Inhoudstabel
...page... Wiki page pagination has not been enabled.
Matteüs 22, 1-14: De onwillige genodigden
Matteüs 22, 1-14 // Lucas 14, 16-24
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1637)
Jezus gaf nog een voorbeeld om uitleg te geven over Gods nieuwe wereld. Hij zei: ‘Een koning geeft een groot feest, omdat zijn zoon gaat trouwen. Hij geeft zijn knechten de opdracht om de gasten voor het feest op te halen. Maar de gasten willen niet komen.
Dan stuurt de koning andere knechten naar de gasten, met de boodschap: ‘Luister, de maaltijd staat klaar. De koeien en stieren zijn geslacht en alles is klaar. Kom naar het feest!’ Maar de gasten luisteren niet. Ze gaan andere dingen doen. Sommigen gaan naar hun land om te werken. Anderen gaan naar hun winkel. En weer anderen grijpen de knechten van de koning. Ze slaan hen en vermoorden hen.
Dan wordt de koning erg kwaad. Hij stuurt zijn soldaten om de moordenaars te doden en hun stad in brand te steken.
Daarna zegt de koning tegen zijn knechten: ‘Alles is klaar voor het feest. Maar de gasten zijn het niet waard om te komen! Ga daarom nu het land in, en nodig iedereen uit die je tegenkomt.’
De knechten gaan het land in. Ze nemen iedereen mee die ze tegenkomen. Goede mensen en slechte mensen door elkaar. Zo komen er veel gasten op het feest.
De koning komt bij de gasten kijken. Hij ziet een man die geen feestelijke kleren draagt. De koning zegt: ‘Zeg vriend, hoe kun je hier komen zonder feestelijke kleren?’ De man weet niet wat hij moet zeggen. Dan zegt de koning tegen zijn dienaren: ‘Bind hem vast aan zijn handen en voeten, en gooi hem naar buiten. Breng hem ver weg, naar de donkerste plaats, waar iedereen huilt van ellende en spijt.’’
Toen zei Jezus: ‘Zo zal het ook zijn met de nieuwe wereld. Daar zijn veel mensen voor uitgenodigd. Maar er zijn weinig mensen die er echt bij horen.’
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Opnieuw zei Jezus tegen de hogepriesters en de oudsten van het volk:
‘Het rijk van God kun je vergelijken met een koning
die een groot feest gaf bij het huwelijk van zijn zoon.
Hij stuurde zijn dienaren uit om de gasten te herinneren aan het feest.
Maar ze wilden niet komen.
Later stuurde hij andere dienaren.
Die moesten aan de genodigden zeggen:
“De koning heeft voor de maaltijd gezorgd.
Alles staat klaar. Kom naar het feest.”
Maar de genodigden trokken zich niets aan van die uitnodiging.
De ene zei: ‘Sorry, ik moet naar mijn akker gaan.’
Een ander zei: ‘Ik kan mijn zaak niet alleen laten.’
En nog anderen grepen de dienaren van de koning vast,
mishandelden en doodden hen.
Toen de koning dat hoorde, werd hij heel kwaad.
Hij stuurde zijn soldaten om die moordenaars te doden
en hun stad in brand te steken.
Dan zei hij tegen zijn dienaren: “Het bruiloftsmaal is klaar,
maar de genodigden waren het niet waard.
Ga nu dus naar de kruispunten van de wegen,
en nodig iedereen die je maar tegenkomt uit
om naar het bruiloftsfeest te komen.”
Die dienaren deden dat
en brachten iedereen mee die ze tegenkwamen: slechten en goeden.
En de bruiloftszaal liep vol met gasten.
Dan kwam de koning binnen. Hij zag de gasten en merkte op
dat iemand geen bruiloftskleding droeg.
Hij ging naar hem toe en zei:
“Vriend, hoe ben je hier binnengekomen zonder bruiloftskleding?”
De man wist niet wat hij moest zeggen.
Dan zei de koning tegen de dienaren:
“Bind hem aan handen en voeten
en werp hem in de diepste duisternis.”
Daar zal veel gejammer zijn en tandengeknars.
Want: velen zijn geroepen, maar weinigen zijn uitgekozen.’
Stilstaan bij ...
Gelijkenis
Een gelijkenis is een kort verhaal waarbij men een waarde, een begrip, plaatst naast een concreet gegeven dat erop gelijkt en het helpt te begrijpen.
Het woord ‘gelijkenis’ wordt in Vlaanderen vaak vervangen door ‘parabel’.
Hogepriesters
Een hogepriester stond aan het hoofd van de priesters en de levieten, de tempeldienaren. Hij was ook de voorzitter van het Sanhedrin, de Grote Raad, het hoogste Joods gerechtshof dat besliste over wereldlijke en geestelijke zaken.
Van 18-36 na Christus was Kajafas hogepriester in Jeruzalem. Hij was de schoonzoon van Annas, die hogepriester was van 5-15 na Christus. Annas was een hogepriester met veel invloed en gezag, ook na zijn ambtstermijn. Dit is wellicht de reden waarom in het evangelie sprake is van hogepriesters.
Oudsten van het volk
De oudsten waren de hoofden van de belangrijkste families bij de joden. Zij hadden een leidinggevende positie in Israël en zetelden in het Sanhedrin, het joodse gerechtshof.
Rijk der hemelen
Dit Rijk heeft te maken met een levensstijl waarbij men ruimte geeft aan het woord van God. Dit Rijk heeft niets te maken met het materiële noch met succes, of met werelds machtsvertoon. Op dit punt botste Jezus op onbegrip en verzet bij zijn leerlingen en bij de mensen. Want die dachten dat bij de komst van het Rijk van God de Romeinse bezetter verdreven zou worden.
Volgens het toenmalig joodse gebruik spreekt Matteüs uit eerbied voor God over het ‘Rijk der hemelen’ wanneer hij het ‘Rijk van God’ bedoelt.
Bruiloft
Toen Jezus leefde, was een bruiloft een vrolijk gebeuren, waar het hele dorp gedurende acht dagen deel aan had.
In de Bijbel zegt een bruiloft iets over de relatie / de verbondenheid tussen God en zijn volk. Het feest is er een beeld voor het Rijk van God.
Uitnodigen
In het nabije Oosten nodigt men bij een groot feest de gasten tweemaal uit: eerst met een vooraankondiging en dan nog eens bij de aanvang van het feest.
In brand steken
Wellicht een verwijzing naar de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70, een gebeurtenis die plaatsvond voordat Matteüs zijn evangelie schreef.
Dienaar
Dienaren waren meestal slaven. De Bijbel kent twee soorten dienaren:
. vreemdelingen die gekocht werden of tijdens een oorlog buitgemaakt waren.
. joodse mensen, die verkocht werden of zichzelf verkochten, om hun schulden te kunnen betalen.
Ze waren werkzaam in bouwprojecten of deden dienst in huizen van rijke mensen.
Met de eerste groep dienaren bedoelde Jezus de profeten uit het Oude Testament. Met de tweede groep bedoelde Hij zijn volgelingen.
Bruiloftskleed
In het Oosten gaf men feestkledij bij het begin van een feest, zodat de gasten zich niet onwennig zouden voelen in hun gewone kleren. In deze parabel wordt dit kleed het beeld voor de ingesteldheid in het Rijk van God (naastenliefde - Mt. 25,40) Wie dit kleed niet draagt, weet dus niet hoe hij zich moet gedragen in het Rijk van God.
Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren
Deze zin kan ook vertaald worden als: ‘Velen zijn de geroepenen, weinig de uitverkorenen.’ Geroepenen = de heidenen (Grieken, Romeinen...); De uitverkorenen = het joodse volk.
Bij de tekst
Context waarin Matteüs deze parabel schreef
Matteüs schrijft dat Jezus deze parabel en ook de parabels die de vorige zondagen werden voorgelezen, vertelde in de tempel te Jeruzalem. Hij debatteerde er met de hogepriesters en de oudsten en verweet hun ongeloof.
In deze parabel
. verwees Jezus met de eerste groep dienaren naar de profeten uit het Oude Testament. Die werden afgewezen.
. bedoelde Jezus met de tweede groep dienaren zijn eigen volgelingen. Toen Matteüs zijn evangelie schreef waren er al verschillende de marteldood gestorven.
. De stad die in brand gestoken wordt herinnert aan de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinen in 70 van onze tijdrekening.
. Het einde van de parabel maakt duidelijk dat de boodschap van Jezus is er voor alle mensen, niet alleen voor de joden.
Parabel in een parabel
Met de kleine toegevoegde parabel maakt Matteüs duidelijk dat wie op de uitnodiging van God ingaat, een passend kleed moet dragen. Een beeld voor: van harte meedoen met wat God wil. Want ook christenen kunnen inconsequent zijn. Het is niet genoeg uitgenodigd te zijn, men moet ook een leven leiden dat ligt in de lijn van het rijk van God.
Een parabel...
... informeert over God en zijn Rijk
De gastheer is het beeld van God die alle mensen, zonder uitzondering, tot zijn ‘Rijk’ uitnodigt.
... roept op
om 'feestkleding' aan te trekken, te zorgen voor een aangepaste levenshouding.
Parallelle tekst in het jodendom
(Talmoed-traktaat ‘Sjabbat’ - 153a)
"Een koning nodigde eens gasten uit voor een maaltijd. Hij zei: ‘Ga, was en reinig je, onderzoek en was je kleren en bereid je voor de maaltijd. Maar hij zei niet tegen wanneer de gasten werden verwacht.
Wie verstandig was ging naar de poort van het paleis en liep daar op en neer en dacht: bij een koninklijk paleis is alles in orde.
Wie dom was trof geen maatregelen, gaf geen aandacht aan het woord van de koning en dacht: ik zie wel. Er bestaan geen etentjes zonder voorbereiding en zonder dat men verwittigt. De kalkwitter ging naar zijn kalk, de pottenbakker naar zijn potten, de smid naar zijn aambeeld en de wasser naar zijn wasserij.
Toen gaf de koning het teken dat iedereen naar de maaltijd moest komen. Sommige kwamen keurig uitgedost, anderen kwamen in hun werkkledij. De koning was blij dat wie verstandig was zijn bevel had opgevolgd en zo respect had getoond voor zijn paleis. Maar hij was kwaad op wie dom was, omdat die niet naar zijn bevel hadden geluisterd en zijn paleis hadden verontreinigt. Hij zei:’ Wie zich op de maaltijd heeft voorbereid mag komen en ervan genieten. Wie zich er niet voorbereid heeft, mag niet van de maaltijd eten. De eersten zullen eten en drinken, de anderen moeten gaan. Ze zullen met stokken geslagen worden en pijn lijden."
Bijbel en kunst
Willy FRIES
Het grote gastmaal (1965)
Op de blauwe vloer ...
Een groep mensen wendt zich af van het feestgebeuren. Ze zijn goed aangekleed: lange jassen, hoeden.
Eén van de witte figuren (Jezus) rond de grote ronde tafel, baadt in het licht van de volle maan, staat recht en deelt brood met de persoon naast Hem. Met zijn linkerhand neemt Hij een beker.
Op de groene vloer ...
Onder de tafel is een groep mensen te zien van alle rassen. Ze bevinden zich in het licht. Hand in hand of met opgestoken armen gaan ze in de richting van de grote tafel.
Op de rode vloer ...
Buiten het licht van de maan, probeert een aantal mensen zich op te richten en in beweging te komen.
Suggestie
(Geïnspireerd door: Echo 1 Handleiding, Uitgeverij Peckmans, p. 69)
Dit schilderij valt uiteen in drie delen:
De figuren op een blauwe vloer
- Wat valt op bij deze figuren?
- Hoe zijn ze gekleed?
- Hoe staan ze tegenover het gebeuren op het kunstwerk?
- Welke genodigden uit de parabel herken je?
- Wat 'zeggen' ze met hun houding?
De figuren op een rode vloer
- Wat valt op bij deze figuren?
- Hoe zijn ze gekleed?
- Hoe staan ze tegenover het gebeuren op het kunstwerk?
- Wat houden sommigen vast in hun handen?
- Welke genodigden uit de parabel herken je?
- Wat 'zeggen' ze met hun houding?
De figuren op een groene vloer
- Wat valt op bij deze figuren?
- Hoe zijn ze gekleed?
- Hoe staan ze tegenover het gebeuren op het kunstwerk?
- Wat hebben sommigen in hun handen vast?
- Welke genodigden uit de parabel herken je?
- Wat 'zeggen' ze met hun houding?
Suggesties
Kleine kinderen
VERDIEPEN
Naar een feest gaan
- Hoe zijn je papa / mama gekleed als ze naar een feest gaan?
(In kleren waarmee ze het huis schoon maken of opknappen of waarmee ze in de tuin werken?)
- Hoe ben jij dan gekleed?
(Nieuwe kleren? Kleren die je nog bijna niet gedragen hebt?
Met die mooie / nette / nieuwe kleren laat je zien dat je het fijn vindt om naar het feest te gaan. Je maakt je mooi voor wie het feest organiseert.)
Jezus zegt dat je het rijk van God kunt vergelijken met een feest, waarop iedereen welkom is. Maar als je naar dat feest gaat, dan moet het ook feest in je hart zijn.
DOEN
Tekening: de grote tafel
De kinderen tekenen op een blad een grote tafel. Aan die tafel tekenen ze alle mensen die op het grote feest uitgenodigd zijn.
VERTELLEN
Het grote dierenfeest
(C. LETERME, Een parel voor elke dag, Uitgeverij Averbode, 2007, p. 94)
Lang geleden zag een man
dat sommige dieren elkaar niet konden verdragen.
Omdat hij veel van dieren hield, dacht hij:
'Ik richt een feest in voor alle dieren van de wereld
en geef ze zoveel te eten als ze willen.
Dan kunnen ze in vrede leven met elkaar.'
Hij zorgde voor een reusachtige tafel
vol hooi en bieten, gras en distels,
bananen en nootjes, graankorrels en havervlokken,
en vruchten en planten uit alle hoeken van de wereld.
Dan blies hij op zijn hoorn en alle dieren gingen aan tafel:
de grote dieren op de grond,
de halfgrote dieren op banken en stoelen,
en de kleine kropen over de tafel.
Nog nooit hadden ze zoiets meegemaakt.
Iedereen had plezier met iedereen...
... tot de leeuw zei: 'Ik ben de koning van alle dieren.'
De dieren schrokken.
Alles viel stil.
Om te tonen wat hij durfde,
zette de leeuw zijn scherpe nagels
in de rug van de buffel die naast hem zat.
De buffel werd boos, boog zijn kop
en duwde zijn horens in de buik van de leeuw.
De olifant werd kwaad op de leeuw en de buffel.
'Ik wil dat jullie vrienden blijven,' toeterde hij.
De dieren stoven uit elkaar. Dit was geen feest meer!
De dieren keerden zich ook tegen de heer van het feest.
'Wat nu gebeurt, is zijn schuld,' schreeuwden ze.
Ze bedreigden hem en wilden hem verscheuren.
'Ik zal een nieuw feest inrichten,'
dacht de gastheer diep in zichzelf.
Naar een verhaal van J. DEVIJVER
VERTELLEN
Groot feest
(naar een verhaal van PH. LENOIR in Zonnekind leesboek, uitgeverij Averbode – 21 februari 2003)
‘Ik verveel me’, denkt Toon. Hij zucht:
‘Ik ben alleen. Dat is niet leuk! Helemaal niet leuk!
Maar wat is er dan wel leuk? Toon denkt heel diep na.
‘Ik weet het!’ roept hij, ‘Ik geef een feest.
Een groot feest! En ik vraag aan Sarie of ze komt.’
Toon loopt naar Sarie. ‘Hé Sarie, kom je naar mijn feest?’
‘Leuk!’ lacht Sarie, ‘Ik kom zeker. Wie komt er nog?
‘Euh, dat weet ik niet’ zegt Toon.
‘Een feest met twee is geen echt feest.
Waarom vraag je Mart niet?’ zegt Sarie
Toon denkt na. ‘Ik vind Mart maar saai’, zegt hij.
‘Dat is niet waar. Laat ze maar naar jouw feest komen,
je zult het wel zien.’ zegt Sarie.
‘Goed’, zegt Toon.
‘Hé Mart,’ roept Sarie, kom je naar het feest van Toon?
‘Ik weet het niet’ zegt Mart. ‘Toe Mart. Het wordt heel leuk!
‘Wil Toon het ook?’ vraagt Mart. Toon knikt uit alle macht.
‘Weet je wat?’, zegt Mart, ‘We vragen ook Niek naar het feest.
‘Hé Niek kom je naar het feest van Toon?’
‘Wanneer is dat feest? Dan kom ik met mijn orkest.
‘Mag ik ook komen?’ vraagt Kiki.
‘Maar Kiki, je bent nog zo klein’, zegt Sarie.
‘Wat geeft dat? Ik mag nooit niks’, snikt Kiki.
‘Van mij mag het, klein is leuk’, zegt Niek.
Mart kijkt naar Toon. ‘Mag Kiki komen?
Toon denkt na. ‘Goed, Kiki mag ook komen.’
Nu zijn ze al met heel veel. Het wordt echt een heel groot feest.
‘O wacht!, roept Toon ineens,
‘Zo’n groot feest, dat maakt veel lawaai!
‘We gaan zingen en dansen, roepen en lachen.
Wat zullen de buren zeggen? Zullen ze niet boos zijn.
We vragen het aan buurman Jan, die zal wel raad weten.’
En wat zegt buurman Jan? ‘We komen allemaal mee feesten.’
De avond van het feest is overal licht.
Overal hangen er lampjes.
De hele buurt gaat naar het feest.
Toon is in de wolken: iedereen vind zijn feest leuk.
‘Morgen geef ik weer een feest’, denkt hij.
Hoe het had kunnen zijn
Wanneer de parabel het heeft over een feest waarop de genodigden niet op willen aanwezig zijn, is het feest van Toon wel mogelijk, dank zij de positieve ingesteldheid van iedereen.
Grote kinderen
ONDERZOEKEN
Feest vieren
De kinderen noemen een aantal feesten: doopfeest, eerste communie, verjaardag, plechtige communie, Nieuwjaar, huwelijksfeest, carnaval, Kerstmis, jubileum, Pasen, Vaderdag, Moederdag, pensioen...
- Waarom vieren we feest?
om samen te zijn; om plezier te maken; om te lachten, te spelen, te drinken ...; om iets te vieren; om te danken
- Wat is er prettig aan feestvieren?
veel mensen; versiering; cadeautjes; meer mag dan anders; laat naar bed; alles doen als grote mensen; helpen: tafel dekken, afwassen; plezier, lachen; wijn drinken; lekker eten ...
- Zijn er kinderen/mensen die niet zo graag feestvieren? Waarom?
. Er zijn situaties die kinderen niet prettig vinden
B.v.: mama geen tijd; lang aan tafel zitten; iedereen zoenen; moeten helpen; veel lawaai; vervelen ...
. Er zijn dingen die kinderen liever doen.
B.v.: Pakjes uitdelen, openen ...
Wat vind jij ervan? (leuk? flauw? Waarom heb je iets niet graag?)
- Zijn pakjes belangrijk?
. Wat is nog belangrijker dan die pakjes?
NIET WAT OP TAFEL KOMT IS BELANGRIJK
MAAR WIE OP DE STOELEN KOMT.
. Wie verstaat dat?
. Wat wil dat zeggen?
KENNISMAKEN MET DE PARABEL
Kom naar het feest
Verteller
Het rijk van God kun je vergelijken met een koning
die groot feest geeft voor het huwelijk van zijn zoon.
Hij stuurt zijn dienaren uit om de gasten te herinneren aan het feest.
Maar die willen niet komen.
Hij stuurt weer andere dienaren.
Twee dienaren
(Spreken tot de vier genodigden)
De koning heeft voor de maaltijd gezorgd:
de ossen en het gemeste vee zijn geslacht.
Alles staat klaar. Kom naar de bruiloft.
Genodigde 1
Sorry, ik moet naar mijn akker gaan.
(Genodigde 1 gaat weg)
Genodigde 2
Sorry, ik kan mijn zaak niet alleen laten.’
(Genodigde 2 gaat weg)
Verteller
De genodigden grijpen zijn dienaren vast, mishandelen en doden hen.
(De overige twee genodigden nemen elk een dienaar vast en duwen die - zacht! - op de grond)
De koning is heel kwaad.
Hij stuurt zijn soldaten om die moordenaars te doden en hun stad in brand steken.
(De koning komt op samen met twee andere dienaars)
Koning
Het bruiloftsmaal staat klaar, maar de genodigden waren het niet waard.
Ga nu naar de kruispunten van de wegen,
en nodig voor de bruiloft iedereen uit die je maar tegenkomt.”
(De twee dienaren buigen en gaan op weg. De koning treedt af)
Verteller
Die dienaren brengen iedereen mee die ze tegenkomen: slechten en goeden.
(De dienaren nodigen iedereen in de groep uit om naar het feest te komen)
En de bruiloftszaal loopt vol met gasten. Dan komt de koning binnen.
Hij ziet de gasten en merkt op dat iemand geen bruiloftskleding aan heeft.
(Spreek vooraf af wie deze rol speelt)
Koning
(Gaat naar de persoon die geen bruiloftskleed aan heeft)
Vriend, hoe ben je hier binnengekomen zonder bruiloftskleding?
Verteller
De man weet niet wat te zeggen.
Koning
(Spreekt tot de dienaren)
Bind hem aan handen en voeten en werp hem in de diepste duisternis.
Daar zal veel gejammer zijn en tandengeknars.
Want: velen zijn geroepen, maar weinigen zijn uitgekozen.
Het grote feest
(tekst: Hanna Lam)
Er was eens een koning,
die gaf een heel groot feest;
zijn vrienden zouden komen,
maar niemand is geweest,
zij lieten allen weten:
hoezeer het ons ook spijt,
om nu te komen eten
hebben wij echt geen tijd.
De koning zond zijn boden
toen weer uit het paleis:
de rijken die ik noodde,
stellen op 't feest geen prijs,
ga daarom naar de wegen,
haal blinden van de straat
en stakkers uit de stegen,
nog is het niet te laat.
Geef hun ereplaatsen,
nu gaan de armen voor,
de eersten worden laatsten,
maar 't feest, het feest gaat door!
VERDIEPEN
Ballonnen
(Zonnestraal 6-96)
Materiaal
. Papier
. kleurpotloden of - stiften
Verloop
De kinderen tekenen een achttal ballonnen op een blad.
Daarna schrijven ze in de ballonnen wat ze nodig hebben om feest te vieren. De ballonnen waarop naar hun aanvoelen het belangrijkste staat om te feesten, kleuren / versieren ze in een kleur die ze heel mooi vinden.
Vertel de parabel.
Herneem de parabel met de volgende vragen:
- Waarmee kun je het Rijk van God vergelijken?
- Waarom willen de gasten niet komen?
- De koning wil dat het feest toch doorgaat. Wie nodigt hij daarna uit?
Bespreek
Jezus nodigt ons uit om van het leven een feest te maken. Een feest waarop iedereen uitgenodigd is. Vind je dat ook terug op de ballonnen?
Hoe zou dat komen?
Jezus vertelde vaak parabels of gelijkenissen.
Een parabel is een verhaal in de vorm van een vergelijking.
Jezus deed dit om iets wat moeilijk is duidelijk te maken.
Met deze parabel wilde Jezus vertellen over het rijk van God.
Dat is een wereld waarin de liefde voor elkaar en voor God het belangrijkste is.
Feestballonnen
(C. LETERME in Overhoop 2011 nr 10, p. 38)
Teken zeven ballonnen op een flap of op een bord. Schrijf in die ballonnen telkens een van de volgende woorden: RUZIE, LIEFDE, AANDACHT, ZORG, HAAT, ONRECHT, VREDE
Bespreek met de kinderen welke woorden op de ballonnen iets zeggen over de juiste 'kleding' die men moet dragen in het Rijk van God.
INLEVEN
Het verjaardagsfeestje (Rollenspel)
(C.LETERME in Simon Plus, uitgeverij Averbode, 2004 nr 1)
Materiaal
. Vier opdrachtenkaarten:
1
Samen met .............. vier je in dezelfde week je verjaardag. Spreek samen af om drie vrienden van de klas uit te nodigen (de drie kinderen die werden aangeduid). Ga naar ze toe, en nodig ze op jullie verjaardagsfeest.
Ga terug naar je plaats en spreek af wat je allemaal nodig hebt om te feesten.
Wat later.
Jullie hebben alles voorbereid voor het verjaardagsfeestje.
Ga nog eens naar je vrienden om hen eraan te herinneren dat het morgen jullie grote verjaardagsfeest is.
2
Reactie bij de tweede uitnodiging:
ik kan niet komen, want ik moet optreden met de muziekschool.
3
Reactie bij de tweede uitnodiging:
ik kan niet komen, want ik moet naar een reuze spetterende BBQ die de jeugdbeweging organiseert.
4
Reactie bij de tweede uitnodiging:
ik kan niet komen, want ik ga met mijn opa naar zee.
Verloop
Twee vriendinnen willen een feestje organiseren voor hun verjaardag (zie opdrachtenkaart 1). Ze bespreken wie er mag komen. Ze gaan naar hen toe en nodigen ze uit. Nadien gaan ze verder met de voorbereidingen. De dag voor hun feestje, nodigen ze hun vrienden nog eens uit. Maar elk van hun vrienden heeft een reden. (Zie: opdrachtenkaarten 2/3/4) Na de afwijzing van hun vrienden, improviseren de twee vriendinnen vrijuit.
Bespreek
- Hebben jullie al eens meegemaakt dat men niet op je uitnodiging inging?
- Wat dacht je toen?
- Wat heb je toen gedaan?
Vertel daarna de parabel.
Sorry! (Rollenspel)
(inspiratiebron: Hemel en aarde, Pasen 2003, p. 26)
Vooraf
Maak kaartjes met daarop mogelijke verschillende rollen voor het spel:
. de meester die het feest geeft
. één of meer dienaren
. iemand die net een dier gekocht heeft en niet zoveel zin heeft
. iemand die geen zin heeft. Verzin zelf een smoes
. iemand die het vergeten is. Verzin zelf een reden
. een arme, die bijna nooit op een feest gevraagd wordt,
omdat die geen geld heeft om mensen terug te vragen
. iemand met eczeem, wordt niet vaak op een feest gevraagd,
want sommige mensen vinden het eng om van zo iemand een hand te krijgen
. een buitenlander, wordt niet vaak op een feest gevraagd,
omdat die de taal niet goed spreekt
. een moslim, wordt niet vaak op een feest gevraagd,
omdat die niet alles mag eten.
Verloop
Vertel de parabel.
De kinderen spelen daarna die parabel opnieuw. Laat ze daarvoor een kaartje trekken.
Bespreek
Wat vond je van de rol die je speelde?
Wat vond je van de gastheer?
Wat vond je van de genodigden?
Zouden de eerste genodigden later spijt gekregen hebben?
Wie was je het liefst geweest in dit verhaal?
Waarom zou Jezus dit verhaal verteld hebben?
(Om de mensen over hun eigen leven te laten nadenken
en hen ook iets te zeggen van wat God belangrijk vindt)
Afsluiting
Lees de parabel nog eens voor.
BELEVEN
Een teken
Ieder krijgt een klein stoffen wit kleedje met speld. Inspireer je aan de tekening hierboven.
Knip deze mini-kleedjes vooraf uit een groot wit stuk stof, laken...
Nodig de kinderen uit om dit kleedje op te spelden als teken van: ik wil mee werken aan het rijk van goedheid op deze wereld, zodat het voor alle mensen feest wordt.
VERTELLEN
Het verjaardagsfeest van Koen
(C. Leterme)
Koen verjaart en zijn vrienden zijn uitgenodigd
om samen met hem te komen spelen.
Een voor een bellen ze aan.
Korte tijd later spelen ze allemaal buiten,
behalve Wouter.
Wouter zit stil in een zetel
en leest er alle strips van Koen.
'Zeg Wouter, kom je niet mee naar buiten,
we hebben iemand tekort voor ons spel.'
Wouter kijkt verveeld op en zegt:
'Moet dat nu echt?
Het is juist zo spannend.
Wacht even tot ik dit blad heb gelezen.'
Even later komt Jan opnieuw.
'Kom je nu Wouter?
We wachten al een hele tijd op jou.
We kunnen dit spel echt niet spelen zonder jou.'
Wouter staat heel langzaam op,
legt de strip op een tafeltje en gaat dan met Jan mee.
De anderen roepen blij: 'Iedereen komen!
Wouter is er! Nu kunnen we spelen!'
Maar veel spelen doet Wouter niet.
Hij staat er maar bij te kijken
met de handen in zijn broekzakken.
Ilse roept: 'Kom Wouter, pak jij de bal maar aan.'
Dat doet Wouter dan wel even,
maar wat later gaat hij stilletjes in de richting van het huis,
zodat hij de strip verder kan lezen.
Koen en zijn vrienden kunnen weer niet meer spelen.
Dan roept mama alle kinderen aan tafel.
Als ze allemaal een plaats hebben
komt ze met een mooie taart
waar bovenop zes kaarsjes branden.
Iedereen zingt 'Lang zal hij leven'.
Koen blaast de zes kaarsjes in één keer uit.
De vrienden van Koen juichen en zijn blij,
behalve Wouter.
Wouter blijft maar denken
aan de spannende strip die hij aan het lezen was.
Eigenlijk wil hij het liefst zo vlug mogelijk van de tafel weg
om die verder te lezen.
De andere vrienden van Koen
zijn druk aan het praten
en spreken af voor andere spelletjes.
Ze denken niet meer aan Wouter,
hij maakt hun hele feest kapot!
Anderen beginnen moe te worden
en zoeken een plaatsje op het tapijt.
Als het buiten donker wordt
komen de papa's en de mama's
om de vrienden van Koen te halen.
DOEN
Een eigen stripverhaal
Materiaal
Behangpapier, blanco papier, materiaal om te kleuren, lijm.
Eventueel: schaar
Verloop
Vertel eerst de parabel. Spreek met de kinderen af welke figuur / figuren zij zullen uitbeelden. Daarna scheuren ze die figuren voorzichtig uit en schikken ze die in de goede volgorde op het behangpapier.
TIPS
. Figuren die uitgescheurd zijn ogen mooier op een blad dan de figuren die uitgeknipt zijn.
. Aan grotere kinderen kun je vragen om tekstballonnen te maken bij de verschillende figuren. Ze knippen een ovalen of rechthoekige figuur uit een blad papier en kleven dat bij de figuur die iets te zeggen heeft. Die woorden schrijven ze dan op die tekstballonnen.
MEDITEREN
Te vol van zichzelf
(W. BRUYNINCKX, Tussen gisteren en morgen, Patmos 1971, p. 117)
De Heer nodigde uit
voor een vriendenmaal.
En de verontschuldigingen liepen binnen.
Het spijt me, maar
ik heb een auto gekocht
en moet hem proberen ...
Een tweede:
ik heb het zo druk met m'n zaak
dat ik echt geen tijd vind.
excuseer me ...
Een derde:
Ik voel me daar zo niet thuis,
Ik heb een eigen vriendenclub,
wil me dus verontschuldigen ...
En nog een andere:
Sorry, 'k heb toevallig
juist een party ...
Er kwamen nog vele
beleefde verontschuldigingen.
'Ik zou wel willen, maar
het is daar altijd zo ernstig,
'k word er onrustig bij,
alhoewel ik moet bekennen
dat ik er iets aan heb., Maar ja,
deze keer, geen goesting, verontschuldig
me dus ...
Ze kwamen niet.
Niet omdat ze geen honger hadden.
Omdat ze te vol waren
van zichzelf.
BIDDEN
Feest in een nieuwe wereld
God, onze Vader,
Jezus vertelde over een feest
waar heel veel mensen op uitgenodigd waren,
want de gastheer wilde zijn huis vol feestvierders.
Zo wordt het straks in de wereld
die U voor ons wilt:
Een plaats waar heel veel mensen bijeen zijn,
en het goed vinden met elkaar.
U vindt het fijn als iedereen naar uw feest komt.
Daarom nodigt U ons ook uit,
om blij te zijn met U,
in uw nieuwe wereld.
Overwegingen
Jan Wuyts
Terreur (15 oktober 2017)
Jolien begint aan de universiteit godsdienstwetenschappen. In de les kerkgeschiedenis zet de docent het geweld, door christenen gepleegd in de Middeleeuwen, flink in de verf. Jolien is geschokt. Zij gaat naar de bibliotheek om daarover meer te weten. Haar besluit staat vast: zij breekt met de kerk en het geloof.
In de boekenbijlage van de krant van de voorbije week wordt een boek voorgesteld, vier bladzijden alsjeblief, onder de titel: ‘Wat de christenen deden, dat was pas terreur’. Het onderwerp wordt op de kaft aangekondigd met een wit kruis op een zwarte achtergrond en als tekst: ‘Het vroege christendom was even wreed als IS.’
Een paar jaar geleden verscheen van de veelschrijfster, Karen Armstrong, een boek over religie en geweld, 520 bladzijden plus nog 120 bladzijden voetnoten, literatuur en registers.
De huidige berichtgeving, staat bol van de rol die religies spelen bij het geweld in de wereld. We kunnen er niet naast kijken.
Het evangelie over het grote bruiloftsfeest vertoont in dit opzicht een paar bijzondere kronkels.
De koning stelt God voor. De genodigden hebben geen zin. Buiten elke verhouding gaat een aantal van die weigeraars over tot extreme geweldpleging. Zij mishandelen en vermoorden de totaal onschuldige knechten, die hen kwamen uitnodigen. Geweld roept geweld op. De koning wordt woedend. Hij zet zijn leger in om die moordenaars te vermoorden en bovendien hun stad in brand te steken. Deze inlassing in de parabel herinnert aan de toen recente oorlog van de Romeinen tegen de Joden in het jaar 70; het blijft een vreemde, totaal overbodige scène in het midden van dit verhaal.
Uiteindelijk loopt alles vredevol af en de zaal loopt vol gasten. De koning ziet daar iemand die niet opgekleed is voor zijn feest - hoe kan dat als ze je op straat oppikken en meenemen - en hij reageert weer gewelddadig: ‘Bind hem aan handen en voeten en werp hem in de diepste duisternis.”
In de Bijbel is het geweld bijna van de eerste tot de laatste bladzijde aanwezig. We kunnen er niet naast kijken: religie roept geweld op. Religie is een menselijk-maatschappelijk fenomeen. Het is ‘des mensen’. Het hangt vast aan ons mens-zijn en aan ons samen mens-zijn. Er zijn nog van die wereld- en levensomspannende fenomenen, zoals het nationalisme en de migratie. Waar hoort een mens thuis? Of de seksualiteit: die in zijn ruimste betekenis overal aanwezig is. Dat bedoel ik met een menselijk fenomeen. Bij ons in het zogenaamde Westen wenden massa’s mensen voor areligieus te leven, los van alle religie. Of een mens helemaal zonder religie kan leven, is mij een vraag. Er zijn ook nieuwe soorten religie, zoals de sport, de sociale media, de lichaamscultuur…
Maar wij zitten hier als religieuze mensen, als christenen. Tot de kern van ons christelijk geloof behoort de historische kruisdood van Jezus, een gewelddadige moord in een puur religieuze context. De inzet van het conflict was religie. Voor zijn tegenstanders was religie een instituut, waar ‘moeten’ en presteren de heilige regel was, waar duidelijk was wie boven stond en wie onder op de ladder.… Of is religie een levenshouding van respect, van liefde, van begrip en barmhartigheid? Jezus heeft die keuze gemaakt. Met alle gevolgen van dien. De religie, zoals de joodse overheid die begreep, gaf een plaats aan het geweld, ook al moesten zij daarvoor de door hen gehate Romeinse bezetter inschakelen. Van collaboratie gesproken. Een religie die geweld integreert, is voor Jezus die naam niet waard. De christelijke kerken hebben zich in de loop van hun geschiedenis hieraan zwaar bezondigd. Wij moeten er alles aan doen opdat dit zich niet herhaalt, ook niet op kleine schaal. Het evangelie geeft ons een betrouwbare blauwdruk van een wereld waar vrede heerst, waar Gods liefde te herkennen is in de liefde onder de mensen. Dat is nu onze opdracht.
Frans Mistiaen s.j.
Gekleed als een dankbare mens!
In deze parabel lijkt iets niet te kloppen.
Eerst wordt benadrukt dat God mateloze inspanningen doet
om allen uit te nodigen, ook de onaanzienlijken.
Maar dan vindt Hij toch iemand onwaardig,
omdat die een feestkleed mist.
Wat zou dus wel de diepere betekenis kunnen zijn van dat “kleed”
bij een feest waar God blijkbaar anders dan wij oordeelt
over “wie goed of slecht is”?
Het gaat over een Koning die veel volk wil zien
op de bruiloft van zijn Zoon.
Een bruiloft is een feest “waar de liefde in het centrum wordt gezet”
en waar genodigden rond die liefde komen meevieren.
Met dit beeld van de bruiloft wordt ons reeds
de christelijke visie op het leven voorgehouden:
alles wat wij doen en ondernemen,
proberen wij, christenen, te beleven
als een dankbaar antwoord op Gods uitnodiging
om van elke dag een viering te maken van Jezus' liefdesmentaliteit.
Daarbij wordt in deze parabel benadrukt
dat Gods liefdesaanbod geen voorwaarden stelt.
‘Kom toch allen naar het liefdesfeest’ klinkt het aandringend.
God nodigt allen uit, zowel rijken als armen,
zowel diegenen die - volgens onze menselijke normen -
slechten zijn als goeden, zowel de zgn. “zondaars”
als de zgn. “rechtschapenen” in onze maatschappij.
Wie werd als “zondaar” beschouwd
in de Joodse gemeenschap van Jezus' tijd?
Dat waren toen diegenen die de religieuze wetsvoorschriften
niet onderhielden
over “offers brengen, sabbat respecteren, tempelbelasting betalen”.
En wie worden als de slechteriken beschouwd
en in onze katholieke geloofsgemeenschap van vandaag?
De gescheidenen misschien, de homofielen, de samenwonenden?
Neen, laten we ophouden zo’n oordeel te vellen
dat helemaal in strijd is met de geest van het evangelie,
zoals in de moedige brief van bisschop Bonny
nog onlangs werd herhaald.
Voor God moet niemand eerst voortreffelijk in orde zijn
met de religieuze voorschriften van onze tijd.
Iedereen wordt uitgenodigd op Zijn liefdesfeest.
Aan iedereen biedt Hij Zijn liefde aan,
ook aan diegenen die volgens de strikt kerkelijke normen
"zondaars" worden geacht. Waarom?
Natuurlijk niet omdat God kwaad zou goedkeuren.
Wel omdat God niet zozeer kijkt naar de uiterlijke voorschriften,
maar vooral naar de ingesteldheid van het hart.
Wat telt is: Wie gaat echt in op Zijn liefdesaanbod?
Wie probeert zijn leven te zien
als een antwoord op een uitnodiging om liefdevol in het leven te staan?
Welnu, de luisterbereide zondaars
hebben dit voor op de zgn. rechtschapenen:
dat zij Gods liefdesaanbod als een gunst erkennen,
dat zij Gods liefde en vergeving aanvaarden,
dat wil zeggen ervoor dankbaar zijn.
Die zgn. “zondaars” mogen erbij horen,
niet omdat zij zondaars zijn,
maar omdat zij Jezus' liefdesaanbod écht ontvangen
en dus dankbare mensen zijn.
Die dankbaarheid, dat maakt het verschil!
Bekeerde zondaars gaan hun leven verder uitbouwen
met in hun hart een gevoel van
erkentelijkheid voor de ontvangen vergeving.
Terwijl de zogezegde rechtschapenen
in de zelfzekere overtuiging blijven leven
dat zij Gods liefdesaanbod en barmhartigheid nooit nodig hebben.
God hanteert dus een andere maatstaf dan wij.
Wij maken aan de buitenkant onderscheid tussen goeden en slechten.
God nodigt iedereen onvoorwaardelijk uit.
Hij verlangt alleen dat Zijn liefde aanvaard wordt,
écht aanvaard, dus dankbaar aanvaard.
Dankbaarheid, dat verlangt God van ieder!
Het erge is dat velen hun eigen akkers of zaken
belangrijker vinden dan Gods liefdesaanbod.
En dit geldt vooral voor de rijken en de vooraanstaanden,
maar evenzeer voor de armen en de onaanzienlijken.
Ook van hen verwacht God dankbaarheid.
Daarom vond de wat strenge evangelist Mattheüs het nodig
een slot aan de parabel toe te voegen
over die man zonder bruiloftskleed.
Armen en kleinen behoren niet automatisch tot Jezus' gemeenschap,
omwille van het feit dat ze arm zijn of klein.
In de zaligsprekingen staat: “Zalig de armen van geest,
en dat betekent: Zalig diegenen die, zij het rijk, zij het arm,
in plaats van hebzuchtig, afgunstig en trots,
dankbaar kunnen zijn voor de liefdeskansen die zij ontvangen.
Het bruiloftskleed is dus het symbool van de dankbaarheid
en van de bereidheid tot wederliefde van de christen.
Paulus zei reeds "Bekleedt u met de nieuwe mens",
dit is: de mens naar Jezus' maat,
de dankbare, delende, zichzelf-gevende mens.
“Geen feestkleed hebben” betekent dan:
er wel bij zijn, maar zonder dankbaarheid,
meer met een houding van “alleen voor zichzelf opeisen”.
En dat maakt een liefdesantwoord helemaal onmogelijk.
Wie geen dankbaarheid of wederliefde in zijn hart draagt,
sluit zich zelf uit van het feest,
zoals God het voor ons droomt.
Uiteindelijk stelt God aan iedereen, aan rijken en aanzienlijken,
maar evenzeer aan armen en behoeftigen, de vraag:
"Hebt gij het bruiloftskleed aan?
dwz. Draagt gij dankbaarheid en wederliefde in uw hart?"
Marc Gallant, trappist (Orval)
Geen gewoon feestmaal
Vindt u ook niet dat het evangelie vandaag een surrealistisch tintje heeft? Kijk eens aan: als iemand je komt uitnodigen voor een bruiloftsmaal, zal je hem daarvoor soms mishandelen of vermoorden? En stel dat je zelf iemand uitnodigt, en hij komt niet opdagen, zal je dan heel zijn stad in brand steken? Of nog, als een van je genodigden zijn strikje niet aan heeft, zal je hem dan aan handen en voeten binden en in je tuinhok werpen, waar hij zich met tandenknarsen onledig moet houden? Het is evident: al die ongewone, bevreemdende wendingen in het verhaal moeten ons doen begrijpen dat het hier gaat om een realiteit die niet van onze wereld is.
Dit is geen gewone koning, dit is geen gewoon feestmaal. Er zit meer achter. Als die koning God zelf is, dan krijgt het verhaal een kosmische dimensie, en het verwijst naar de spil van gans de wereldgeschiedenis.
Het hele wereldgebeuren draait rond één onomwendbaar feit waarmee alles staat of valt: de bruiloft van God met de mensheid. We moeten ons goed voor ogen houden dat God mens geworden is, niet achteraf om de potten te komen lijmen, gebroken door de zonde der mensen. Gods project met de schepping bestaat erin zijn liefde te kunnen mededelen. God wil de mens aanbieden zijn partner te worden, deelachtig te worden aan zijn leven, te beminnen met zijn liefde. Zoals sint Paulus het zegt: “God heeft, voordat de wereld gegrondvest werd, ons vol liefde uitgekozen … en hij heeft ons naar zijn wil en verlangen voorbestemd om in Jezus Christus zijn kinderen te worden (Efesiërs 1, 4-5). Daarom “is alles door Christus en voor hem geschapen“ (Kolossenzen 1, 16).
Zo wordt het duidelijk: het feestmaal waarvan sprake, is de uiteindelijke bestemming die God voor ons op het oog heeft, zeg maar: de hemel, de vreugde met God zijn liefde te mogen vieren als bekroning van gans het scheppingsgebeuren. Vandaar die hardnekkigheid van God om een volle zaal te hebben op het feest. God houdt niet op, mensen aan te spreken om in te gaan op zijn levensaanbod, om op zijn feest te komen. En ook al wijzen mensen God voortdurend af, en ook al trekken zij er zich niets van aan, of zelfs vermoorden zij zijn profeten, altijd komt God terug over de brug met zijn uitnodiging zonder restrictie, zonder uitsluiting: allen zijn uitgenodigd, goeden zowel als slechten.
Jezus vertelt die parabel amper een week voor zijn dood. Hij was zich bewust van het drama voor de mensheid als Gods uitnodiging, die Hij bracht, verworpen zou worden, en dat drama heeft Hij in deze parabel scherp verwoord. God blijft uitnodigen, de mensen blijven weigeren. Het is niet altijd kwaad bedoeld: niet iedereen vermoordt Gods profeten. Maar er is de grote onverschilligheid.
Vandaag richt Jezus zijn verhaal tot ons en het slaat op zoveel feiten van ons dagelijks leven. "Tijd nemen voor God? Ik heb maar mijn zondag om te voetballen, om te tennissen. Het is de dag waarop wij uitgaan. Ik heb gans de zaterdagavond gedanst en moet toch ook wat kunnen uitrusten. Ik moet mijn examen nog voorbereiden, ik moet nog mijn was strijken". En noem maar op ... Wij hebben zoveel te doen dat wij riskeren aan God de laatste plaats toe te kennen als er dan nog voor Hem tijd overblijft. Wij zijn zodanig bezet en belet dat wij zelfs Gods uitnodiging niet meer horen.
Het verhaal is daarmee echter niet af. God nodigt altijd uit, God nodigt iedereen uit, Gods aanbod is totaal, aanhoudend, gratis, jawel, maar als wij ingaan op die uitnodiging, wordt er van onze kant een gepaste deelname verwacht. Je komt Gods bruiloftszaal niet binnen, gekleed gelijk hoe, maar gekleed naar de mode van God, in harmonie met God. Om één te worden met Gods vreugde moet je afgestemd zijn op God. Je moet leven op de manier van God, anders ben je niet in overeenstemming met God. Hoe wil je van zijn feest genieten als je in een verwrongen relatie bent met God? Je bent niet in de gesteldheid van God, je blijft buiten Hem, je sluit jezelf uit.
Om deel te nemen aan Gods feest doen wij er dus goed aan beginnen te weven aan ons feestkleed. Zo 'n kleed weven is een hele taak. Het is een levenstaak, die wij dag na dag in handen dienen te nemen.
Ook God blijft niet talmen: straks, in de communie, worden wij reeds uitgenodigd in geloof deel te nemen aan Gods feest: "Zalig zij die genodigd zijn aan het bruiloftsmaal van de Heer". Erkentelijk zullen wij "ja" antwoorden, maar wij zullen er aan moeten toevoegen: "Heer, ik ben niet waardig, maar spreek een woord en ik zal gezond worden".
Iedereen is uitgenodigd
Dat is nu wel een parabel in felle kleuren. Als we die vergelijken met de versie van Lucas (Lucas 14,15-24), stellen we vast dat Matteüs er de kleuren wel wat doorgedrukt heeft. Hij richt zich immers tot zijn gemeenschap van bekeerde Joden, die nog onder de indruk is van de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinen. Matteüs heeft het over de geschiedenis van de val van Jeruzalem in het eerste deel van de parabel. God had Israël uitgenodigd tot het bruidsfeest van zijn Zoon. Israël heeft die uitnodiging geweigerd en Jezus verworpen. Die weigering is geëindigd in een ramp: in woede ontstoken heeft de koning de stad verwoest.
Anders dan Lucas, voegt Matteüs een tweede deel toe aan het verhaal. We zijn er rechtstreeks bij betrokken. Allen zijn we, “zowel goede als slechte”, uitgenodigd tot het bruiloftsmaal van de de Zoon van God met de mensheid. Christus is in het centrum van de schepping. “Alles is geschapen in Hem, door Hem en voor Hem” (Kolossenzen 1,16). Ieder mens is dus uitgenodigd tot dat bruidsmaal. God nodigt niet enkel uitverkorenen uit! Allen zijn geroepen tot het heil door samen te werken met de genade van God “die wil dat alle mensen gered worden” (1Timoteüs 2,4).
Maar waarom wordt er iemand buitengeworpen die geen feestkleed heeft? Hoe wil je dat mensen, die zomaar van de straat geplukt worden, in een feestgewaad opdagen bij een bruiloft?!
Het antwoord ligt in een gewoonte van de koninklijke hofhoudingen van het oude Middenoosten. Een diplomaat beschrijft rond 1760 voor Christus in een brief aan zijn soeverein van Mari in Syrië, het onthaal aan het Hof van Hammoerabi, koning van Babylonië. Om aan te zitten aan de tafel van de koning ontvingen al de genodigden het nodige ceremonieel gewaad. In de Bijbel wisselt Jojakin, de gevangen koning van Juda, zijn gevangeniskleren voor een hofgewaad om zijn maaltijd te gebruiken met de koning van Babylonië al de dagen van zijn leven (2 Koningen 25,29).
Dat feestgewaad was dus geen probleem. Op weg naar de feestzaal kwam iedereen voorbij de koninklijke vestiaire. Zo was er geen verschil meer tussen rijk en arm, tussen goed en slecht, want iedereen droeg hetzelfde gratis gekregen feestkleed. Ook God is een koning die er vreugde in vindt ons te verwennen, zegt Jezus: “Als God het groen dat vandaag nog op het veld staat en morgen in de oven gegooid wordt al met zo veel zorg kleedt, met hoeveel meer zorg zal Hij jullie dan niet kleden, kleingelovigen ! (Matteüs 6,30).
Het is duidelijk in de parabel dat al die “goeden of slechten” aan de feestdis zaten zonder er recht op te hebben. En toch wordt er iemand buitengeworpen alleen maar omdat hij dat feestkleed niet aan heeft. De vraag dringt zich aan ons op: wat is de betekenis van dat kleed dat toelaat gratis aan te zitten? Men citeert dan graag de brief aan de Kolossenzen: “U hebt u met de nieuwe mens bekleed, die vernieuwd wordt tot kennis, overeenkomstig het beeld van zijn Schepper. … Bekleed u dan, als uitverkorenen van God, heiligen en geliefden, met innige gevoelens van ontferming, vriendelijkheid, nederigheid, zachtmoedigheid, geduld” (Kolossenzen 3,10.12).
Op weg naar de banketzaal komt men dus langs Gods vestiaire voorbij en past men zich het nodige kleed aan. Paulus preciseert dat op weg zijn: “Omkleed u met de Heer Jezus Christus en geef niet toe aan uw eigen wil, die begeerten in u opwekt” (Romeinen 13,14).
Uiteindelijk komen we dag na dag bij Gods vestiaire langs om er het feestkleed aan te passen dat God ons gratis meegeeft. “De Heer roept ons iedere dag, zegt sint-Benedictus, en Hij verwacht er ons antwoord”. Het is in dat antwoord dat wij, “goeden of slechten”, ons stilaan bekleden met het bruidskleed van het “ja” dat Christus aan zijn Vader zegt. Bekleden wij ons dus “met innige gevoelens van ontferming, vriendelijkheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld”.
De persoon die geen feestkleed draagt is iemand die niet antwoordt, zelfs als de Heer hem rechtstreeks aanspreekt: “Vriend, hoe ben je hier binnengekomen terwijl je niet eens een bruiloftskleed aanhebt?” Een ultieme gelegenheid om te antwoorden, zelfs met al zijn excuses. Gods goedheid is eindeloos. “Maar, zegt de parabel, hij hield zijn mond toe (ho de efimôtè)”. Hij weigert in relatie te treden.