robin.
Robin hoort de juf op de speelplaats zeggen:
Bravo! Jullie hebben vrede gesloten na jullie ruzie!
Robin
Dat moet ik aan tante Eva vertellen.
Twee weken later.
Tante Eva en Robin zijn nog altijd op zoek naar goed nieuws.
Die dag zijn ze samen op de kerstmarkt.
Eva
Heb je gezien dat steeds meer mensen spaarlampen gebruiken?
Robin
Ja, maar papa zegt dat er weer meer werklozen zijn dit jaar.
GSM rinkelt
Eva
Hé, ik krijg zojuist een berichtje
dat mijn buurvrouw een kindje gekregen heeft.
Dat is goed nieuws!
En toen was het Kerstmis!
Eva
Hé, ik heb nog goed nieuws voor jou vandaag …
Robin
Jouw vriendin is net aangekomen uit Nederland!
BIDDEN / MEDITEREN
Een mini-meditatiemoment
De kinderen zoeken in de ruimte een plekje dat voor hen een stukje ‘woestijn’ is, een plaats waar ze stil kunnen zitten en even nadenken.
Of,
laat de kinderen heel zachte muziek horen zodat ze het stil kunnen maken in zichzelf. Als het weer en de omgeving het toelaten, kun je ze ook even buiten de ruimte laten gaan om een eigen ‘woestijn’-plekje op te zoeken.
Laat ze een hele poos nadenken over hoe ze zich het best kunnen voorbereiden op Kerstmis (niet: welke geschenkjes geef ik …, maar: Hoe zal ik mij bekeren? Wat kan ik voor een ander doen?…)
Daarna zeggen de kinderen wat ze bedacht hebben.
Bespreek kort of ze daar nu al iets van doen.
Eventueel: geef elk kind een kaartje. Daarop schrijven ze welk gedrag ze van zichzelf niet goed vinden. Laat ze dan het kaartje omkeren (vgl. met bekeren) om erop te schrijven hoe het beter kan.
Meditatietekst
Zoals Johannes de doper
Uit: Waar ben je te vinden, adventsbezinning '90 - Kipdorp
Er zijn er niet zoveel
als Jan de doper
die de woestijn aandurven:
de stilte, het alleen staan
en het dorre eenzaam vechten
met de diepste levensvraag:
wat ga ik van mijn leven maken?
God, wat wil je dat ik doe?
Er zijn er niet zoveel
die na de eigen ommekeer
ook ommekeer bij anderen gaan vragen,
en blijven doorgaan,
ook al gaat hun roep verloren
in woestijnen van onbegrip.
met de diepste levensvraag
Er zijn er niet zoveel
als Jan de doper,
zo gelouterd, zuiver van bedoeling
dat het waar was wat hij zei:
ik doe het niet voor mezelf.
Het gaat om Hem die na mij komt.
Het gaat om beter leven met allen.
Van die mensen zegt Marcus:
Hier begint het goede nieuws
van Jezus Christus
werkelijk te worden
Gebed
(A.-D. DERROITTE in Simon, uitgeverij Averbode, 2008, nr 3, p. 16)
Ik droom van een krant, Jezus,
die alleen goed nieuws brengt.
Geen nieuws over natuurrampen,
maar over oplossingen tegen vervuiling
Geen nieuws over oorlog,
maar over vrede in alle landen.
Geen nieuws over ziektes,
maar over geboortes en gezonde mensen.
Ik droom over groot en goed nieuws.
Ik weet dat dat eigenlijk al bestaat...
maar het valt minder op dan slecht nieuws.
Jezus, leer me om dat goede nieuws
op de voorpagina van mijn leven te plaatsen.
Jongeren
ONDERZOEKEN
Een Messias voor iedereen
(Samuel 2007 nr 3, p. 6-7)
Palestina, het land waar Jezus leefde, was in zijn tijd bezet door de Romeinen (net zoals onze streken toen). Hoewel er geen oorlog meer was, was de situatie verre van rooskleurig! De Joden mochten hun
godsdienstige leiders (de hogepriesters Annas en Kajafas) behouden, maar hun macht werd sterk beperkt. Voor de rest waren de meningen erg verdeeld.
Sommige mensen werkten mee met de Romeinen:
A
De tollenaars, zoals Zacheüs, haalden belastingen op voor de Romeinen. Ze mochten meer vragen om zo zelf een loon over te houden. Sommigen misbruikten die mogelijkheid om zichzelf te verrijken.
B
De sadduceeën waren een groep mensen die sterk gekant waren tegen vernieuwingen. Ze dachten dat hun rijkdom het bewijs was dat ze goede mensen waren. Ze lieten de politieke en economische situatie daarom zoals hij was. De Romeinen waren hen eerder goedgezind.
Andere groepen mensen wilden de Romeinen verdrijven uit hun land:
C
De zeloten ( waren fel tegen de Romeinse bezetting en organiseerden het verzet.
D
De essenen, een andere godsdienstige groep, leefde teruggetrokken in de woestijn. Net zoals monniken bestudeerden zij de Bijbel en schreven hem over, zij baden, werkten op het veld, en namen veel reinigende baden. Maar zij waren klaar om oorlog te voeren om zo hun land te bevrijden.
Heel wat joden waren daar eigenlijk niet zo mee bezig:
D
De voornaamste zorg van de meeste joden was om elke dag aan voldoende eten te komen.
Alle Joden verwachtten een Messias, een redder. ‘Hij zal komen’, staat in de Bijbel!
Maar iedereen droomde van een ander soort Messias, volgens zijn eigen dromen …
Zoek op wie wat droomde?
1.
Hij zal alle Romeinen doden!
2.
Dankzij Hem zullen we elke dag te eten hebben.
3.
Hij zal ons land nog rijker maken!
4.
De Messias zal de wereld reinigen.
5.
De Redder zal ons zeggen dat wij volmaakt zijn en dat Hij de anderen zal straffen …
Correctiesleutel
(Oplossing: A3, B5, C1, D4, E2)
ACTUALISEREN
Johannes in de XXIe eeuw
Bekijk goed de bovenstaande illustratie.
- Wie staat erop?
- Wat staat erop?
- Waar zou dit tafereel zich kunnen afspelen?
Als je weet dat de letters L.A. een Spaanse afkorting zijn voor zoiets als 'Adventsreinigingsdienst' dan moet het mogelijk om zelf een nieuwe tekst te schrijven, die de persoon op de illustratie presenteert.
- Wie is hij?
- Wat doet hij?
- Waarom doet hij dat?
Eigen aan de nieuwe tekst zou moeten zijn dat je Johannes (of wordt het John?) laat handelen en spreken in deze tijd met een taal die nu door iedereen kan begrepen worden.
Beluister eerst extra het evangelie van deze dag en begin met de 'vertaling' van elk woord dat je niet dagelijks gebruikt.
Maak dan een nieuwe tekst,
. waarbij je die 'vertalingen' gebruikt
. waarbij je rekening houdt met de tijd van het jaar (advent / Kerstmis)
Overwegingen
Paul Kevers
Johannes treedt op
(P. KEVERS in Samuel Plus, uitgeverij Averbode, 2007, nr 3)
In het begin van de vier evangelies vinden we een verhaal over het optreden van Johannes de Doper. Johannes was een profeet, die zich teruggetrokken had in de woestijn van Juda, aan de oevers van de Jordaan. Hij riep de mensen op om zich te bekeren en om opnieuw te luisteren naar de woorden van de vroegere profeten, zoals Jesaja: 'Bereid de weg van de Heer, maak zijn paden recht!'
Vele mensen gaven gehoor aan zijn oproep. Ze lieten zich dopen in de Jordaan. Dat doopsel was een teken dat ze nieuwe mensen wilden worden en zich wilden voorbereiden op de komst van God in hun leven. Johannes kondigde ook de komst van de Messias aan: iemand die krachtiger was dan hij en die zou dopen met de heilige Geest en met vuur.
Alleen Lucas vertelt bovendien dat drie groepen mensen aan Johannes komen vragen wat zij moeten doen. Johannes geeft hun concrete richtlijnen. 'Deel je bezit en je voedsel met degenen die minder of die helemaal niets hebben.' Aan de belastingontvangers en soldaten zegt hij dat ze geen misbruik mogen maken van hun positie: niemand uitbuiten, niet afpersen.
Johannes' oproep tot bekering wordt zo heel concreet gemaakt. Het is niet moeilijk die oproep te vertalen naar onze tijd. Dat wordt bijvoorbeeld gedaan in de adventsacties van Welzijnszorg.
Frans Mistiaen sj
Bekeer u! Maak de paden recht! (A-jaar /B-jaar)
Op deze tweede zondag van de Advent
treedt Johannes de Doper naar voren.
Zijn oproep weerklinkt vandaag over de stad waar wij wonen,
zoals eertijds over de Jordaanvallei nabij Jeruzalem:
"Bekeer u! Bereid de weg van de Heer! Maak de paden recht!"
Dat betekent dat wij in ieder geval hoopvol mogen uitzien
naar een nieuwe komst van onze reddende God in ons hart,
maar ook dat wij die komst
kunnen voorbereiden en mogelijk maken
door onze innerlijke houding te veranderen, te bekeren.
Misschien denken wij toch wat te vlug
dat wij eigenlijk niet veel bekering nodig hebben.
Maar het is juist tegen de zelfgenoegzaamheid
van diegenen die menen dat zij het eigenlijk nog niet zo slecht doen,
dat vandaag het scherpe verwijt klinkt van de Doper:
"Bekeer u! Het is hoog tijd! De bijl ligt aan de wortel!"
Zijn dreigementen zijn niet bedoeld
om ons te doen ineenkrimpen van schrik,
maar integendeel om ons wakker te schudden.
De goede vruchten mogen nu echt niet lang meer
op zich laten wachten. De tijd dringt!
Wat staat er ons dan nu zo dringend te doen om ons te “bekeren”?
Bekering betekent de dagelijkse aandacht van ons leven
meer keren in drie richtingen,
drie prioriteiten weer centraal stellen:
God, onze eigen eerlijkheid en onze hulp aan de zwakkeren.
Eerst en vooral een ommekeer, weg van onze zelfingenomenheid,
meer naar God toe.
Een verbondenheid dus,
meer met Diegene die ons het echte leven brengt,
dan met de afgoden die bij ons stilaan zijn binnengeslopen.
Johannes wordt voorgesteld als de ‘nieuwe Elia’,
de grote profeet die erin geslaagd was
het Joodse volk terug te brengen van de afgoderij aan Baäl
naar het geloof in de ware God.
Welke zijn dan in onze tijd de moderne afgoden,
die in ons leven zijn binnengeslopen,
en waarvan Johannes ons vandaag wil bevrijden?
Heden ten dage is dat misschien wel
onze overdreven zucht naar onafhankelijkheid en vrijheid.
Op zichzelf zeker een goede eigenschap, maar wij kunnen
de zucht naar autonomie zo gaan overdrijven,
dat die eigen vrijheid een absolute must wordt, een afgod, en dus
een hinderpaal om de trouwe samenhorigheid te beleven
met diegenen die ons graag zien.
Een andere moderne afgod is wellicht het overbenadrukken
van onze eigen rechten, zonder aandacht
voor de plichten of de verantwoordelijkheid die wij hebben
tegenover diegenen met wie wij dagelijks samenwerken.
Of misschien het moderne “doemdenken”,
een gedachtenstroom die op voorhand niet wil aanvaarden
dat er in onze wereld een diepere zin en eenheid zou kunnen bestaan,
maar die zegt zeker te zijn is dat alles zal verdwijnen in het niets.
Van die moderne afgoden wil Johannes ons bevrijden
en hij wil ons terugbrengen naar de enig ware God van ons leven:
naar Diegene die ons telkens opnieuw hoopvol op weg zet
om onze aarde mee om te vormen tot een rijk
waar mensen samenleven in grotere gerechtigheid en vrede.
Wij worden uitgenodigd van ons hart weer een woning te maken
waar die God een ereplaats krijgt.
In de Adventstijd zullen wij dus weer proberen
wat meer tijd te maken voor gebed en evangelielezing,
voor bezinning en overleg met onze God
over de belangrijke beslissingen en opties van ons leven.
Bekering betekent ten tweede
een ommekeer weg van onze leugenachtigheid
terug naar meer eerlijkheid over en in onszelf.
Johannes roept ons op
onze innerlijke kronkelpaden recht te trekken,
de dubbelzinnigheden en de compromissen op te heffen
waarin wij ons de laatste tijd hebben gekronkeld
om ons tweeslachtig gedrag te verrechtvaardigen.
Er komen namelijk wel eens periodes in een mensenleven
waarin men verlangt te proeven van alle mogelijke ervaringen
en dan nog wel terzelfder tijd.
Maar dit leidt onvermijdelijk tot illusies,
tot hypocrisie en tot dubbelzinnigheden.
Johannes herinnert er ons aan
dat een hiërarchie van waarden levensnoodzakelijk is;
dat er dingen in ons leven van allereerste prioriteit zijn,
andere een secundair belang hebben
en nog andere duidelijk bijkomstig blijven.
Wat allerbelangrijkst is, verdient dan ook de meeste tijd en energie:
de liefde in ons gezin, de aandacht voor de kinderen,
de edelmoedige en eerlijke inzet voor ons beroep.
En daarvoor moet desnoods wijken wat secundair is,
onze ontspanning,
of wat duidelijk bijkomstig is, onze individuele pleziertjes.
Alles samen willen beleven en met even grote intensiteit
brengt ons tot dubbelzinnigheid en huichelarij.
Neen, echt leven vraagt keuzes, dus mét prioriteiten en mét grenzen.
Advent is de tijd om onze belangrijke levenskeuzes te vernieuwen,
zodat wij opnieuw gaan handelen
in grotere echtheid en eerlijkheid met onszelf.
Bekering betekent te derde
een ommekeer weg van onze zelfzucht, meer naar de anderen toe.
Johannes roept ons op
goede vruchten van dienstbaarheid voort te brengen.
Dit is de tijd om nieuwe kansen te geven aan armen en kleineren,
om te delen met de zwakkeren uit onze buurt.
Wij zullen Gods paden recht maken als wij opnieuw durven
rechtvaardig zijn, ook tegenover de geringen, diegenen
die weinig kunnen laten gelden om hun rechten te verdedigen.
Dit is de tijd om de mensennood te lenigen
van wie aan de rand gesukkeld is.
In de Advent zal ‘Welzijnszorg’ onze hulp nodig hebben.
Hoe zou God mens kunnen worden onder ons,
als wijzelf niet méér mens worden voor elkaar?
Dit is de bekering, de innerlijke verandering
waartoe Johannes ons vandaag oproept:
ommekeer tot God, ommekeer tot eerlijkheid in onszelf,
ommekeer tot de zwakkeren in onze buurt.
Wij weten het op voorhand: de vreugde van Kerstmis wordt ervaren
door diegenen die zich in deze adventsweken voorbereiden,
niet alleen op een feest van geschenken en lichtjes, maar vooral
op een viering waar de Liefde weer mag geboren worden,
op de eerste plaats in ons eigen hart, en dus ook in onze wereld.
Ons bekeren tot nieuwe echtheid (C-jaar)
De oproep van Johannes de Doper
weerklinkt vandaag over de stad waar wij wonen,
zoals eertijds over de Jordaanvallei nabij Jeruzalem:
"Bekeer u! Bereid de weg van de Heer! Maak uw paden recht!
Heel de mensheid zal Gods redding zien!"
Wat is die ‘bekering’ dan?
‘Bekering’ betekent ten eerste:
een ommekeer, weg van onze zelfingenomenheid,
meer naar God toe.
Een grotere verbondenheid dus
met de echte Levenbrenger van ons bestaan.
Want er zijn afgoden in ons leven binnengeslopen.
Welke zouden de valse goden zijn
die wij in onze tijd nalopen?
Onze overdreven zucht naar onafhankelijkheid misschien.
Of het overdreven benadrukken van onze rechten.
Of soms zelfs dat doemdenken dat de twijfel koestert
en in onze tijd elke diepere zin en eenheid
op voorhand wil uitsluiten.
Johannes wil ons terugbrengen, weg van onze moderne afgoden,
naar een nieuwe verbondenheid
met de enige, de echte God van ons leven.
Wij worden dus uitgenodigd van ons hart
weer een woning te maken waar Hij een ereplaats krijgt.
In de Adventstijd zullen wij weer proberen
wat meer tijd te maken voor gebed en evangelielezing,
voor bezinning en overleg met God
over de belangrijke beslissingen van ons leven.
‘Bekering’ betekent ten tweede:
een ommekeer, weg van onze innerlijke gespletenheid,
meer naar onze eigen echtheid toe.
Johannes roept ons op
onze innerlijke kronkelpaden recht te trekken,
de dubbelzinnigheden en de compromissen op te heffen
waarin wij ons hebben gekronkeld
om ons gedrag te rechtvaardigen,.
Hij nodigt ons uit terug te durven keren
naar eerlijkheid over en in onszelf.
Alles willen beleven en dan nog wel terzelfder tijd, is een illusie.
Neen, in het leven zijn sommige dingen van allereerste prioriteit,
andere die een secundair belang hebben
en nog andere die duidelijk bijkomstig zijn.
Wat allerbelangrijkst is, verdient dan ook de meeste tijd en energie:
de liefde in ons gezin, de aandacht voor de kinderen,
de edelmoedige inzet voor ons beroep.
En daarvoor moet desnoods wijken wat secundair is:
onze ontspanning en individuele pleziertjes.
Met een even grote intensiteit alle soorten ervaringen
samen willen beleven, brengt ons onvermijdelijk
tot chaos, hypocrisie en dubbelzinnigheden.
Echt leven vraagt voortdurend keuzes
en dat betekent “prioriteiten stellen” en “grenzen aanvaarden”.
Advent is de tijd
om onze fundamentele levenskeuzes te vernieuwen,
zodat wij opnieuw gaan leven
in grotere echtheid en eerlijkheid met onszelf.
‘Bekering’ betekent ten derde:
een ommekeer weg van onze zelfzucht,
meer naar de echte anderen toe, naar onze heel concrete naasten.
Dit is de tijd om nieuwe kansen te geven aan armen en kleineren,
om te delen met de zwakkeren uit onze buurt.
Hoe zou God mens kunnen worden onder ons,
als wijzelf niet méér mens worden voor elkaar?
Wij zullen Gods paden recht maken
als wij opnieuw durven rechtvaardig zijn,
ook tegenover de geringen, ook tegenover diegenen
die weinig kunnen laten gelden om zich te verdedigen.
Dit is de tijd om de mensennood te lenigen
van diegenen die aan de rand gesukkeld zijn.
In de Advent zal "Welzijnszorg" onze hulp nodig hebben,
om samen “de armoede weg te werken”.
Wij weten het op voorhand:
de vreugde van Kerstmis zal worden gevoeld door diegenen
die zich in deze adventsweken voorbereiden
niet zozeer op een feest van geschenken en lichtjes,
maar op een viering van de nieuwe geboorte van de echte Liefde,
eerst en vooral in ons hart, en dus ook in onze wereld van vandaag.
Marc Gallant, monnik te Orval
Overweging 1 (A-jaar)
In profetische stijl richt Johannes de Doper zich in één trek tot de priesterkaste van de Sadduceeën en tot de Farizeeën, de geestelijke lekenleiders van het volk. 'Adderengebroed', sneert hij. Dat is echt geen 'captatio benevolentiae', geen 'bede om een gunstig gehoor' waar de Latijnse redenaars van hielden om de luisteraars voor hun betoog te winnen. Hij schopt tegen heilige huisjes. Hij bedreigt met de toorn van God, niets minder dan dat, terwijl de Joden dachten dat God zijn toorn alleen tegen de heidenen richt. Johannes kan zich dit permitteren. Matteüs schildert hem immers af als een tweede Elia: 'Hij droeg een ruwe mantel van kameelhaar met een leren gordel; hij voedde zich met sprinkhanen en wilde honing” (cf. 2 Koningen 1,8). En Elia nam nooit een blad voor zijn mond …
Er moet evenwel wel een reden zijn om de 'zonen van Abraham' uit te maken voor 'zonen van het serpent', 'zonen van de duivel'. Zoals de profeten die hem voor zijn geweest, hekelt Johannes de hypocrisie van een louter uiterlijk religieus gedrag (cf. Amos 5,21-27; Jesaja 1,10-20; 29,13-14; Jeremia 7.1-8,3). Het is diepgaand leugenachtig. De godsdienst herleiden tot het onderhouden van door de Wet voorgeschreven geboden, leidt gemakkelijk tot een zelfgenoegzame houding waar men zich afdekt door het onderhouden van voorschriften. Het kan zelfs verworden tot de misprijzende zelfzekerheid van het moordbereid godsdienstfanatisme.
Je komt er niet klaar mee door bij jezelf te zeggen: “Wij hebben Abraham als vader” (Matteüs 3,9). Wanneer de joden die zelfgenoegzame uitdrukking nog eens bij Jezus aanhalen (Johannes 8, 39), krijgen ze hetzelfde verwijt van leugenachtige hypocrisie te horen: 'U bent zonen van de duivel… Vanaf het begin stond hij de mens naar het leven … hij is een geboren leugenaar' (Johannes 8,44).
Zo worden we van de aanvang af geplaatst voor de allereerste vereiste van het evangelie: zich in waarheid tegenover God te stellen. Onze godsdienstige houding moet authentiek zijn. Zelfs als het van God ontvangen is, kan het geloof verworden tot een valse zelfverzekering. Johannes ontkracht deze illusie terstond: “Wie heeft jullie wijsgemaakt dat je veilig bent voor het komende oordeel?”. Bekering is de voortdurende invraagstelling om zich in waarheid tegenover God te plaatsen.
De primordiale bekoring van de mens, is zich naar zichzelf toe te keren in plaats van naar God. De mens is wel geen zonnebloem, maar uiteraard een zich naar God wendende ‘godsbloem’. Wanneer Jezus zegt: 'Wie het Koninkrijk van God niet ontvangt als een kind, zal het beslist niet binnengaan” (Marcus 10,15), drukt Hij de houding uit van ‘ommekeer’, 'bekering'. Om te overleven is een kindje totaal afhankelijk van zijn ouders. Tegenover God zijn we in een conditie van totale afhankelijkheid. Alles wat we zijn hebben we gratis van Hem gekregen, te beginnen met onze vrijheid die ons maakt tot zijn beeld.
Genade is nooit een beloning voor een verdienste. Het vraagt een héle ommekeer om dat werkelijk te geloven. Die bekering ligt aan de basis van een echte godsontmoeting. Op een of andere manier zit het in ons ingebakken dat we iets krijgen omdat we dat verdiend hebben, omdat we daar recht op hebben. Niets kan duidelijker maken dat het vertrekpunt bij de ander ligt, en niet bij ons, dan wanneer iets gratuit is en geen beloning. Gratuïteit wendt ons naar de gevende bron. Bekering is bewust aanvaarden alles van God te ontvangen.
Bekering maakt een mens dan ook vrij om zijn antwoord vanuit dezelfde houding te formuleren. Zijn antwoord, zijn inzet, is niet bedoeld om iets af te kopen. Gratuïteit roept vrijheid op: het gaat om een keuze die met liefde te maken heeft. We moeten als mens opgeven om God te willen inhalen met onze liefde. God is altijd eerst en die plaats staat Hij nooit af. Onze liefde is steeds wederliefde, vreugde voor de gaven die Hij ons in handen geeft.
De bekering, dit ons steeds weer, als een ‘godsbloem’, naar God wenden, is het startpunt dat ons voorbereidt op de komst van Jezus. Hij komt ons melden dat God liefde is, Gratuïteit. Buiten die houding vallen we steeds terug in egocentrische zelfgenoegzaamheid waar God de toeschouwer van mag zijn.
Overweging 2 (B-jaar)
In deze adventstijd wachten we op God. Maar ook God wacht op ons. Hij laat het ons zeggen door Johannes de Doper: Hij verwacht onze bekering. Johannes de Doper, als een reus die al de profeten torst die er vòòr hem gekomen zijn, heeft het voorkomen van Elia, hun boegbeeld, de hevigste onder hen: “met een ruwe mantel en een leren lendenschort” (2 Koningen 1,8).
Deze Elia had een dubbele bekering nodig gehad. Hij was keihard begonnen met, in naam van God, 450 profeten van Baal de keel over te snijden (1 Koningen 18,22;40). Maar hij had daarna moeten leren dat God niet is “in de storm die de bergen splijt en de rotsen breekt, noch in de aardbeving, noch in het vuur, maar in de bries van een fijne stilte” (1 Koningen 19, 11-13). Hij moet zich eerst bekeren tot die stilte, en er het hart van zijn wezen terugvinden, om zich te keren tot God die hem dan een zending kan geven, zodat hij moet terugkeren langs dezelfde weg van waar hij gekomen was (1 Koningen 19, 15-17). In die tweede bekering gaat men dezelfde weg, maar men doet het anders, nu men gekeerd is tot God in plaats van tot zichzelf.
De bekering die Johannes de Doper verkondigt is ook dubbel voor de mensen van onze tijd. In een levenscontext van lawaai, gejaagdheid, stress en angst, verliezen vele mensen de kern van hun ‘zelf’. De verslaafdheid aan de media werkt centrifugerend, doet leven buiten zichzelf en ledigt de mens van zichzelf. De stilte wordt dan reden tot paniek omdat ze in de schrikwekkende leegte van zichzelf doet vallen. Zo eindigt men met zichzelf te onderschatten en te misprijzen, alle zelfzekerheid te verliezen en zich niet meer beminnenswaardig te achten. Stress en depressie staan voor de deur.
Dan doet de nood zich voelen tot een eerste ‘bekering’, waar men zichzelf kan terugvinden, waar men kan komen tot zijn echte ‘zelf’. Daarom voelen velen zich aangetrokken tot de stilte en de sereniteit buiten het levensgewoel. Zij gebruiken middelen die daartoe kunnen helpen: yoga, zen, meditatietechnieken, jogging, sport, zwemmen ... Maar men moet eerst tot zichzelf te komen als volwaardig persoon om zich tot God te kunnen wenden. Niet zonder reden zegt sint-Bernardus dat de eerste graad van de liefde tot God erin bestaat zichzelf te beminnen: zich te erkennen als een beminnenswaardig persoon, want bemind door God zelf.
Na zich eerst tot zichzelf gekeerd te hebben en zijn diepste zelf gevonden te hebben, kan men zich nu vanuit zichzelf naar God toekeren. Meer geen enkele techniek geeft ons toegang. Onze technieken van relaxatie en concentratie brengen ons enkel tot de drempel van de ontmoeting. Ze laten ons toe ons beter te zien in onze toestand van vrije en verantwoordelijke wezens, maar ook in de precariteit van onze beperkingen en leven buiten God. En zo brengen ze ons tot de mogelijkheid een stap te zetten naar de tweede bekering. Dat is de bekering waar het evangelie over spreekt.
Twee Griekse werkwoorden drukken er deze bekering uit: “metanoiein” - veranderen van mentaliteit, en “epistrefein” - rechtsomkeer maken, van richting veranderen, een nieuwe weg opgaan. Ze drukken een radicale verandering uit van de relatie God-mens et mens-God. “Het is voortaan leven met de voeten in de hemel en het hoofd op aarde”, zou sint-Bernardus zeggen: alles beleven vanuit Gods standpunt. Al onze vitale krachten zijn nu naar God gekeerd en door Hem omgeven. Het hart ziet God in een nieuw licht. Het keert zich tot God als tot iemand die liefde is. Wanneer Jezus roept om Hem te volgen verandert die persoonlijke relatie heel het leven. Kortom, de bekering doet leven in het licht van een intieme ontmoeting waar men zich voorgoed bemind weet. De bekering zal dan ook een durende groei betekenen: “Onze innerlijke mens vernieuwt zich van dag tot dag” (2 Korintiërs 4,16).
Als de mens zich tot God keert, dan is het omdat God het initiatief genomen heeft zich tot de mens te keren: in Jezus biedt Hij aan de mens het doopsel in de Geest aan om te leven in de levensgemeenschap die Hij aanbiedt. Johannes de Doper belooft de gave van de Geest die de bekering bevestigt. Een totale levensgemeenschap met Christus wordt er ons gegeven: “Weet u niet dat wij die gedoopt zijn in Christus Jezus, zijn gedoopt in zijn dood? We zijn door de doop in zijn dood met hem begraven om, zoals Christus door de macht van de Vader uit de dood is opgewekt, een nieuw leven te leiden” (Romeinen 6,3-4; cf. Jo 3,5) : een leven in Gods liefde.
Overweging 3 (C-jaar)
In deze adventstijd, waarin we de komst van Christus verwachten, neemt Johannes de Doper als voorloper van de Messias, een grote plaats in. Twee zondagen na elkaar treedt hij op de voorgrond.
Wie is hij, en welke is zijn boodschap? Meer dan Marcus en Matteüs tracht Lucas daar een nauwkeurig antwoord op te geven.
Om te beginnen zal hij Jezus’ doopsel maar aanhalen na vermeld te hebben dat Johannes gevangen gezet is. Daarmee laat Lucas ons verstaan dat Jezus’ doopsel niet de bekroning is van de prediking van Johannes, maar het begin van een nieuw tijdperk, de Jezustijd. Johannes is niet een figuur die hoort bij de periode van de voltooiing : hij behoort nog bij de profeten. Zijn optreden bestaat erin een “doopsel van bekering tot vergeving van de zonden” aan te kondigen. Zoals Jesaja het had voorzegd bereidt hij een weg voor, de weg van Jezus, die de eerste christenen eenvoudigweg “de Weg” zullen noemen.
Vandaag horen we hoe Lucas, naar het voorbeeld van de Griekse geschiedschrijvers, met een zekere plechtigheid Johannes situeert in zijn historisch kader. Hij wil de verkondiger van Christus’ komst plaatsen in de geschiedenis van de mensheid. Door de keizer te vermelden, zijn prefect, de drie viervorsten en de twee hogepriesters, onderlijnt hij de buitengewone draagwijdte van de gebeurtenis op wereldvlak.
Na hem in de geschiedenis te hebben gesitueerd, komt Lucas tot de dieptedimensie van Johannes’ optreden. Johannes is een profeet. Hij komt niet alleen de profetie van Jesaja vervullen, maar tevens de voorspelling die zijn vader Zacharias, “vervuld van de Heilige Geest” (Lucas 1,67), uitgesproken heeft bij zijn geboorte: “En jij, kind, jij zult genoemd worden : profeet van de Allerhoogste, want voor de Heer zul je uit gaan om de weg voor hem gereed te maken, en om zijn volk bekend te maken met hun redding door de vergeving van hun zonden” (Lucas 1, 76-77).
Volgens Joodse opvatting heeft God de Wet, (de ‘Thora’, de eerste vijf boeken van de Bijbel), tot naleving voor zijn volk aan Mozes gegeven. Wanneer het volk afwijkt van de Wet, stuurt God profeten om bekering te preken en het volk terug te brengen tot de liefdesverhouding, die het in de woestijn beleefde met zijn God. Die veertig jaar dat het volk in de Sinaïwoestijn onder de bescherming van God rondtrok en in tenten of hutten verbleef, werden als idyllisch gezien en dan ook ieder jaar herdacht bij de ‘Soekot’ of Loofhuttenfeest dat zeven dagen duurde. Volgens het gebod diende men dan in een loofhut of tent (Hebreeuws: soeka, meervoud: soekot) te verblijven en er de Thora, Gods Woord, te studeren. Jaarlijks werd het dus een symbolisch klein verblijf in de woestijn, luisterend naar Gods Woord. ‘Woestijn’, in het Hebreeuws ‘midbar’, betekent immers ‘geboorteplaats van het Woord’ (‘mi’ is het voorvoegsel van oorsprong en ‘dabar’ betekent ‘woord’), de plaats waar Gods Woord in het hart geboren wordt.
Het is dan ook in de woestijn dat God zich tot Johannes richt. In de lijn van de profeten zal het zijn zending zijn de mensen tot inkeer te brengen. De engel die aan zijn vader Zacharias zijn geboorte aankondigde had die zending beschreven als volgt: “Hij zal voor Hem uit gaan in de geest en de kracht van Elia, om het hart van de vaders te bekeren naar de kinderen, en ongehoorzamen tot de houding van rechtvaardigen, en zo voor de Heer een volk in gereedheid te brengen” (Lucas 1, 17).
Het is opmerkelijk dat de bekering begint met de verzoening binnen de familie. Zo had immers ook Maleachi de zending voorzien voor Elia (Maleachi 3,23-24). De bekering vraagt een menselijk draagvlak. Zich bekeren is ophouden zich naar zichzelf toe te keren: zich keren naar de andere toe. En dat begint in de relaties met wie het dichtst bij zijn : we hebben daar de beste toetssteen van ons egocentrisme. Het blijft steeds moeilijk in harmonie te zijn met God als de menselijke verhoudingen verwrongen zijn. Het volk tot God bekeren begint met binnen het volk, en eerst binnen de families, de menselijke relaties te herstellen. Heeft God juist geen tien woorden van leven gegeven om te leiden tot deze harmonie in de samenleving?
Zoals Jezus gesteund heeft op het dubbele gebod van de liefde, vraagt ook Johannes een dubbele bekering. De bekering die leidt naar God, leidt ook naar de menselijke gemeenschap. Tegen de gebruikelijke logica in zijn het hier de vaders die zich (be)keren tot hun kinderen, zijn het de ouders die de eerste stap zetten tot de verzoening: het is een teken van wijsheid. En misschien ziet Lucas hier in de kinderen de jonge christen generatie die de ouders verontrust door de vrijheid die ze neemt tegenover het keurslijf van de joodse observanties.