Loading...
 

21e zondag - evangelie

File000913021352


...page... Wiki page pagination has not been enabled.

Matteüs 16, 13-20: De sleutels van het koninkrijk

Matteüs 16, 13-20 ,// Marcus 8, 27-35 // Lucas 9, 18-24



De tekst

Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Toen Jezus in de streek van Caesarea van Filippus was,
vroeg Hij aan zijn leerlingen:
‘Wie ben Ik volgens de mensen?’
Zij antwoordden:
‘Sommigen zeggen dat Je Johannes de Doper bent,
anderen zeggen Elia,
nog anderen Jeremia of een van de profeten.’
‘Maar jullie, wie zeggen jullie dat Ik ben?’ vroeg Jezus toen.
Simon Petrus zei:
‘Jij bent de Christus, de Zoon van de levende God.’
Jezus zei: ‘Je bent een gelukkig mens Simon, zoon van Jona,
want dit heb je niet gehoord van een mens,
maar van mijn Vader in de hemel.
Van jou zeg Ik: Jij bent Petrus, een rots!
Op die rots zal Ik mijn Kerk bouwen.
De hel zal er geen greep op hebben.
Ik geef jou de sleutels van het Rijk der hemelen.
Wat jij zult binden op aarde,
zal ook in de hemel gebonden zijn
en wat jij zult ontbinden op aarde,
zal ook in de hemel ontbonden zijn.’
Daarop zei Jezus aan zijn leerlingen:
‘Jullie mogen absoluut tegen niemand zeggen
dat Ik de Christus ben.



Stilstaan bij ...

Caesarea Filippi
(Panias / Panion / Banyas)
Deze stad bevond zich aan de zuidelijke voet van de berg Hermon (berg), dichtbij de bronnen van de Jordaan.
'Caesarea' verwijst naar keizer Augustus; 'Fillippi' verwijst naar Filippus, de broer van koning Herodes Antipas (= zoon van koning Herodes de Grote, die opdracht gaf voor de kindermoord in Betlehem).
Lees meer over deze stad.

Mensenzoon
Dit woord komt 69 keer voor in het evangelie (telkens in de mond van Jezus) en slechts éénmaal in de Handelingen van de apostelen. Dit aparte woord gebruikte Jezus om over zichzelf te spreken. Op zich betekent het 'mens'. Maar in het boek Daniël wordt over de mensenzoon gesproken als over een koning die zorgt voor vrede en die de mensen komt oordelen.
Dit woord wordt ook gebruikt voor de Messias.

Johannes (Hebreeuws = ‘God is genadig’) de Doper
Zoon van de priester Zacharias en zijn vrouw Elisabet. Hij was een prediker die leerlingen om zich heen verzamelde en mensen doopte die zijn volgeling werden. Omdat hij kritiek had op de levenswijze van koning Herodes, werd hij gevangen genomen en gedood.

Elia
(Hebreeuws = Mijn God is JHWH)
Eén van de belangrijkste profeten in het Oude Testament. Hij leefde in de 8ste eeuw voor Christus, een tijd waarin Israël afgoden vereerde. Hij trad op als de profeet die de verering van JHWH terug centraal stelde, geheel in de lijn van de betekenis van zijn naam.

Petrus
(Grieks = petra = rots // pierre (Frans))
Petrus was een visser uit Betsaïda. Hij was de belangrijkste in de groep van de apostelen. Rond het jaar 67 stierf hij de marteldood onder keizer Nero en werd begraven buiten de stadsmuren van Rome. De Sint-Pietersbasiliek staat bovenop zijn graf.

Christus
(Hebreeuws = Messias. Christus en Messias zijn in het Nederlands: ‘gezalfde’)
Vroeger werden de koningen van Israël gezalfd. Zo toonde men dat ze hun zending van God hadden ontvangen.
Tijdens de Babylonische ballingschap keek het joodse volk uit naar een Messias, iemand die vrede zal brengen.
Christenen geloven dat Jezus door God werd gezonden om de mensen te redden en het rijk van God op aarde te vestigen. Later gebruikte men de titel ‘Christus’ als familienaam voor Jezus. Wie het woord ‘messias’ gebruikt, plaatst Jezus duidelijker binnen de joodse verwachting van de Messias.

Simon Bar Jona
(Bar betekent zoon)
Simon blijkt volgens zijn naam de zoon van een zekere Jona te zijn.
Het zou ook kunnen dat Jezus verwijst naar de profeet Jona, die op de vlucht sloeg naar een uithoek van de wereld om te kunnen ontsnappen aan opdracht die God aan hem gaf. Petrus was een apostel die het moeilijk had met het lijden dat Jezus te wachten stond.

Vlees en bloed
Joodse uitdrukking om te zeggen: de mens, het menselijke.

Poorten van het dodenrijk
Beeldende taal voor ‘dood’.

Verbieden
Jezus verbood zijn leerlingen om over Hem te spreken als een Messias, om te vermijden dat mensen van Hem zouden verwachten dat Hij een politieke Messias zou zijn, die hen zou verlossen van de Romeinen.

Sleutels
Een sleutel is een symbool van macht: een sleuteldrager heeft toegang tot plaatsen waar anderen niet kunnen komen.
Maar een sleutel dient op de eerste plaats om iets wat op slot is, open te maken, te ont-sluiten. Zo krijgt Petrus met de sleutels de opdracht om het Rijk van God zichtbaar te maken, te ont-sluiten.

Binden
‘Binden’, wil ruim gezien zeggen: mensen bijeen brengen over alle verschillen heen, die ze van elkaar scheiden of tegen elkaar opzetten. Mensen verzamelen en in beweging brengen rond een gemeenschappelijk ideaal, in dit geval rond Jezus.

Ontbinden
Ontbinden is mensen losmaken bevrijden uit al wat hen bezwaart: een verleden dat hen achtervolgt, teleurstellingen die hen verlammen, een isolement waarin ze gevangen zitten, vooroordelen die hun kijk op medemensen vervalsen. Ontbinden heeft ook te maken met vergiffenis schenken en bekering mogelijk maken.





Bij de tekst

Merk op

Jezus gebruikt zelf het woord Gezalfde / Messias / Christus niet. Het was een woord dat gemakkelijk begrepen kon worden als ‘politiek leider’, iets wat Jezus niet wilde zijn. Jezus spreekt over zichzelf wel als ‘de Mensenzoon’.



Matteüs op twee stoelen

Toen Matteüs zijn evangelie schreef, wilde hij over Jezus en zijn leerlingen schrijven en hierbij tegelijk rekening houden met de toehoorders / lezers van zijn evangelie. Hij wilde de ontdekkingstocht van de leerlingen naar wie Jezus is beschrijven, terwijl zijn lezers maar al te goed wisten wie Jezus was. Want die leefden in de tijd waarin de Kerk zich volop ontwikkelde, de tijd ook waarin Petrus als bisschop van Rome beslissingen nam.
Toen Jezus aan zijn leerlingen de vraag stelde: ‘Wie ben Ik?’, wist Petrus wellicht niet meer dan dat Jezus een rabbi, mogelijks een profeet was. Toch geeft Matteüs een belijdenis van Petrus over Jezus, die lijkt op een onfeilbare pauselijke uitspraak: 'Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.'



De gezalfde, de Zoon van de levende God

(H. SERVOTTE, Wegen naar het woord - interpretaties van evangelieteksten, uitgeverij Averbode, 1991, p. 116)

"Het woord 'gezalfde' suggereert dat Jezus niet in eigen naam optreedt, maar dat Hij een zending vervult van Godswege - een zending bovendien die al lang was aangekondigd, in hedendaagse termen: de bevrijder namens God;
dat Hij de zoon wordt genoemd, is natuurlijk geen technisch theologische definitie; het wijst zowel op het onderscheid tussen Jezus en God (Hij is niet God, wel zoals men later zal zeggen de Godszoon) als op de intieme band die bestaat tussen Hem en God. Wanneer je die intieme band exclusief voor Jezus voorbehoudt, ga je Hem zoon van God noemen in een exclusieve zin."



Wortel in het Oude Testament

Het beeld van de ‘sleutel’ is hoogst waarschijnlijk geïnspireerd door Jesaja (Jesaja 22, 22).
Lees meer





Vragen van kinderen

Waarom wordt Petrus meestal afgebeeld met sleutels in zijn hand? - Joren, 11 jaar
(C. LETERME in Samuel n2006, nr 9, p. 2)

Op een dag vroeg Jezus aan zijn leerlingen: 'En jullie, wie zeggen jullie dat Ik ben?'
Simon antwoordde: 'Jij bent de Messias, de zoon van de levende God.
Toen zei Jezus: 'Jij bent Petrus, en op deze rots zal ik mijn kerk bouwen.'
Omwille van het sterke geloof van Petrus, heeft Jezus aan hem zijn kerk toevertrouwd.
Jezus zei ook: 'Ik zal je de sleutels van het koninkrijk geven.'
Met sleutels kan men deuren sluiten, maar ook openen. De 'sleutels' die Petrus kreeg, moeten dienen om het Rijk van God toegankelijk te maken voor de mensen. Een grote verantwoordelijkheid voor Petrus en al zijn opvolgers, die paus genoemd worden.
Om dat niet te vergeten staan op de wapenschilden van de paus en van het Vaticaan dezelfde sleutels die je kunt zien bij de beelden van Petrus.





Suggesties

Kleine kinderen

DOEN

Een grote bloem

Vooraf
Knip een aantal bloembladen, die groot genoeg zodat kleine kinderen erin kunnen tekenen, en een bloemhartje uit geel papier waarin je de naam 'JEZUS' schrijft.


Verloop
De kinderen vertellen wat ze over Jezus weten. Daarna tekenen ze over Jezus in een bloemblaadje. Schik nadien al deze bladen rond het 'bloemhartje' waarin de naam Jezus staat.





SPREKEN MET BEELDEN

'Op een rots kun je rekenen'

Twee mannen zoeken een plek om een huis te bouwen.

De ene man klimt op een grote rots. ‘Dit is een prima plek’, denkt hij.
Hij begint te bouwen. Hij bouwt en sjouwt de hele dag.
Eindelijk is het huis klaar.
‘Precies op tijd,‘ zegt hij, ‘ik geloof dat het gaat regenen.’
Het begint te regenen. Het dondert en bliksemt.
Het water klotst tegen de rots. Maar de rots staat stevig.

Een andere man wil ook een huis bouwen.
‘Deze plek is goed’ zegt hij. Hij bouwt zijn huis op zand.
Als hij klaar is met zijn huis, gaat hij naar binnen en doet de deur dicht.
Maar dan begint het te regenen. Het dondert en het bliksemt.
Het water stroomt zijn huis binnen. Zijn voeten worden nat.
Het zand onder zijn huis spoelt weg. Zijn hele huis valt in elkaar!



Wie van de volgende kinderen is als een rots en wie is er als zand?

O Nathalie bereidt zich voor op haar eerste communie.
Ze kijkt de hele avond TV.
Gisteren had ze haar jongere broertje beloofd om met hem te spelen.

O Janne hoort over Jezus vertellen.
Wanneer Kobe van de andere klas op de grond valt,
is ze de eerste om hem terug recht te helpen.

O Michael zit in de derde klas.
Hij krijgt goede punten voor ‘godsdienst’.
Als hij thuis is speelt hij altijd in zijn eentje videospelletjes.

O Boris heeft het moeilijk om verhalen over Jezus na te vertellen.
Als hij thuis komt helpt hij zijn moeder bij het klaarmaken van het eten.

O Sofie heeft al driemaal haar kinderbijbel uitgelezen.
Als ze hoort dat iemand van de klas ziek is,
telefoneert ze nog diezelfde dag om te vragen hoe het gaat.

O Thomas hoorde het verhaal over een vader die zijn zoon vergeeft.
Maar Thomas kan de vriend die van hem kwaad heeft gesproken, niet vergeven,
zelfs al heeft die gezegd dat het hem spijt.





EXTRA

Klik hier voor meer suggesties.





Grote kinderen

ONDERZOEKEN

Namen geven

(Naar: C. LETERME in Samuel plus, Uitgeverij Averbode, 2006 nr. 9)

Sta stil bij de reden waarom mensen een bepaalde naam geven aan hun kinderen:
- een mooi klinkende naam
- een naam van iemand waarvoor ze bewondering en/of waardering voor hebben
- een naam die een betekenis heeft.
Vertel dat mensen vroeger heel veel belang hechtten aan de betekenis van een naam. In de betekenis van zo'n naam lag meteen het levensprogramma van het kind dat die naam droeg.
(Illustreer eventueel met namen van kinderen in de groep of van familieleden)


In sommige situaties veranderen mensen hun naam
- zangers zoeken een pseudoniem (illustreer) - sommige schrijvers doen dat ook
- paters en zusters kregen een andere naam bij het uitspreken van hun geloften
(bijvoorbeeld Jozef De Veuster werd Pater Damiaan)
- een kardinaal die paus wordt, krijgt een nieuwe naam
(bv. Jorge Mario Bergoglio werd paus Franciscus)
- in sommige jeugdbewegingen krijgen de leden een nieuwe naam met eventueel een typische eigenschap erbij. (illustreer met de eigen 'totem' of die van familieleden, vrienden, ev. van kinderen in de groep)

De kinderen zoeken in groepen van vier naar een geschikte nieuwe naam voor ieder in het groepje.
Beperking: de woorden mogen alleen verwijzen naar elementen / wezens in de natuur.

Vertel dat Simon van Jezus een nieuwe naam krijgt: Petrus. Die naam betekent: 'rots' of 'kei'.
Laat de kinderen zelf even nadenken waarom men iemand 'steen' of 'rots' of 'kei' zou kunnen noemen.





SPREKEN MET BEELDEN

Een werkblad als leidraad

Materiaal
Maak een kopie van dit werkblad.


Verloop
Lees eerst het evangelie van deze zondag voor.
Nadien kun je ingaan op het feit dat Petrus met sleutels afgebeeld wordt en dat die sleutels ook voorkomen op het wapenschild van de paus.



De sleutels van het rijk van God

(Geïnspireerd door: J. BRUGMAN, Prettige zondag, Kinderwoorddiensten voor het jaar A, Gooi en sticht Baarn,1995)

Materiaal
Kopieën van een blad papier waarop een sleutel getekend staat.


Verloop
Bespreek met de kinderen wat men allemaal kan doen met een sleutel.
Op slot doen, maar ook openmaken.
Er is iets wat je niet kunt zien, en dat je met een sleutel kunt zichtbaar maken.
Zo is het ook met het Rijk van God. Dat is verborgen, maar Petrus krijgt er de sleutels van. Hij moet ervoor zorgen dat dit Rijk van God zichtbaar wordt.
De kinderen krijgen per twee /drie/vier een 'sleutel'.
Rond de tekening van de sleutel schrijven of tekenen ze hoe zij het Rijk van God zichtbaar kunnen maken.





VERDIEPEN

Vloergesprek

Materiaal
flap / groot papier met daarop de vraag: Wie is Jezus voor jou?


Verloop
Leg de flap met de vraag op de grond. Laat de kinderen een paar minuten nadenken over hun antwoord op die vraag. Daarna noteren ze in stilte hun antwoord op de flap. Nadien mogen ze hun antwoord toelichten.

Lees dan het evangelie voor.

Sta stil bij het merkwaardig antwoord van Petrus op diezelfde vraag en de betekenis van het woord Messias.
Het is niet onbelangrijk bij dit woord stil te staan, omdat het vaak in de evangelies terug komt én omdat het in zijn Griekse vertaling (nl Christus) zo gekoppeld is aan Jezus, dat veel kinderen (en ook volwassenen) foutief denken dat Christus de familienaam van Jezus is. Vermeld zeker dat de titel Messias (Christus) iets duidelijk maakt over de nauwe relatie tussen Jezus en God.





BELEVEN

Een nieuwe naam, een nieuwe opdracht

(C.L. 13/02/2017)

Stop in een doos allerlei kleine voorwerpen. Bijvoorbeeld: een steentje, een schaar, een potlood, een papier, een zakdoek / een pakje papieren zakdoekjes, een ring, een takje, een stoffen bloem, een drinkbeker, een flesje water ...

De kinderen zitten in een kring. In het midden van die kring leg je een stuk stof. Haal één voor één alle voorwerpen uit de doos en leg ze op dat stuk stof.
Vraag de kinderen om naar rechts te kijken naar wie daar zit. Daarna zoeken ze tussen de voorwerpen hét voorwerp uit dat iets zegt over de persoon die naast hen zit.
Dit voorwerp nemen ze niet vast. Ze schrijven wel op een papiertje welk voorwerp ze gekozen hebben (om te vermijden dat ze in de gespreksronde nadien nog vlug van idee zouden veranderen)

Daarna vertellen ze één voor één welk voorwerp het best iets zegt over wie rechts van hen zit.

Vertel daarna over dat Jezus Petrus vergeleek met een kei / een rots. Waarom zou dat zijn? Toen Petrus dat hoorde, zag hij in zijn nieuwe naam een opdracht.

Laat de kinderen bij het voorwerp dat ze gekregen hebben zoeken naar welke opdracht dat voor hen zou kunnen zijn. Eventueel kunnen anderen hen daarbij helpen.



'Keien van christenen'

De kinderen tekenen een berg van zes rotsblokken.
Daarna schrijven ze in elke rotsblok waarin mensen een kei moeten zijn, als Jezus op hen wil rekenen.
Nadien kleuren ze het rotsblok dat het meest op hen van toepassing is.





VERTELLEN

Quo vadis?

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode, 2007, p. 185)

Toen Nero keizer van Rome was,
vervolgde hij vele christenen en liet hen doden.
De christenen die aan die vervolgingen ontsnapt waren,
vreesden niet alleen voor hun eigen leven,
maar ook voor dat van Petrus en Paulus,
de belangrijkste apostelen.
Daarom zeiden ze aan Petrus:
- Ga een tijdje weg uit Rome.
Ga naar Sicilië. Daar zul je veilig zijn.
Petrus liet zich overtuigen.

Voor dag en dauw vertrok hij uit Rome,
samen met Nazarius.
Het was nog donker.
Petrus zag in de verte iemand naar hem toekomen.
- Zie je die man op ons afkomen, Nazarius?
- Nee, meester, ik zie niets, zei Nazarius.
- Zie je dan niemand?
Plotseling wierp Petrus zich op zijn knieën.
- Domine, quo vadis? (Heer, waar ga je naartoe?) vroeg Petrus.
Toen zei een stem:
- Jij verlaat je medechristenen, Petrus.
Daarom ga ik naar Rome
om voor de tweede keer gekruisigd te worden.

Petrus was hierdoor erg getroffen.
Hij wist dat het Christus was die zo tot hem sprak.
En in plaats van naar het rustige en veilige Sicilië te gaan,
ging hij terug naar Rome.


Deze legende is verbonden aan een kerk aan de via Appia, enkele kilometers buiten Rome, waar boven op de deur het opschrift staat: ‘Domine, quo vadis?’




Bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 24 juni 2015, p. 1)

Waar ga je naartoe?
Een vraag die in deze tijd van het jaar vaak gesteld wordt. Als antwoord krijg je dan een vakantiebestemming, dichtbij of veraf. Met steeds de ondertoon van een deugddoende tijd die niet doorkruist wordt met de zorgen voor het werk, de planning in het huishouden, het tegenvallende weer, de files die het dagschema in de war brengen ...

Waar ga je naartoe?
Die vraag kun je ook anders lezen. Niet zo letterlijk! Je hoort dan: wat ben je van plan met je leven? Wat wil je ermee aanvangen? Wat doe je met de uitdagingen die op je afkomen? Wat vind je het belangrijkste in je leven?

Waar ga je naartoe?
Toen keizer Nero de eerste christenen vervolgde en doodde, wilde Petrus uit Rome wegvluchten. Onderweg op de via Appia zag hij Jezus op hem afkomen. Petrus vroeg hem waar Hij naartoe ging. Jezus zei dat Hij in zijn plaats naar Rome ging. Hij wilde de christenen blijven bijstaan, zelfs al zou Hem dat nog eens zijn leven kosten.

Waar ga je naartoe?
Neem jij je verantwoordelijkheid op? Zelfs als dit grote gevolgen heeft voor je eigen leven. Laat je mensen in de steek, zoals Petrus, die wilde vluchten naar Sicilië? Of wil je je juist met hen inlaten, zoals Jezus?

Waar ga je naartoe?
Het antwoord op die vraag kan je heel diep raken. De bestemming die je opgeeft kan bepalend zijn voor de weg die je gaat, je manier van leven. De plaats waar christenen uiteindelijk naartoe willen is wat Jezus het 'Rijk van God' noemde: de plaats waar iedereen gelukkig is. Al is de bestemming duidelijk, de reisroute is dat niet! Dat maakt het er niet gemakkelijker op!

Waar ga je naartoe?
Toen Petrus het antwoord van Jezus op die vraag hoorde, keerde hij zich om, en ging terug naar Rome. Na zijn ontmoeting met Jezus was het voor hem duidelijk dat hij zijn medechristenen niet in de steek mocht laten. Als plaatsvervanger van Jezus was hij verantwoordelijk voor hen.

Waar ga je naartoe?


C Leterme Via Appia1

Chiesa del Domine Quo Vadis
Foto © Chantal Leterme (Rome - 2018)



C.Leterme Rome 2018 491

Detail van het fronton
Foto © Chantal Leterme (Rome - 2018)






DOEN

Keien van mensen

Materiaal
Voor elk kind een kei.
Plakkaatverf, penselen, viltstift, witte knutsellijm.


Verloop
De kinderen maken de keien goed schoon.
Daarna beschilderen ze hun keien in hun favoriete kleur.
Ze verdunnen de verf niet (er wordt wel wat witte knutsellijm opgelost in een beetje water dat wordt toegevoegd aan de verf, zodat die zich beter aan de kei hecht.)
Daarna schrijven de kinderen op de stenen de naam van een persoon die voor hen een 'kei' van een persoon is.
Dan leggen ze alle versierde keien in één lange rij.





BIDDEN

Een nieuwe naam

(K. Van Cleynenbreugel in Simon 4, 2016-2017, p. 16)

Jezus gaf zijn beste vriend Simon
een nieuwe naam.
Hij zei: 'Ik noem jou Petrus,
want jij bent voor mij als een rots.
Jou kan ik vertrouwen.
Jij bent een man uit één stuk,
eentje om op te bouwen.'

Ik vind dat mooi, God,
om écht voor een vriend te kiezen
en hem een nieuwe naam te schenken.
Mag ik dat ook voor jou doen?
Wat dacht Je van: 'Allerbeste Vriend'
en 'Jij die naar mij luistert',
'Stromend Water' of 'Kriebelend Gras'.
Kies maar God.

Voor mij ben je het allemaal.





EXTRA

Klik hier voor nog meer suggesties.





Overwegingen

Frans Mistiaen sj

De sleutels van het liefderijk aan ons toevertrouwd

"En gij, wie zegt gij dat ik ben?”
Dit is een vraag gesteld aan Petrus,
dus aan de Kerk, dus aan ieder van ons.
Jezus stelt ons die vraag niet eenmaal, maar voortdurend opnieuw,
op elk keerpunt van ons leven, bij elke ingrijpende levenservaring,
bij elke belangrijke verandering:
“Wie ben ik nu eigenlijk voor u op het punt waar gij nu staat?”

De idee die wij hebben over Jezus kan verschillen en evolueren
naargelang onze meest ingrijpende levenservaringen.
Wij zien Jezus anders in onze jeugd vol hoopvolle ontdekkingen,
dan bij onze engagementen en verantwoordelijkheden als volwassene,
of met de zorgen over onze gezondheid of over de kleinkinderen
als gepensioneerde.
Voor de één is Jezus Iemand
die vooral vrede en vergeving kan brengen in zijn onrustige ziel.
Voor een andere is Hij Diegene die vooral oproept
tot protest tegen het onrecht. Beiden hebben wellicht gelijk.
Maar andere opvattingen over Jezus zijn misschien minder correct
en moeten uitgezuiverd worden.
Als wij horen wat sommigen in hun gebed aan Jezus durven vragen
dan lijkt Hij op de eerste plaats een grote Tovenaar
die de macht zou bezitten te geven wat de mensen wensen:
goed vakantieweer, geluk in het spel, succes in de zaken.
Als wij ons Jezus zo voorstellen dan is het niet te verwonderen
dat wij over Hem vlug ontgoocheld geraken
en tegen Hem boos en opstandig worden.
Een opstandigheid die eigenlijk heilzaam is.
Want daarmee verbrijzelen wij niet de echte Jezus,
maar een vals beeld die wij ons over Hem hebben gevormd.
Neen, Hij is nooit de grote Wonderdoener die onze grillen inwilligt
of de moeilijkheden in onze plaats kan komen oplossen.
Wie is Hij dan wel? Steeds opnieuw klinkt de vraag:
"Wie zegt gij dat Ik ben? Wie ben ik eigenlijk in uw ogen?"

Het uiteindelijk antwoord leren wij uit het evangelie van vandaag:
"Gij, Heer, Gij zijt de Zoon van de Levende God!”
En dat betekent dat ik Jezus erken als de diepste Drager
van mijn wezen, mijn Hoop, de Bron van heel mijn leven;
anders gezegd: dat de zichzelf gevende en dienstbare liefde,
zoals Jezus ons heeft voorgeleeft,
de kracht is van mijn bestaan, sterker dan elke beperking of dood.
Dan aanvaard ik dat die zichzelf gevende en dienstbare liefde
het uiteindelijk criterium wordt voor de keuze
die ik op dit moment van mijn leven te maken heb.
Een echte geloofsbelijdenis dus,
die geen inzichtelijke aanvaarding is van een geloofswaarheid,
maar een bezield engagement in de persoon van Jezus Christus,
Heer van de wereld, en in Zijn liefde,
die de concrete keuzes van mijn leven mag blijven bezielen,
telkens opnieuw, daar waar ik nu sta.

Na deze geloofsbelijdenis geeft Jezus een nieuwe naam aan Petrus,
dus aan de Kerk, dus aan ieder van ons.
Door die nieuwe naam openbaart Hij aan Petrus,
dieper dan al zijn talenten of gebreken,
de kern van zijn persoonlijkheid, zijn uiteindelijke levensopdracht:
‘Rots zijn’ waarop de kerkgemeenschap kan bouwen.
Ook wij, die hier in geloof en dienstbaarheid
een christelijke gemeenschap proberen te vormen,
worden uitgenodigd “rotsen” te zijn, steunpunten,
waar mensen rondom ons hulp vinden
om Jezus' liefde gestalte te geven in onze wereld van vandaag.

Daarbij geeft Jezus de sleutels van het liefderijk aan Petrus,
dus aan de Kerk, dus aan ieder van ons.
Over het algemeen geven wij onze sleutels niet graag
aan iemand anders, want dan krijgt die toegang
tot iets zeer persoonlijks en kostbaars.
Als wij uitzonderlijk onze sleutels toch aan iemand geven, dan voelen
wij dat wij hem een stuk van onze persoonlijkheid toevertrouwen.
En dat is nu juist wat Jezus doet.
Zijn persoonlijkheid toevertrouwen aan Petrus,
dus aan de Kerk, dus aan ieder van ons.
Voortaan dragen wij de verantwoordelijkheid
om de kern van Jezus' persoonlijkheid, Zijn dienende liefde,
over heel de aarde uit te dragen,
om het koninkrijk van Zijn liefde waar te maken.
Wat een vertrouwen! Wat een verantwoordelijkheid!
Wat een opdracht! God vertrouwt Zichzelf toe aan onze mensen-
handen en geeft ons volmacht om Zijn werk te volbrengen.



Marc Gallant, trappist (Orval)

Petrus, een rots om op te bouwen? (2014)

Na twee jaar in het openbaar te zijn opgetreden wil Jezus evalueren hoe Hij overkomt bij het volk, en hij stelt de vraag aan de apostelen: ”Wie ben Ik volgens de mensen?” Hij krijgt een teleurstellend antwoord. De mensen denken dat hij de reïncarnatie is van ergens iemand uit het verleden. Een spookfiguur dus. Als je een reïncarnatie bent, dan ben je maar een repetitienummer zonder eigen inhoud of verantwoordelijkheid. Je komt nog even Elia of Johannes de Doper overdoen: je komt nog even spoken. Je bent zomaar iets uit het verleden: een povere uitgebluste Messias. Dat is dan de opvatting van de mensen … Zijn we er nu beter aan toe?

Jezus keert zich nu hoopvol tot zijn leerlingen: “Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?” Vandaag vraagt Hij het ons. We hebben nog niet eens de tijd om een antwoord te bedenken, of Simon werpt zich reeds in het water. Natuurlijk, die denkt nooit na. Simon is een spontaan haantje de voorste dat onmiddellijk reageert. We mogen ons de vraag stellen of zo een impulsief iemand een goed leidersfiguur kan zijn voor Jezus’ nieuw startende beweging. Simon zwalpt voortdurend van de ene impressie naar de andere. Overmoedig denkt hij over het water te kunnen lopen, maar hij zakt meteen weg in de twijfel en in het water, zodat Jezus hem ‘kleingelovige’ noemt en hem helpt in het bootje te stappen (Matteüs 14, 28-33). Simon zegt dat hij zijn leven zal geven voor Jezus en verloochent Hem driemaal (Matteüs 26, 33; 26, 69-75). Aan Jezus zegt hij dat hij alles verlaten heeft om Hem te volgen (Matteüs 19, 27), maar van Paulus vernemen wij dat hij zijn echtgenote meeneemt op zijn zendingsreizen (1 Korintiërs 9,5). Als hij alleen is bij heidenen toont hij zich breed van geest, maar hij draait zijn kar zodra er joden langs komen (Galaten 2, 14). Welke waarde kunnen we hechten aan zijn verklaring als een zo veranderlijk iemand aan Jezus zegt: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God”?

Jezus heeft klaarblijkelijk dat probleem gezien en Hij antwoordt gevat dat die belijdenis niet kan komen van Simon, de zoon van Jona. Ze komt van de Vader van Jezus die in de hemel is. In zijn Kerk heeft Jezus maar zwakke krikkemikkige mensen, maar ze zijn dragers van het geloof in het Woord dat komt van de Vader. De impulsieve Simon heeft gesproken uit liefde en geloof. Hij zal van Jezus een nieuwe naam krijgen. In het Oosten geeft men met de naam een levensproject mee. De zwakke Simon zal een steenrots moeten worden, een steenrots onwankelbaar in geloof, een steenrots ook in standvastige houding. Jezus zegt aan Simon: “Gij zijt steenrots”, en dat is hij juist helemaal niet: dat juist moet hij nog worden. Jezus ziet zijn Kerk in wording. Hij bouwt haar niet op hetgeen wij zijn uit onszelf. Hij bouwt zijn Kerk op het dynamisme van de Geest die God ons geeft. En de Geest legt ons het project in het hart dat Jezus heeft voor elk van ons. Zijn Kerk is toekomstgericht, ze gaat evolutief met de mensheid mee.

Jezus geeft ons iets belangrijks mee van zijn visie over de Kerk. De Kerk is niet gebouwd op menselijke kwaliteiten en prestige. Petrus mag zwak zijn en emotief, hij mag bevend zijn van Parkinson: dat raakt niet aan het wezen van de Kerk. Jezus’ Kerk is gegrondvest op het Woord dat van God komt en ontvangen wordt in rotsvast geloof. Zijn Kerk functioneert niet als een politieke entiteit, maar als een geloofsgemeenschap. Als we op onze beurt Jezus erkennen als de Christus, Zoon van de levende God, dan krijgen ook wij een nieuwe naam mee, een opdracht van God in ons, een levensproject van draagkracht voor de Kerk.

In de christelijke kerken zijn er wel eens een paar vragen gesteld over de draagwijdte van de woorden: “Gij zijt Petrus en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen”. Zijn die woorden echt van Jezus, of werden ze later in Jezus’ mond gelegd om het gezag van Petrus te bevestigen in de eerste Kerk te Rome? Bij nader toezien zijn deze woorden wel uitgesproken in het Aramees en niet opgesteld in het Grieks in die tijd gangbaar te Rome. Inderdaad, in het Aramees is ‘kefas’, steenrots, van het mannelijk geslacht. Jezus kon dus zeggen: ‘Gij zijt Kefas en op deze kefas zal Ik mijn Kerk bouwen’. In het Grieks gaat dat niet op want steenrots is er vrouwelijk en dan wordt het: ‘Gij zijt Petros en op deze petra zal Ik mijn Kerk bouwen’. De woorden uit het evangelie zijn dus wel afkomstig uit Palestina en niet uit Rome.
Er is nog een tweede vraag: geldt Jezus’ verklaring alleen voor Petrus persoonlijk, of ook voor zijn opvolgers? Moesten Jezus’ woorden alleen geldig geweest zijn voor Petrus, dan zou er bij zijn dood enige commotie hebben ontstaan in de Kerk. Als de Kerk ten persoonlijke titel gebouwd was op Petrus, dan had men bij zijn dood moeten uitzien naar een andere kerkstructuur. Welnu de Kerkgemeenschap heeft vijftien eeuwen lang als vanzelfsprekend en zonder problemen die woorden overgedragen op de opvolgers van Petrus. Al die tijd heeft de kerkgemeenschap de zwakheden van Petrus’ opvolgers gedragen - en er zijn er nogal wat geweest! - in het besef dat de Kerk niet gebouwd is op menselijke status, maar op de rots van het geloof in Gods Woord dat we als gemeenschap samen met Petrus dragen. Het Petrusambt berust op geloofsbelijdenis, niet op macht. Daarom vermogen de machten van de hel niets tegen de Kerk: ze is geen machtsentiteit. Ze is van de orde van de liefde waar wij in Jezus Christus elkaar dragen. Alleen in die liefde kan Jezus’ gelaat weer zichtbaar worden voor onze wereld.



Geloven (2017)

Moest Jezus ons vandaag de vraag stellen: “Wie is, volgens de opvatting van de mensen, de Mensenzoon?”, dan zouden we Hem kunnen antwoorden: ”Voor ‘De Vinci-code’ is hij de echtgenoot van Maria-Magdalena, voor een andere roman een Indische fakir die zich drie dagen voor dood gehouden heeft, voor anderen is hij een neo-Socrates, een betere Boeddha of een Superstar”. Moest hij dan ons in de ogen zien met de vraag: ”Maar voor u, wie ben ik?”, wat zouden wij daarop antwoorden?

Simon Petrus laat ons de tijd niet voor een antwoord: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God”, zegt hij. Als hij ons daarmee de woorden uit de mond neemt, dan is het alsof wij tot Jezus zeggen: “Gij zijt de Christus, de Messias, Gij zijt mijn Redder. Als het slecht gaat, reken ik op U, als ik ziek ben of geen uitkomst meer zie, dan blijf ik op U vertrouwen, ik geloof dat Gij mij zult brengen tot het ware leven, tot het geluk waar ik naar verlang”. Dat is zoveel als Jezus erkennen als de Zoon van de ware God.

De vraag die Jezus stelde, was een vraag van erkenning, want liefde is erkenning. En erkenning is altijd wederkerig. Als Simon Jezus erkent voor wie Hij is, dan kan Jezus Simon erkennen voor wie hij is. Meer nog: als we Jezus ons vertrouwen schenken, geeft Hij ons een nieuwe naam, een levenstaak. De joden gingen er prat op dat hun tempel op de rots gebouwd was. Jezus zal de nieuwe tempel, zijn Kerk, ook bouwen op de rots. Niet op een rots van steen, maar op de rots van het geloof. Van het geloof in Jezus is Simon de koploper. Daar geeft Jezus hem een nieuwe naam voor: Petrus, Steenrots.

Jezus maakt echter duidelijk dat Petrus dat geloof niet uit zichzelf heeft, maar dat het hem door God geschonken is als genade. Petrus zal dat geloof nog moeten beleven met vallen en opstaan. Als hij twijfelt en in het water verzinkt, zal Jezus hem uit het water in het bootje heffen van de Kerk. Als hij toch op zijn eigen krachten vertrouwt zal hij zelfs Jezus verloochenen, maar Jezus zal de berouwvolle Petrus bevestigen in zijn herdersambt voor heel de Kerk.

Zo leert onze koploper Petrus ons het geloof als een kostelijke parel te ontvangen uit Gods handen. Ook ons geloof wordt een stukje rots waar Jezus’ Kerk houvast op vindt. Ook wij zullen leren groeien in geloof met vallen en opstaan, maar steeds zal Jezus ons de hand reiken, vooral als het ons moeilijk gaat. Telkens weer zegt Jezus ons dan: “Wie ben ik voor je?”. En telkens weer zegt Hij onze nieuwe naam: ”Je bent enig voor mij. Ik bemin je en Ik heb mijn leven voor je gegeven opdat jij zou leven, ten volle, in eeuwigheid”.