Loading...
 

23e zondag door het jaar A - evangelie

Terechtwijzen

(Morguefile free stock photo license)


...page... Wiki page pagination has not been enabled.

Matteüs 18, 15-20: Broederliefde

De tekst

Dichter bij de tijd

(C. LETERME, Map Bijbel in 1000 seconden, fiche die hoort bij Matteüs 18, 15-20)

Op een dag zegt Jezus tegen zijn leerlingen:

‘Als je broer tegen jou iets verkeerd gedaan heeft,
dan moet je hem dat onder vier ogen zeggen.
Als hij naar je luistert,
dan heb je jouw broer teruggewonnen.
Maar als hij niet naar jou luistert,
ga dan,
samen met nog een paar anderen,
naar hem toe .
Als hij niet naar hen luistert,
zeg het dan tegen de anderen van uw groep.
Maar als hij ook niet naar hen luistert,
zie hem dan
als iemand die er niet meer bij hoort.

Ik verzeker jullie,
wat jullie op aarde binden,
zal ook in de hemel gebonden zijn,
en wat jullie op aarde ontbinden,
zal ook in de hemel ontbonden zijn.

Ik zeg jullie ook:
als jullie met twee
eensgezind iets vragen hier op aarde,
om het even wat,
dan zullen jullie het krijgen
van mijn Vader in de hemel.
Want waar er twee of drie
in mijn naam bijeen zijn,
daar ben Ik in hun midden.’



Stilstaan bij …

Broeder
De eerste christenen voelden zich nauw met elkaar verbonden, en zagen zich als leden van een familie. Daarom spraken ze elkaar aan met ‘broeder’ en ‘zuster’. Zo maakten ze duidelijk dat ze God als hun Vader zagen.

Zondigen
Als een gelovige opzettelijk iets fout doet, en daarmee iemand kwetst, kwetst hij niet alleen die persoon, maar ook God, omdat God wil dat mensen voor elkaar respect opbrengen.
Zo sluit die persoon zich eigenlijk af van de groep gelovigen. Daarom is het goed als leden van de groep hem daarop aanspreken.

Kerk
(Grieks: ekklesia – hiervan werd het Nederlandse woord ‘kerk’ afgeleid)
Matteüs is de enige evangelist die het woord ‘kerk’ gebruikt. Hier bedoelt hij er een plaatselijke groep christenen mee. In zo’n groep voelde men zich nauw met elkaar verbonden en sprak men elkaar aan met ‘broeder’ en ‘zuster’. Zo’n ‘kerk’ kwam regelmatig samen om ‘het brood te breken’ en de ‘beker te drinken’.

Heiden
Iemand die niet behoort tot de godsdienst van de spreker of de schrijver.

Tollenaar
Tollenaars inden tol op het gebruik van wegen (vergelijk: ‘péage’ op de Franse autowegen), bruggen en havens, en belastingen op goederen die naar de markt gebracht werden. Ze deden dat in opdracht van de Romeinen.
Omdat ze het bedrag van de tol en de belasting willekeurig konden bepalen, deden ze er nog een flinke schep bovenop. Daarom zag men ze als afpersers en oplichters. En omdat ze werkten in dienst van de bezetter (Romeinen, die men heidenen noemde) zag men ze als verraders en zondaars.

Binden
‘Binden’, wil in dit geval zeggen: mensen bijeen brengen rond Jezus, wie of wat ze ook mogen zijn, over alle verschillen heen die hen van elkaar scheiden of tegen elkaar opzetten.

Ontbinden
Ontbinden is mensen losmaken uit al wat hen bezwaart: een pijnlijk verleden, verlammende teleurstellingen, een isolement, vooroordelen die hun kijk op medemensen vervalsen. Ontbinden heeft te maken met vergiffenis schenken en bekering mogelijk maken.

Hemel
Omdat bepaalde joodse kringen vonden dat men tekort kwam in eerbied voor God als men rechtstreeks over Hem sprak, gebruikte men andere woorden of omschrijvingen om over God te spreken. Zo wordt ‘hemel’ gebruikt om over God te spreken; soms verwijst een passieve vorm van een werkwoord naar de werking van God.

De betekenis van de hele zin komt hierop neer: wat mensen elkaar aandoen, telt ook voor God. Dat is iets waar men niet licht mee mag omgaan.

Waar twee of drie verenigd zijn in mijn naam ...
Het belangrijkste is: afgestemd zijn op Christus. Het aantal mensen is minder belangrijk. Terwijl in het jodendom dat aantal (nl. tien) wel belangrijk was / is om samen in de synagoge te bidden.





Bij de tekst

Wortel in het Oude Testament

‘Wees niet haatdragend tegen uw broeder. Wijs elkaar terecht: dan maakt u zich niet schuldig aan de zonde van een ander. Neem geen wraak op een volksgenoot en koester geen wrok tegen hem. U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Ik ben JHWH’
(Leviticus 19, 17vv).


‘Als er twee zitten
en er zijn woorden van de tora tussen hen,
dan verblijft de Goddelijke Aanwezigheid tussen hen.’
Spreuken der Vaderen, III, 3



Context

Matteüs schreef vijf redevoeringen die Jezus zou gehouden hebben voor zijn leerlingen. Daarmee kon hij duidelijk het verband tussen Jezus en Mozes (aan wie vijf boeken worden toegeschreven) aangeven.
Het evangelie van deze zondag komt uit de vierde redevoering van Jezus in het evangelie volgens Matteüs, die de ‘kerkelijke rede’ of de ‘gemeenschapsrede’ wordt genoemd. In deze rede verwerkte de evangelist woorden van Jezus en woorden uit de eerste christelijke gemeenschappen die handelden over het dagelijks leven van de gemeenschap en over hoe men het beste kon omgaan met mogelijke problemen die dit samenleven met zich kon meebrengen.



Ritueel

Merk op dat men niet zomaar zegt: God is vergevingsgezind. Er wordt een weloverwogen ritueel aangegeven om de foute handeling van de leden te begeleiden.
. Een gesprek onder vier ogen.
. Een gesprek met meer mensen.
. Een openlijke beslissing van de gemeenschap.





Suggesties

Grote kinderen

VERDIEPEN

Gesprek

Spreken over de nieuwe klas, de nieuwe jeugdbeweging, de nieuwe klas in de academie ...
Bespreek met de kinderen:
- Wat zul je doen als je ziet dat iemand door de naderen niet aanvaard wordt? Als je ziet dat men iemand uitlacht of pest?





BELEVEN

Kubus

Materiaal
. Kubus waarvan op de zijvlakken kan geschreven worden,
of waarop men op de zijkanten papier gekleefd heeft.
. Stift


Verloop
De kinderen zijn de voorbije week na twee maanden vakantie terug naar school gegaan.
Een hele belevenis voor hen. Ze deden zo veel nieuwe indrukken, dat het goed is hen daar even over te laten spreken.
- Is de school fijn?
- de juf / meester?
- de andere kinderen van de klas?
Ga met de kinderen in op de vraag:
- Hoe kunnen we ervoor zorgen dat deze klas een fijne klas blijft?


Zoek met de kinderen naar zes 'waarden' die daarbij belangrijk zijn.
Schrijf (of laat schrijven) die zes waarden met een trefwoord op elk van de zes zijvlakken van een kubus.
Als er nog tijd is, of tijdens een andere bijeenkomst, laat je die kubus rollen. Het vlak dat dan bovenaan ligt geeft een waarde aan, die de kinderen moeten illustreren, of die een extra aandachtspunt kan zijn voor de volgende week.





Overwegingen

Frans Mistiaen s.j.

Met mildheid en geduld vechten om overeen te komen

Waar mensen eensgezind zijn, daar is God!
Maar, is een volledige eensgezindheid wel echt mogelijk?
Overal zijn er toch meningsverschillen en ruzies,
overgevoeligheden, zere tenen en dus conflicten.
Jezus moet met Zijn uitnodiging tot eensgezindheid
iets anders hebben bedoeld
dan een rimpelloze harmonie tussen de mensen,
die toch nergens kan worden gerealiseerd.

Wat Jezus bedoelt is inderdaad
een eensgezindheid die steeds aan het groeien is
te midden van de conflicten en de meningsverschillen,
die niet worden ontkend.
Het is een eensgezindheid die op voorhand niet gegeven is,
maar die steeds te veroveren en te heroveren valt.
Waar, ondanks de onenigheden,
de diepste betrachting toch steeds
de vergeving blijft, de verzoening, het vertrouwen en de bevestiging,
daar is de Heer in ons midden.
Waar mensen, ondanks de eisen die zij tegenover elkaar stellen,
toch met elkaar tot overeenkomen willen geraken,
daar heeft hun eensgezindheid goddelijke kracht,
dan is God in hun midden.
In ons gezin of leefgemeenschap,
in onze school of jeugdbeweging,
in onze parochie-organisatie of werkmilieu,
is elk stukje menselijke eensgezindheid,
dat in Jezus' naam wordt veroverd,
teken van Gods aanwezigheid.

En voor dat fundamenteel streven naar eensgezindheid
geeft de evangelietekst van vandaag ons enkele heel concrete tips,
die ook voor ons nuttig kunnen zijn.

Wij mogen elkaar vermanen,
maar dan wel met grote mildheid en geduld en niet in het openbaar.
Zelf hebben wij immers al ondervonden
dat kritiek geen zin heeft
bij iemand die deze kritiek niet kan dragen.

Maar wanneer een band van genegenheid en vertrouwen bestaat,
kan men in een gesprek onder vier ogen,
een knelpunt wel ter sprake brengen.
Echte vrienden kunnen elkaar dan zelfs heel veel zeggen.
Maar wij moeten dat niet proberen
bij diegenen die ons minder genegen zijn.
Dat heeft toch het verkeerde effect.
Dan zwijgen wij beter en beginnen vooral niet te roddelen.
Kritiek past alleen in het kader van een genegenheid
die mild en geduldig en persoonlijk is.

Er zijn vele eerste stappen nodig van onze kant.
Om tot verzoening te komen mogen wij ons niet tevreden stellen
met één enkele, mislukte poging.
Ook moeten wij niet wachten tot de andere nu eens een stap zet.
Echte eensgezindheid vraagt van ons voortdurende pogingen,
ook al kosten die ons heel veel.

En klein durven beginnen.
Wij moeten niet wachten tot iedereen eerst akkoord gaat.
Meestal zullen wij integendeel de indruk hebben
dat wij, tegen de grote groep in,
met ons onooglijk klein initiatief, machteloos staan.
Maar vuur ontstaat bij een kleine vonk.
Het is op kleine schaal, onder ons,
in de kleinst mogelijke gemeenschap van mensen,
dat de verzoening best begint.
"Waar twee of drie verenigd zijn..."

Mildheid en geduld,
vele, herhaalde stappen van onze kant,
en geloven in de kracht van kleine daden,
dat zijn de tekenen van onze bezorgdheid
om echte eensgezindheid te laten groeien,
ondanks en tegen de onenigheden in.
De liefdesgeest van Jezus
is levendig onder ons aanwezig,
als wij ervoor vechten om overeen te komen.



Marc Gallant, trappist (Orval)

Verenigd zijn in zijn naam

Met andere mensen samenzijn wordt niet altijd beleefd met dezelfde intensiteit. Samen verenigd zijn, om welke reden, tot welk doel? We waren samen gemobiliseerd in de kazerne omdat we van hetzelfde geboortejaar waren, en we beschouwden de instructies daar als verloren tijd. Men kan niet zeggen dat dit een hechte band geschapen heeft! Je kon wel met een of ander een vriendschapsband aanknopen, maar vanaf het afzwaaien bleef er van de groep niets meer over.
De banden zijn veel hartelijker op een familiebijeenkomst. Een persoonlijke band ligt hier aan de basis: we zijn allen van dezelfde grootouders. Na de bijeenkomst blijven we behoren tot dezelfde familie.

Jezus spreekt ons hier over een vereniging in zijn naam. Het is een heel ander soort vereniging, en waar Hijzelf aanwezig is. Wat bedoelt Jezus met: “verenigd zijn in mijn naam”?
Merk vooraf op dat het evangelie volgens Matteüs omkaderd is door twee sterke bevestigingen van Jezus’ tegenwoordigheid. Bij het begin van het evangelie wordt de naam van Jezus verklaard met: “Men zal hem de naam Immanuel geven, die betekent: God met ons” (Matteüs 1, 23), en het evangelie eindigt op de belofte aan de leerlingen: “Ik ben met u voor altijd, tot aan het einde van de wereld” (Matteüs 28, 20b). Rechtstreeks en onrechtstreeks belicht deze aanwezigheid heel de theologie van Matteüs. Ze is de dynamische band tussen Jezus in zijn aardse leven en dezelfde Jezus die, verrezen, leeft en handelt in de wereld en in zijn Kerk. Jezus die lijdt met hen die lijden, die onthaald wordt in de armen, en dus in ieder van ons met onze tekorten. Jezus in de buurman die bedroefd is omdat hij zijn vader verloren heeft, in de collega op het kantoor die zich zorgen maakt over de onenigheid in zijn relatie, en de adolescent die ongelukkig is omdat hij zichzelf niet bemint. Jezus kan men ontmoeten in al de onhebbelijkheden van het dagelijkse leven omwille van ons onvermogen om echt te beminnen …

Dit bewustzijn van Jezus’ aanwezigheid in de gemeenschap en in de christenen leefde heel sterk in de eerste Kerk. Abba Apollo, monnik in de woestijn van Egypte (vierde eeuw), herhaalt een woord van Clemens van Alexandrië (150-215): “Je ziet jouw broeder, je ziet jouw Heer en God”. De Regel van sint Benedictus (rond 530-560) kent geen aanbidding van het heilig Sacrament, maar zegt over de gasten die aankomen in het monasterium: “Men zal ze groeten met diepe nederigheid. En bij hun aankomst in het monasterium of bij hun vertrek, zal men met een diepe buiging, of door zich met heel het lichaam plat ter aarde te werpen, Jezus Christus aanbidden die men ontvangt in hun persoon’ (inclinato capite vel prostrato omni corpore in terra, Christus in eis adoretur qui et suscipitur, RB 53). De aanbidding van Christus richt zich hier naar het wezenlijke. De aanwezigheid van Christus in de christenen is definitief: ze begint nu om verder te gaan in de hemel, waar er geen sacramenten meer zullen zijn.
Waar zou dat leiden moest men echt leven in die aanwezigheid van Christus? Dat vraagt heel veel! Het is veel gemakkelijker de tegenwoordigheid van Christus op te bergen in een tabernakel met brandkastslot in een gesloten kerk! We kunnen hem dan aanbidden wanneer het ons past. Toch verbiedt het oude Ceremoniaal van de Bisschoppen het officie te zingen in tegenwoordigheid van het Heilig Sacrament (Caer. Ep. I,12,8), omdat de aanwezigheid van Christus in christenen belangrijker is dan zijn sacramentele tegenwoordigheid. De sacramenten zijn middelen om Jezus in ons te laten komen leven …

We komen even terug op de vraag: wat wil Jezus zeggen met: “verenigd zijn in mijn naam”? In de Bijbel is de naam tegelijk het teken, de kracht, de aanwezigheid, en tenslotte de persoon zelf die men ermee aanduidt. Zich verenigen “in de naam van Jezus” is zo van Jezus de enige zijnsreden te maken van zijn eigen leven en van de gemeenschap of Kerk, in alle aspecten. Paulus zegt het in één woord: “Voor mij is leven Christus” (Filemon 1,21).
Sint Paschase Ratbert, een monnik uit de 9e eeuw, schetst er het impact van op ons leven: “Als je echt één bent met het lichaam van Christus, dan dragen alle leden je in hun gebed, en samen vragen ze aan God dat zijn wil in je geschiede. … Niets is krachtiger, niets creatiever, niets boven die toestand waar allen één zijn, waar allen zorgen voor elkaar, zoals ieder voor allen, zodat ze samen één zijn in Christus” (Commentaar op Matteüs 4,6).

Het is in het licht van Jezus’ aanwezigheid in de gemeenschap en in elk van de broeders en zusters, dat de onderlinge steun mogelijk is. In een context van broederlijke vermaning (vgl. 2 Korintiërs 13, 1-5), bevestigt ook Paulus er het criterium van: ”U weet toch van uzelf dat Jezus Christus in u is?” (2 Korintiërs 13, 5). De daadkrachtige liefde van Jezus in ons laat toe de anderen te laten groeien en zich af te houden van wat in hen de liefde niet waardig is.



De aanwezigheid van Jezus

“Waar twee of drie bijeen zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden”.
De eerste christengemeente nam deze woorden van Jezus altijd ernstig. Op paasavond en de zondag daarop had Jezus zijn aanwezigheid zichtbaar gemaakt te midden zijn apostelen. Sindsdien zijn de leerlingen elke zondag samen gekomen in het besef Jezus in hun midden te hebben, zoals Hij het hun had gezegd.
Bij het gebed stonden ze dan ook, rond Jezus, naar mekaar toe gekeerd. Monniken hebben deze gewoonte bewaard. Het is Jezus die bidt in de gemeenschap, en men bidt er met Hem mee. Dat laat toe psalmen te bidden die, in Jezus’ mond, hun volle betekenis krijgen. De ‘vijanden’, waarover de psalmen het hebben, zijn de dan vijanden van Jezus: het kwaad, de zonde, het lijden, de dood.

Om die aanwezigheid van Jezus in de gemeenschap in de aandacht te houden, vroeg het oude “Ceremoniaal van de bisschoppen” om in het koor van het gemeenschapsgebed geen aanwezigheid te hebben van het heilig Sacrament. Het komt erop aan de voorrang van Christus’ tegenwoordigheid in de gemeenschap vrij te stellen. Zijn aanwezigheid in de broeders en zusters is de enige die zal voortduren in de hemel, waar er geen altaar, geen kruis, en ook geen sacramenten zullen zijn: dat zijn maar middelen om de aanwezigheid van Christus te laten groeien in de broeders en de zusters.

Het innerlijke leven van de eerste christen gemeenschappen was gericht op de aanwezigheid van Jezus en dus op de groei in de liefde die dit veronderstelt. De eerste taak van de bisschop was dan ook de liefde in de gemeenschap te garanderen. Zijn naam (‘bisschop’, ‘epi-scopos’ in het Grieks, betekent letterlijk ‘op-ziener’) beschrijft zijn taak: in de eucharistie moest hij erop toezien dat de broeders en zusters niet naar de communie kwamen zonder zich met elkaar verzoend te hebben met een echte vredeskus. In het leven van elke dag zijn er zoveel omstandigheden waar men tekort kan komen aan de liefde: binnen de families tussen ouders en kinderen; in de omgang tussen vrienden en buren; op het werk tussen collega’s.

Hoe vrijwaarden de eerste christenen hun onderlinge liefde wanneer iemand de liefde tekort had gedaan? Het evangelie geeft ons een echo van het innerlijke leven van de gemeenschappen. In de liefde is men, binnen het respect van zijn vrijheid, verantwoordelijk voor zijn broeder.
Hoe moet men zich gedragen als er iemand tegenstrijdig leeft met het evangelie? Het gaat niet op hier iemand af te keuren of te verwerpen, maar een houding te hebben die strookt met de liefde die zich verantwoordelijk weet. Onze medeverantwoordelijkheid en onze solidariteit kunnen echter het risico lopen de liefde te perverteren. Een amusant gedichtje van Jacques Prévert zet ons op onze hoede: “Je zegt dat je houdt van vogels, en je sluit ze op in een kooi, je zegt dat je houdt van vissen en je eet ze op, dat je van bloemen houdt en je snijdt ze af; ik heb dus schrik als je zegt dat je van mij houdt”. De uitnodiging van Jezus om aandacht te hebben voor de bestwil van onze broeders of zusters en hen voor iets opmerkzaam te maken, riskeert manipulatie of zelfs machtsmisbruik. Dat gebeurt als men in naam van de liefde de plaats van de andere aan het innemen is. Echte liefde schenkt de andere aan zichzelf.

Om mijn eigen beperkte en soms partijdige gezichtshoek niet aan iemand anders op te leggen, om alle inmenging in zijn vrijheid tegen te gaan, geeft de Heer ons in het evangelie drie criteria.
Om de andere te eerbiedigen is het altijd nodig, vòòr elke beschuldiging, in relatie te treden, en met deze persoon een dialoog aan te gaan om zijn of haar beweegredenen te kennen, samen met de manier waarop het voorval werd beleefd. Er moet gesproken worden onder vier ogen. We doen dikwijls het tegenovergestelde van wat Jezus ons suggereert: in plaats van de persoon in kwestie te ontmoeten laten wij ons gaan in negatieve insinuaties, onderduimse beschuldigingen, zelfs in kwaadsprekerij die de goede naam aantast. Dat alles is niet christelijk, zegt ons Jezus. Je moet in contact treden, want de uiterlijke kant van een daad kan het diepere motief verbergen dat erachter steekt.

Verder vraagt Jezus de broederlijke regeling te beleven in gemeenschap. Zo zal het niet mijn subjectiviteit zijn die oordeelt over een andere, maar we zullen samen uit verschillende gezichtshoeken en in dialoog de zaak trachten te objectiveren.

Ten slotte moet deze benaderingswijze gedragen worden in het gebed: samen zullen we ons keren tot de bron van alle goeds waar niemand van ons de eigenaar van is. De broeder aan wie ik een opmerking wil geven, is niet minder kind van God dan ikzelf, en kan evengoed als ik Gods licht ontvangen en zijn woord horen. Zoals hij, ben ik zelf op weg naar de Liefde.
De broederlijke vermaning sluit aldus alle meerderwaardigheidsgevoel uit, en zo is men niemand iets schuldig dan elkander lief te hebben, zoals Paulus het zegt (Romeinen 13, 8). Het doel van de broederlijke vermaning is immers te beletten dat de andere gemarginaliseerd wordt: “Als je broeder naar je luistert, heb je jouw broeder gewonnen.”



Broederlijke correctie (2017)

Geloven is broeders en zusters aanvaarden, omdat we God als hun Vader aanvaarden. Kunnen we houden van Christus, als we niet houden van wie voor hij zijn bloed gegeven heeft?
Broeders aanvaarden, is voor hen verantwoordelijkheid opnemen. Liefde brengt verantwoordelijkheid met zich mee. ”Ben ik de hoeder van mijn broeder," zei Kaïn: hij kwam hem te vermoorden (Gen 4,9).
Vandaag herinnert de Heer ons aan onze verantwoordelijkheid. Onmiddellijk na de gelijkenis van de verloren schapen, naar wie de Vader ging zoeken in het gebergte "omdat Hij wil niet dat een van deze kleinen verloren zou gaan" (Matteüs 18, 12-13), vraagt Jezus ons om te doen zoals zijn vader en de broeder op te zoeken: “Wanneer uw broeder gezondigd heeft, wijs hem dan onder vier ogen terecht” (v.15). Fijngevoeligheid en discretie zijn familie van de liefde.

Zonde staat recht tegenover de liefde. De mens realiseert zich enkel in de liefde. Zondigen is zich vergissen omtrent de ware zelfontplooiing. Door de zonde vermink ik mezelf in mijn groeien naar liefde, word ik een invalide, een blok aan het been van de gemeenschap. Ik verbreek de dialoog van de liefde, en val op mezelf terug. Aan mezelf overgelaten, hoe wil je dat ik eruit geraak?

Om die reden Jezus zegt ons: "wijs hem dan onder vier ogen terecht”. Dat is niet wat we meestal doen. Het is zo makkelijk om te roddelen achter de rug ... En Jezus vervolgt: "Luistert hij naar u, dan hebt gij uw broeder gewonnen" (v. 15). Inderdaad, om te luisteren, moet hij uit zichzelf komen. Hij kan niet luisteren zonder anders te worden.

En als de broeder niet luistert? Jezus beveelt warm aan met enkelen zorg voor hem op te nemen (v. 16), en nadien desnoods met de hele gemeente (v. 17). Dit betekent dat hij dat Christus zelf zorg voor hem zal opnemen. Het is duidelijk dat de zonden die Matteüs hier beschouwt, geen gewetensplooien zijn, maar daden die het gemeenschapsleven ontwrichten of de groep der gelovigen in diskrediet brengen.
Kortom, het gaat nog steeds over de "schandalen" waarvan sprake in de voorafgaande teksten (Matteüs 18, 6-9). Ook het woord "kerk" betekent hier een concrete lokale, niet volmaakte gemeente. Als men tot uitsluitingen moet komen, dan nemen die niet de plaats in van Gods oordeel, maar ze stellen vast dat een broeder niet langer dragelijk wil zijn, nadat alles werd geprobeerd.

Er is dus een gradatie in het proces van de "broederlijke correctie". Paulus getuigt dat deze ook beoefend werd bij de christenen van Korinte (2 Korintiërs 13, 1). Als deze stappen niet succesvol zijn, dan wordt de hele gemeenschap tot getuige genomen om de broeder voor zijn verantwoordelijkheid te plaatsen. Als dit tot niets leidt, dan gaat men tot het uitsluiten van degene die nu beschouwd wordt “als heiden en tollenaar”. Merken we echter op dat deze uit-drukking is geen waardeoordeel is, want Jezus was "een vriend van tollenaars”. Deze handige cliché klonk goed in de oren van de Joodse christenen, en vat alles samen wat er in de weg staat van het gemeenschapsleven.

Matteüs duidt deze procedure aan met een plechtige formule: God ("in de hemel", v. 18) ratificeert de besluiten genomen door de gemeente. Hij behoudt ook het juridische vocabularium van het oude jodendom met de woorden “binden/ontbinden”, gebruikt voor disciplinaire maatregelen. In Matteüs 16, 19 behoort deze autoriteit in de eerste plaats aan Petrus, maar we zien dat ze uitgevoerd wordt bij middel van een communautaire aanpak. En als God hier zijn goedkeuring geeft over de disciplinaire activiteit van de Kerk, blijft het voor haar echter een zware verantwoordelijkheid, waarvan de geest vervolgens gepreciseerd wordt.
Inderdaad, "wanneer twee van u eensgezind op aarde iets vragen - het moge zijn van het wil - zullen zij het verkrijgen van mijn Vader die in de hemel is" (v. 19). Jezus had dit reeds beloofd: "Alles wat ge in het gebed vraagt, gelooft dat ge het al verkregen hebt, en ge zult het verkrijgen" (Marcus 11, 24). Deze aanbeveling is hier aangepast aan de context: in haar moeilijke dialoog met de zondaar, zal de Kerk niet handelen in vertrouwen op haar eigen wijsheid; zij zal in het gebed naar God luisteren voor het welslagen van de broederlijke vermaning.

Want het is Jezus, ‘zijn naam' (v. 20), die de christenen bij elkaar brengt. Zij zijn verzekerd van zijn actieve en effectieve aanwezigheid.
Matteüs houdt de praktijk van "broederlijke vermaning" dus als een plicht voor de christelijke gemeente. Hij benadrukt de sfeer van gebed en de wil om te handelen "in naam" van Christus, die alle betrokkenen bij deze benaderingswijze samen moet brengen.