Inhoudstabel
...page... Wiki page pagination has not been enabled.
Matteüs 14, 13-21: Jezus geeft veel mensen te eten
5 000 mensen: Matteüs 14, 13-21 // Marcus 6, 34-44
4 000 mensen: Marcus 8, 1-10 // Matteüs 15, 32-39
Lucas 9, 11b-17
Johannes 6, 1-15
De tekst
Spreken met beelden
In het licht van Jesaja 55, 1-3, kan men er van uitgaan dat de tekst over de wonderbare broodvermenigvuldiging allereerst het verhaal is van mensen die Jezus achterna gaan om zich te voeden met zijn woord. Zo wordt deze tekst het beeld van het stillen van de geestelijke honger van de mensen. De honger naar wat hun leven zinvol kan maken.
Spreken met getallen
Twaalf manden overschot.
Die overschot is niet in verhouding tot de vijf broden en de twee vissen uit het begin van de tekst. Het zegt beeldend dat wie van dat ‘brood’ eet, leven in overvloed heeft.
Welke gebeurtenis er ook aan de basis heeft gelegen van de broodvermenigvuldiging die wel 7 keer voorkomt in het Nieuwe Testament, feit is dat de eerste christenen er al heel vlug een beeld in hebben gezien van de betekenis van Jezus in hun leven.
In de loop van de jaren hebben ze dit gebeuren verder gekneed en gevormd, zodat deze tekst in de catechese kon gebruikt.
De hoeveelheden brood, de hoeveelheid vis, de hoeveelheid overschot, werden aangepast aan wat men ermee wilde zeggen:
twee vissen:
kan verwijzen naar de twee delen van de bijbel (Oude en Nieuwe Testament)
vijf broden:
kan verwijzen naar de vijf boeken van Mozes (Pentateuch), waarin het programma van God (de wetten) te vinden zijn.
Zeven (de vijf broden en twee vissen zijn samen ‘zeven’)
Verwijst in de Bijbel naar iets dat helemaal af of compleet is.
twaalf manden overschot:
kan verwijzen naar de twaalf stammen van het volk Israël, naar de twaalf apostelen en zo naar de hele Kerk. Maar ook algemeen naar iets dat compleet is, net als ‘zeven’.
Praktische info
Bij het materiaal dat u op deze site vindt, hoort een map.
'Bijbel in 1000 seconden' bevat een verzameling van ongeveer 227 fiches die stilstaan bij lezingen in het kerkelijk jaar.
Die map is te verkrijgen via: info aan bijbelin1000seconden.be
of via: Uitgeverij Halewijn, Halewijnlaan 92, 2050 Antwerpen
Telefoon: 03/210 08 14; Mail: halewijn.uitgaven aan kerknet.be
De fiche die hoort bij Matteüs 14, 13-21 (18e zondag door het jaar A), bevat:
. De Bijbeltekst, zoals die voorgelezen wordt tijden de eucharistieviering
. Informatie bij die Bijbeltekst
. De Bijbeltekst die 'Dichter bij de tijd' herschreven werd
. Informatie over de betekenis van deze tekst
. Herinnering aan het Oude Testament
Bij de tekst
Betekenis
Dat Jezus het volk overvloedig voedt met brood en vis, maar vooral met zijn bevrijdend woord, betekent dat de tijd van de Messias is aangebroken.
Wortels in het Oude Testament
Met het verhaal van de broodvermenigvuldiging wilden de evangelisten duidelijk maken dat Jezus, net zoals God, zijn volk niet in de steek laat. (vgl met het verhaal over het manna)
Een belangrijke tekst
Dat Jezus veel mensen te eten geeft komt op zes verschillende plaatsen voor in het Nieuwe Testament.
Klik hier als je deze teksten naast elkaar wilt lezen.
Dat er zoveel versies zijn, toont aan hoe belangrijk de eerste christenen het vonden om dit door te vertellen. Wie deze zes teksten zorgvuldig leest, vindt er vele verwijzingen naar het laatste avondmaal van Jezus en de eucharistie ('Breken van het brood').
. Het gebeuren speelt zich af in de avond, het moment waarop de eerste christenen bijeenkwamen om eucharistie te vieren. Het moment ook waarop het laatste avondmaal gesitueerd wordt.
. De handelingen bij dit gebeuren, komen ook terug in het laatste avondmaal en in de eucharistie.
Merk bij het lezen op dat de evangelisten Matteüs en Lucas in hun tekst niets meer schrijven over de vissen waarover Marcus en Johannes het hebben. Hierdoor trekken ze heel sterk de aandacht op het brood dat een grote symboolwaarde heeft. Later hebben de eerste christenen die Grieks spraken, die vissen terug opgenomen in de beeldspraak. Elke letter van het Griekse woord voor vis (IXTUS) was de beginletter van vijf woorden die de betekenis van Jezus weergeven: Jezus, CHristus, Zoon van God, Redder.
Een wonder verhaal voor alle leeftijden
De teksten over Jezus die zoveel mensen te eten geeft namen een heel belangrijke plaats in in het leven van de eerste christenen: men vindt ze op zes verschillende plaatsen in de evangelies: Marcus 6, 30-44, Matteüs 14,13-21, Lucas 9, 11-17, Marcus 8, 1-21, Matteüs 15, 32-39 en Johannes 6, 1-15.
(Wie hier klikt, vindt ze alle zes naast elkaar) Reeds zeer vroeg werd de broodvermenigvuldiging verteld en geïnterpreteerd tegen de achtergrond van het vieren van de eucharistie.
De 'broodvermenigvuldiging' is een wonderverhaal, een verhaal waarvan de betekenis belangrijker is dan het feit dat mogelijk aan de basis van deze tekst ligt. Omwille van die betekenis moet men niet alleen aandacht besteden aan de manier waarop men dit verhaal brengt, maar ook aan de mogelijkheid die de toehoorders (kinderen, jongeren, volwassenen) hebben om doorheen de feiten ook de betekenis ervan te zien.
Kleuters en kinderen tot 7 jaar
beluisteren een wonderverhaal doorgaans zoals ze een sprookje beluisteren. In hun ogen is Jezus een tovenaar die water in wijn tovert, tovert dat zieke mensen terug kunnen genezen of dat mensen die honger hebben te eten krijgen. Om dit beeld van Jezus bij kinderen te vermijden, of althans zo min mogelijk te bekomen, doet men er goed aan om bij het vertellen:
. weinig aandacht te besteden aan het miraculeuze in dit verhaal. Dit neemt wel de spanning bij het vertellen weg, maar maakt het later minder moeilijk om aandacht te hebben voor de betekenis van de tekst.
. aandacht te hebben voor Jezus als iemand die de nood (honger, ziekte ...) van de mensen ziet en ervoor zorgt dat ze te eten krijgen.
. aandacht te hebben voor de oproep die vanuit het verhaal komt. Ook kinderen worden opgeroepen om aandacht te hebben voor wie in nood is.
Vanaf ongeveer 8 jaar
ontwikkelt zich bij kinderen het vermogen om een verhaal, een tekst op verschillende manieren te lezen, te beluisteren. Een eenvoudig middel om te weten of die kinderen daar al toe in staat zijn is na te gaan of ze al moppen verstaan én verder vertellen. Want kunnen lachen met een mop, veronderstelt een minder strak omgaan met taal, waarbij ruimte gelaten wordt voor één of meerdere betekenissen van die taal.
Vanaf 10 jaar
kan men doorgaans genuanceerd omgaan met wonderverhalen. Toch mag men de kinderen hierin niet overschatten. Daarom is het belangrijk een soort opwarmingsoefening te houden. Dit kan er bijvoorbeeld in bestaan eerst even stil te staan bij spreekwoorden die in dit geval met brood te maken hebben. Zo'n spreekwoorden gebruikt men immers niet om wat er letterlijk gezegd wordt, maar om wat men er mee oproept. Pas dan wordt het voor kinderen mogelijk om in dit verhaal te zien dat mensen zich voeden aan Jezus (aan wat Hij zegt en wat Hij doet).
Jongeren
beginnen in toenemende mate aandacht te krijgen voor de vraag: is dit wel echt gebeurd?
Als men zegt 'ja', dan bekijken ze je meewarig met in hun blik: 'dat men in deze tijd zoiets nog gelooft!'
Als men zegt 'de betekenis is belangrijker dan de feiten', dan besluiten ze hieruit dat heel de bijbel vol symbolische taal is, en dus 'niet echt', één groot sprookje.
Dit ongenuanceerd denken kan niet in een keer omgebogen worden. Daarom is het belangrijk om met jongeren bij elk wonderverhaal opnieuw te zoeken naar wat de betekenis is, die achter dit verhaal schuilgaat.
Klik hier voor nog meer info ivm wonderverhalen.
Suggesties
Kleine kinderen
VERKENNEN
Brood, een wonder
(naar C. LETERME in Simon plus, uitgeverij Averbode, 2004 nr 7)
Materiaal
broodje, meel, korenaar, graankorrels
Verloop
Toon het brood van bij ons
- Wat is nodig om brood te bakken? (meel, gist, water, ev. vetstof, suiker)
- Waar komt meel vandaan?
- Waar komen tarwekorrels vandaan?
(van korrels die gezaaid werden en in de grond ontkiemde tot kleine plantjes)
Indien je genoeg tarwe-aren hebt, kun je er aan elk kind een geven. Laat ze voorzichtig de aar uitwrijven, zodat ze de graankorrels ontdekken. Verzamel die in een bord. Laat ook kinderen van de korrels proeven – indien je grof bruin brood bij hebt, kun je ze de korrels in het brood laten terugvinden.
. Wie zorgde ervoor dat dit korreltje kon groeien?
(het korreltje zelf - kiemkracht; de natuur - zon, regen, groeikracht van de aarde; de boer - voorbereidend werk: ploegen, bemesten…)
Er worden in de wereld vele soorten brood gegeten.
- Waarom is het eten van brood zo belangrijk?
(Omdat nogal wat kinderen meer vertrouwd zijn met ontbijtgranen, kun je erbij stilstaan dat dit een andere manier is om granen te eten)
Sta ook stil bij de woorden van het Onze Vader: ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’
KENNISMAKEN ET DE BIJBELTEKST
Het evangelie volgens Johannes
Voor kinderen is het fijner om de tekst te beluisteren die Johannes schreef over de broodvermenigvuldiging. Want daarin is sprake van een kleine jongen die Jezus vijf broden en twee vissen geeft. Als herkenningspunt in de Bijbel kan dit tellen.
EVEN TESTEN
De juiste volgorde
De kinderen kijken goed naar de zes verschillende illustraties en plaatsen ze in de goede volgorde. Ze doen dat door bij de eerste tekening één rondje te kleuren, bij de tweede tekening twee rondjes en zo verder. Of door de tekeningen uit te knippen en in de juiste volgorde te kleven op een ander blad.
VERTELLEN
De boterhamdoos
(C. LETERME e. a., Zes kruiken wijn, Standaard ed. uitgeverij, 1994, p. 77)
Het is middag.
De kinderen mogen naar huis om te gaan eten.
Eerst mag de klas van Juf Mia naar buiten
en dan de klas van juf Janneke.
De kinderen die niet naar huis gaan,
mogen al naar de eetzaal.
Lien begint te huilen.
Haar vriendjes vinden dat heel vreemd:
Lien is toch niet gevallen
en niemand heeft haar pijn gedaan.
Thomas komt naar Lien toe.
‘Wat is er, Lien, waarom huil je zo?’
‘Ik heb mijn boterhamdoos niet bij me,’ snikt Lien,
‘en ik moet op school blijven,
want mijn papa en mama zijn de hele dag weg.’
Lien huilt dikke tranen.
Dan komt Alec.
Hij zegt: ‘Je krijgt een boterham van mij.’
Elke ziet dat en zegt: ‘Van mij krijg je een stuk appel.’
Thomas zegt:
‘Ik heb nog wat chocolade voor je.’
En van Tine mag Lien meedrinken.
Lien krijgt zo veel te eten van haar vrienden,
dat zij zelfs nog een groot stuk chocolade over heeft.
Als ze klaar zijn met eten,
mogen alle kleuters naar de speelplaats,
ook Lien en haar vrienden.
Lien huilt al lang niet meer.
Dat kan ook niet als je zulke vrienden hebt.
Onverwacht bezoek
(C. LETERME e. a., Zes kruiken wijn, Standaard ed. uitgeverij, 1994)
Lien en Sam hebben de hele middag gespeeld.
Mama is net thuis van haar werk.
Daar gaat de bel.
Lien en Sam hollen naar de voordeur.
Wie staan daar?
Oom Jos en tante Greet, met kleine Annelies.
Lien en Jan zijn heel erg blij.
Nu kunnen ze Annelies nog eens knuffelen en bewonderen.
Ook mama is blij verrast met dit onverwachte bezoek.
'Wil je wat drinken?' vraagt mama
en ze pakt alvast wat glazen uit de kast.
Intussen begint iedereen te praten en nieuwtjes te vertellen.
De tijd vliegt zo voorbij, niemand let erop.
Tot ineens...
Oh, wat is het laat geworden!
Mama vraagt oom en tante of ze blijven eten.
Ze gaat naar de keuken.
Maar wat ziet ze: het brood is op.
Wat moet ze nu beginnen?
De bakker is nu al een tijdje gesloten, en mama kan toch niet zeggen
dat tante en oom zomaar zonder eten naar huis moeten gaan.
Daarvoor is het nu toch veel te laat!
Mama kijkt nog een tweede keer in de keukenkast:
er is nog bloem olie en suiker.
En in de koelkast staat nog melk.
Dan denkt mama: 'Als ik nu nog wat eieren had,
dan kon ik pannenkoeken bakken.'
'Lien,' roept mama,
'loop eens naar de buren
en vraag beleefd of je een paar eieren mag hebben.'
Natuurlijk mag dat!
Samen met tante Greet begint mama alles klaar te maken om te bakken.
En even later smullen ze met z'n allen van de heerlijkste pannenkoeken.
Het is net alsof er een groot feest is bij hen thuis.
DOEN
Boetseren met zoutdeeg
Materiaal voor het zoutdeeg
drie kopjes bloem
één kopje zout
één kopje water
bakpapier
kleurstof (bv. cacao)
een plastic zakje en een ijzerdraadje om af te sluiten
beslagkom en een lepel.
Werkwijze
Roer de bloem en het zout in de kom door elkaar. Voeg het water er beetje bij beetje aan toe. Eventueel voeg je er wat kleurstof aan toe.
Kneed het deeg daarna nog minstens vijf minuten met de hand.
Rol het deeg op tot een balletje en doe het in het plastic zakje.
Laat het brooddeeg in de koelkast of op een andere koele plaats minstens 30 minuten met rust. Gebruik daarna het brooddeeg als klei.
Zet de brooddeegvorm met het bakpapier op de bakplaat in het midden van de oven.
Verwarm de oven dan op 150 graden (niet voorverwarmen). Bak gedurende 90 min.
Laat het gebakken brooddeeg in de oven afkoelen.
Als je het werk met vernis lakt – wanneer het goed droog is -
krijgt het een mooie glans en is het minder gevoelig voor vocht.
Laat de kinderen naar keuze boetseren:
vrienden van Jezus (maximum 12)
mensen (mannen, vrouwen, kinderen) die naar Jezus komen luisteren
12 mandjes
5 broden, 2 vissen
Jezus.
Schik de kunstwerkjes op een plank, waarop je een golvend landschap hebt geschilderd.
Grote kinderen
ONDERZOEKEN
Over brood
Materiaal
Ongesneden brood
Werkblad
Verloop
Haal uit een boodschappenmand een ongesneden brood.
Laat de kinderen over brood vertellen:
- eten jullie brood?
- wie eet er brood?
- wanneer eten mensen brood?
- waarom eten ze brood?
- welke soorten brood kennen ze?
- welke soorten brood vinden ze het lekkerst?
- wanneer eten ze brood het liefst? (versgebakken?)
- waar is brood van gemaakt? (meel, gist, water, ev. vetstof, suiker)
- waarom is brood belangrijk?
Wijs er op dat mensen voor heel belangrijke dingen zeggen dat ze iets broodnodig hebben. Laat ze hierover nadenken bij de vraag met beeldmateriaal dat te vinden is op het werkblad.
Laat de kinderen dan nadenken over wat voor hen even belangrijk is als brood – maar niet iets is om te eten (bv. ouders, vriendjes...) De belangrijkste ideeën worden onder aan het werkblad genoteerd.
Om af te sluiten
Verdeel het brood in stukken zoals je dat met een taart zou doen. Als het om een versgebakken brood gaat, heb je gegarandeerd veel kandidaten om te proeven.
Merken de kinderen ook op dat het gezellig is van één brood te kunnen eten?
Bid / Zing het Onze Vader en wijs voordien extra op de zin: ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’
Belangrijk
Zing het onzevader op de melodie die tijdens de eucharistie gebruikt wordt. Dit verhoogt de herkenning van dit moment.
VERRUIMEN
Jezus, het brood van het leven
Kopieer deze twee bladen.
Lees het verhaal van de broodvermenigvuldiging voor.
Gebruik het eerste blad om stil te staan bij dat verhaal: waar gaat het over?
In de vakjes tekenen de kinderen wat de zin onder het vakje beschrijft.
Daarna doen de kinderen hetzelfde met de tweede bladzijde.
Het is hierbij de bedoeling dat de kinderen zien dat wat toen gebeurde, te herkennen is in de eucharistieviering.
TIP
Je kunt ook elk van de tekeningen door een ander kind laten uitwerken, zodat je nadien een fries of een boekje kunt maken. Daarbij is het interessant om de tekeningen van vroeger en van nu bijeen te plaatsen.
Twaalf manden overschot
Jezus vraagt dat zijn leerlingen de resten van het brood zouden verzamelen. Ze vullen twaalf manden met overschot. Hierin kun je lezen dat Jezus vindt dat niets verspild mag worden, dat alles in de ogen van God waardevol is.
Bespreek met de kinderen deze houding van Jezus.
Vergelijk met wat de mensen / maatschappij doen met resten.
INLEVEN
Lege stoel
De kinderen zitten in een kring. In die kring werd een extra stoel geplaatst die leeg is.
Zeg dat er op die stoel de jongen zit, of Jezus of een leerling van Hem (maak vooraf een keuze) en dat de kinderen hem een vraag mogen stellen nav van het verhaal over de broodvermenigvuldiging.
Nodig de kinderen uit om te ‘luisteren’ naar wat die persoon daarop te zeggen heeft. Wie wat gehoord heeft, mag achter de stoel staan om in naam van de ‘onzichtbare persoon’ op de stoel te spreken.
Merk op
Het is beter dat de kinderen niet op de stoel gaan zitten, want zij zijn alleen de woordvoerders van de 'persoon die op de stoel zit'.
VERDIEPEN
Brood, al wat nodig is om te bestaan
'Broodnodig'
Noteer op een flap wat de kinderen nodig hebben om te leven.
Wellicht hebben de kinderen meer nodig dan alleen maar 'eten'.
Wat de kinderen aanbrachten wordt verder uitgediept door te klasseren:
Teken een hand op een flap.
Op een grote hand worden alle dingen opgeschreven die we nodig hebben voor ons lichaam (om die hand te laten werken)
B.v. melk, groenten, vlees, kleding, huis, brood, bed...
Teken naast de hand een hart.
Op een groot hart wordt alles opgeschreven wat broodnodig is voor ons hart, voor onze geest.
B.v. thuis, liefde, vriendschap, sympathie...
Niet iedereen heeft brood
De gehele wereld met haar grote honger wordt de klas binnengehaald: foto's van kinderen uit de gehele wereld.
(Liever geen tekeningen om te vermijden dat eenzijdige typeringen van mensen ingang vinden. B.v. Indiaan met pluimen, zwart kind met strooien rokje)
Die foto's worden aangebracht op een wereldkaart.
Bij elk van die foto's is de mogelijkheid voorzien om te noteren of die kinderen wat nodig hebben en of ze het gemakkelijk kunnen krijgen.
- Kunnen we dat zomaar laten?
We moeten van ons brood delen!
Jezus, brood voor allen
Bespreek:
. Is het moeilijk te delen?
. Wie houdt het delen in ons wakker?
Jezus wil dat het stillen van honger naar brood en vriendschap iedere dag gebeurt.
Lees het verhaal van de broodvermenigvuldiging
ACTEREN
Hou van elkaar
(naar: K. VAN CLEYNENBREUGEL in Simon, uitgeverij Averbode 2009 nr 7, p. 13-14)
Vertel over de vader van Arne die over Jezus vertelt in de kinderwoorddienst (laat de kinderen zelf zeggen wat dat is. Pas dit woord eventueel aan aan het woord dat in de eigen parochie gebruikelijk is)
Laat de kinderen ook vertellen wat ze thuis, op school, in de jeugdbeweging, in een sportclub zouden doen als ze zelf dit woord zouden gehoord hebben. Inventariseer hun antwoorden.
Vader: spreekt over Jezus in een kinderwoorddienst
Marlies: volgt de kinderwoorddienst en wil wel proberen om van de ander te houden.
Zij helpt Daphne.
Arne vindt dat nogal stom, maar hij ziet het effect dat Marlies heeft bij Daphne. Hij stelt thuis voor om af te wassen.
Zijn zus Febe vindt dat ongelooflijk en gaat zelf Els helpen.
Els heeft aandacht voor de juf die jarig is en stelt voor om er iets voor te doen.
Daarna spelen de kinderen dit verhaal na. Je kunt ze de tekst van dit toneelstukje bezorgen, maar je kunt ze ook vanuit de herinnering laten spelen waardoor ze een veel grotere persoonlijke inbreng hebben.
Personages: papa, Arne, Marlies, Dafne, Febe, Els.
Zorg voor kaartjes waarop de volgende plaatsnamen: winterkapel, klas, thuis, turnclub, kleedkamer.
Plaats die zo in het lokaal dat er zekere afstand moet afgelegd worden tussen de verschillende plaatsen.
In de winterkapel
Papa
Beste kinderen,
Jezus zei: ‘Zie de andere graag zoals je jezelf graag ziet.’
Hou dus van elkaar.
Op weg naar huis
Papa
Wel, Arne, wat vond je van de woorden van Jezus?
Arne
‘Hou van elkaar?’
Ik vind dat nogal stom, papa. Daar doe ik echt niet aan mee.
Marlies Ik vind het wel iets hebben, meneer. Ik ga het eens proberen.
In de klas
Dafne laat haar pennenzak vallen
Dafne
Oh, neen en de taakjuf wacht op mij.
Marlies
Geen nood, Dafne. Ik zal je snel even helpen.
Dafne
(geeft Marlies een knuffel)
Je bent een engel, weet je dat? ‘
Marlies
Dat heeft nog nooit iemand tegen mij gezegd, dank je wel!
Op weg naar huis
Arne
Misschien was Jezus’ boodschap toch zo gek niet.
Thuis
Papa
Febe, het is jouw beurt om de afwas te doen.
Arne
Vandaag doe ik het wel in jouw plaats.
Febe
Waaauw, wat een verrassing, broer. Echt fijn van jou!
In de turnclub
Febe
Hé Els, als je wil, help ik je op de evenwichtsbalk.
Met twee gaat het toch altijd beter.
Els
Tof van jou. Ik doe deze oefening echt niet graag alleen.
Nadien in de kleedkamer
Els
Ik heb thuis nog een leuk boek liggen, je mag het lenen.
Febe
Vind je dat echt oké? Heel graag!
Els en Febe stappen naar buiten, Arne en Marlies staan te wachten.
Els
Hé kijk, Arne en Marlies staan ons op te wachten.
Arne
Zullen we met jullie mee lopen naar huis?
Els
Tof idee. De turnjuf is volgende week jarig. Doen we iets?
Marlies Ik weet al hoe we haar kunnen verrassen. Kijk maar!
TIP
Daag de kinderen uit om een vervolg te bedenken bij dit verhaal.
Bijvoorbeeld: welke reactie kan dit bijvoorbeeld teweegbrengen bij de juf.
Misschien denkt ze aan haar oma die binnenkort verjaart.
Een de oma kan iets extra doen voor haar kleinkind.
En dat kleinkind...
VERTELLEN
Een zak vol cadeautjes
(Bron onbekend)
Als ik je vertel over iemand, die ieder jaar een hele zak vol cadeautjes meebrengt en lekkere dingen,
dan denkt je meteen aan Sint-Nicolaas.
Maar niet iedereen. Eline en Hugo niet.
Eline en Hugo denken dan aan hun oom Toon. Hun oom Toon werkt ver weg over zee.
Nu eens in Afrika, dan weer in India of Peru. Overal waar waterputten moeten worden gemaakt.
Want oom Toon werkt bij een bedrijf dat waterputten maakt. Een keer per jaar komt hij terug.
Dan gaat hij bij iedereen van de familie op bezoek, met een zak vol cadeaus,
met allerlei lekkere dingen en wel honderd verhalen uit die verre landen waar hij is geweest.
Een heerlijke dag is dat, ieder jaar weer.
Geen wonder dat Eline en Hugo de dagen aftellen tot oom Toon weer komt.
Dit jaar lijkt het extra lang te duren voor hij opbelt dat hij deze zondag komt.
En als het dan eindelijk zondag is, duurt het maar en duurt het maar.
Om half elf is er nog steeds geen taxi te zien in de straat.
De kinderen, die de hele morgen al met hun neuzen tegen de ramen staan, zien hem het eerst.
Hij stapt gewoon uit de bus, in z'n ouwe jas, zonder ook maar een zak of doos of pak.
Mama doet open, en de kinderen vliegen hem al om z'n nek.
Dikke kussen, handen schudden, knuffels, lieve woorden, schouderklopjes en koffie met taart.
'Dat je gewoon met de bus bent, Toon, dat is toch niets voor jou', zegt papa.
'Ach, ik had niks te dragen deze keer, en geld heb ik ook niet, dus van daar', antwoordt oom Toon.
En dan begint hij te vertellen van het dorp waar hij nu werkt,
en van het bootje met vluchtelingen dat daar aan land gespoeld is.
Veertien mensen zaten erin. Zes groten en acht kinderen.
'Het is een wonder dat ze niet verdronken zijn onderweg', zegt oom Toon.
'Die schuit was zo lek als een zeef.
Ze hebben de hele tocht, dag en nacht, het water eruit moeten scheppen. Hier, ik heb er foto's van'.
Ze kijken vol verbazing.
'Och', zegt mama, 'moet je zien, ze hebben bijna geen kleren meer aan.
'Dat was alles wat ze hadden', zegt oom Toon.
'Ze wonen nu in mijn huis, en ik heb al mijn geld bij hen achtergelaten.
Daarom dus geen cadeautjes deze keer', zucht hij. Even is het stil.
Dan zegt mama: 'Toon, zo te zien op die foto, zijn die meisjes kleiner dan Eline.
Ik heb nog een stapel kleren waar zij uit gegroeid is. Heb je daar iets aan?'.
'Nou en of,' zegt oom Toon.
'Ik heb nog wel wat gereedschap over, als ik die mensen daarmee helpen kan', zegt papa.
'En speelgoed, hebben die kinderen speelgoed?', vraagt Hugo.
'Ze hebben helemaal niks', zegt oom Toon.
'Dan weten wij ook iets', roepen Eline en Hugo tegelijk.
En terwijl mama allerlei kleren tevoorschijn haalt, en papa in zijn gereedschapskist rommelt,
duiken zij in hun speelgoedkast, op zoek naar knuffels voor de baby's,
een auto voor de kleine jongen op de foto, en een bal en een pop en een kleurdoos.
'We pakken alles mooi in', bedenkt Eline.
'Ik heb nog een heleboel papier van de cadeautjes van vorig jaar'.
'Dan sturen we oom Toon met een zak vol cadeautjes weg', glundert Hugo.
De hele middag zijn ze met z'n allen bezig.
Er worden tekeningen gemaakt, knopen aangenaaid, ritsen ingezet,
schroeven uitgezocht en beitels scherp gemaakt.
De babykleertjes komen voor de dag, en de kleuterschoentjes.
Alles wordt mooi ingepakt in kerstpapier, in cadeaupapier, in kaftpapier, zelfs in WC-papier.
Alle pakjes worden versierd met lintjes en uitgeknipte hartjes.
Wanneer de zak klaar is voor die veertien vluchtelingen ver weg,
merken ze dat ze vergeten zijn te eten!
'Pannenkoeken dan maar,' stelt mama voor.
'Prima', vindt papa.
'Waw!', zegt oom Toon.
'Joepie', roepen de kinderen.
Pas 's avonds laat is oom Toon weg gegaan, in een taxi, met alle spullen.
Het prachtige brood
(C. LETERME, Parels van verhalen, Averbode 2019, p. 170)
Er was eens een bakker die een prachtig brood had gebakken.
Hij liet het aan al zijn klanten zien.
‘Wat een mooi brood,’ zeiden ze,
‘daar willen we wel het dubbele voor betalen.’
‘Dit brood is wel niet te koop,’ zei de bakker,
‘Het is voor de koning!’
’s Avonds nam hij het brood mee naar aan de koning.
Maar toen de koning er een stuk wou van afsnijden,
sprong het brood weg, wat de koning ook probeerde.
‘Ik wil niet opgegeten worden,’ zei het brood.
want dan kom ik in stukjes en beetjes in een maag terecht.
Zie je mij al tussen de worteltjes, de appelmoes en de worstjes?
Nee, dat is niks voor mij!
Ik wil niet gesneden worden
en ook niet opgegeten worden
zoals de andere broden.
Ik wil alleen maar liggen op een zilveren schotel
in het licht van de kaarsen van het paleis.’
Maar het prachtige brood werd stilaan hard en beschimmelde.
De dienaren van de koning gooiden het in een vuilnisemmer.
‘Zie me hier nu in liggen, tussen al die rommel,’ zei het brood,
‘ik, het prachtigste brood van de bakker.
Ik wou dat de hond van de koning mij nog zou opeten.
Maar zelfs die lust mij niet meer!’
Inspirerend
(C. LETERME, Parels van verhalen, Averbode 2019, p. 173)
‘Kinderen, jullie mogen elk een papiertje trekken,’ zei meester Vic.
‘Wie een papiertje heeft met een cijfer tussen 1 tot 10 mag eerst de klas binnen.’
Die kinderen mochten zitten aan een mooi versierde tafel
vol koffiekoeken, fruitsap en lekkere dingen.
Daarna mochten de nummers 11 tot 30 binnen.
Die moesten zitten aan twee tafels zonder tafellaken en versieringen,
met daarop een paar bekers, een kan water en wat gebroken koekjes.
Eén meisje begon te huilen. Een ander werd boos. 'Dàt is niet eerlijk,' zei ze.
'Toch wel, we hebben zelf ons cijfer getrokken,' zei iemand van de rijke tafel.
Maar aan de rijke tafel bleef Sarie in stomme verbazing zitten.
‘Meester, mogen we delen met de anderen?’
‘Jullie mogen doen wat jullie willen,’ zei de meester.
Dit was voor Sarie voldoende en ze gaf koffiekoeken aan de andere tafel.
‘Mogen we ook fruitsap geven?’ vroeg ze.
De meester zei niets. De anderen stonden al klaar met hun bekertjes.
Sarie schonk de bekers vol. Ze vergat zelfs haar eigen koffiekoeken te eten.
Stilaan gaf een tweede en een derde kind ook al eens iets door.
Uiteindelijk had iedereen iets lekkers in de hand.
Toen vroeg meester Vic: ‘Weten jullie wat dit betekent?’
Niemand wist het!
'Wel zo gaat het eraan toe in de wereld.
Miljoenen mensen lijden honger terwijl een kleine groep erg rijk is.’
Ineens werden sommige kinderen wakker.
‘Meester, ik dacht ook al: zo dadelijk geef ik de anderen iets.’
‘Meester, ik wou ook iets geven, maar ik dacht dat dat niet mocht.’
‘Meester, ik dacht: ik zal maar niet veel eten, dan blijft er nog wat over.’
En Sarie … die zei niets, zich niet bewust van wat ze had gedaan.
TIP
Een verhaal om voor te lezen, of om zelf te doen.
Twee sneetjes brood
(C. LETERME, Een parel voor elke dag, Averbode 2007, p. 147)
Twee sneetjes brood, een heel oud en een vers,
waren in de broodtrommel met elkaar aan het praten.
Het verse sneetje zei:
‘Ik ben heel jaloers op jou.’
‘Hoe kom je daar bij?’ vroeg het oude sneetje.
‘Er kan jou niets meer gebeuren.
Niemand haalt het nog in zijn hoofd om je op te eten.
Maar mij kunnen ze ieder ogenblik opeten,
en dan blijft er niets meer van mij over.’
‘Hoe kun je nu zo praten?
Wat is er zaliger
dan opgegeten te worden als je brood bent?
Brood dat niet gegeten wordt, deugt nergens voor,
tenzij om weggegooid te worden,
te beschimmelen en helemaal te vergaan.’
‘Maar van mij blijft er toch ook niets over
als ik opgegeten wordt.’
‘Heb je er dan nog nooit over nagedacht
wat er met je gebeurt als je opgegeten bent?’
‘Ja... eerst word je fijngekauwd,
dan word je doorgeslikt,
dan kom je in de buik van de mens
en daar word je fijngemaakt
tot er niets meer van je overblijft...’
‘Wel, zal ik je nu eens iets zeggen?
Als het lijkt dat er niets meer van je overblijft,
gebeurt er iets wonderlijks.
Dan stroom je door het hele lichaam van de man of vrouw
die je opgegeten heeft.
Die mens is heel blij met je,
want door jou kan hij werken en dansen
en springen en lachen...’
‘Dat heb ik nooit geweten.’
BIDDEN / MEDITEREN
Bidden met woorden van anderen
Jezus,
Jij toonde
hoe je brood,
maar ook tijd
en vriendschap,
vreugde en verdriet
met elkaar kunt delen.
Jij toonde
hoe je brood kunt zijn
voor anderen.
Help me, Jezus,
om ook te delen,
om ook brood te zijn
voor de mensen om me heen.
Jezus,
Je had medelijden met de mensen
Het is voor Jou niet genoeg te zien
dat er iemand wat tekort heeft,
Je wil er ook iets aan doen.
Geef ons de moed ons in te zetten voor alle mensen
door te delen wat we hebben.
Zodat ook vandaag het wonder mag geschieden
dat de honger naar brood en vriendschap van alle mensen
gestild mag worden.
Zelf een bezinningstekst of een gebed schrijven
De kinderen schrijven een tekst / gebed waarin de volgende woorden voorkomen:
Jezus, brood, delen, anderen.
Jongeren
BIDDEN
En nu?
Ze hebben honger, Heer!
Honger naar brood,
honger naar menselijke waardigheid,
honger naar vriendschap en liefde.
Honger ...
Zend hen terug naar waar ze thuishoren,
naar hun dorpen, weg uit het T.V.-nieuws,
terug naar het verleden,
zodat we ze niet meer zien.
Want we kunnen het niet baas.
We kunnen niet alle twee miljard te eten geven.
Al ons brood is niet genoeg
als ieder onder hen een stukje wil krijgen.
Heer we zijn ten einde raad.
Stuur hen heen.
Hoeveel hebt ge? Laat eens zien ...
We hebben onze gezondheid, Heer,
onze tijd, ons verstand, ons geloof,
onze krachten,
tja ons leven is al wat we hebben.
Wat betekent dat voor zo velen?
Breng het Mij hier.
Breng alles wat ge hebt.
Hij zag op ten hemel, brak het,
en sprak er de zegen over uit.
Allen aten en werden verzadigd.
^
Overwegingen
Zuster Leontine (paliatieve zorg)
(Bron: Kerk en leven, nr. 6 - 10 februari 1993, p. 15)
Terwijl de apostelen geneigd waren de hongerige menigte weg te sturen, maant Jezus hen aan de mensen eten te geven van de karige middelen die ze hebben: vijf broden en twee vissen. Wanneer ze daarmee beginnen gebeurt het wonder door Gods Geest.
Iets dergelijks gebeurde in de Sint-Janskliniek.
Samen met een groep geneesheren, verpleegkundigen, een pastor en een maatschappelijke werker hebben wij de evangelische fasen doorlopen.
Wij herkenden de nood van de stervende in het ziekenhuis, een hongerende in de woestijn van vandaag.'
Die nood is meervoudig. Lichamelijk overheersen pijn en allerlei ongemakken. Psychologisch heeft de ziekte er behoefte aan zichzelf terug te vinden niettegenstaande de ontluistering van zijn lichaam en zijn groeiende afhankelijkheid.
Relationele moeilijkheden ontstaan door de vaak onhandige omgang met de waarheid in de relatie tussen de zieke en zijn naastbestaanden. En op geestelijk vlak is er de angst voor het onbekende, het hopeloos zoeken naar zin en 'het moeilijke gevecht om het schamele vlammetje van de hoop levendig te houden'.
Naast de zieke delen ook familie en vrienden in die woestijnervaring. Ook zij hebben behoefte aan steun en aanmoediging 'om hun belangrijke rol aan het ziekbed te kunnen vervullen en om zich voor te bereiden op hun verdere taak in het leven zonder hun geliefde'.
Zoals de apostelen telde men op Sint-Jan de broden. Tot de schamele middelen behoorden 'de vaste wil van ieder van het team om de zwaar zieke terminale mens nabij te zijn en te helpen in zijn totale menszijn... de vaste wil ook om het samen te doen... in alle bescheidenheid, wel bewust van onze onmacht ten opzichte van de kern van het probleem - de naderende dood'.
Tenslotte is ook het wonder gebeurd: Palliatieve Zorgen Sint-Jan mocht op twee jaar tijd meer dan 500 zieken op hun laatste levensweg begeleiden. Het vertrouwen van de zieken, de feestelijke bijeenkomsten met hun familie, en soms ook de verzoening na jaren van onenigheid en vervreemding tussen mensen... dat zijn de 'twaalf korven die wij er op de koop toe gratis bij krijgen.
Frans Mistiaen s.j.
Brood om te danken en te delen
Vandaag zijn wij hier samengekomen
op een wat eenzame plaats van bezinning en stilte,
waar de Heer ons weer wil verzadigen.
Hij ontvangt ons hier graag. Hij stuurt ons niet weg
naar andere plaatsen in de omtrek om daar voedsel te vinden.
Hij vraagt ons dat wij rustig zouden gaan zitten, bij elkaar in groep,
zoals mensen die weten dat een maaltijd het liefst gebeurt
in een zekere rust, samen met anderen,
met delicate aandacht voor elkaar, in mededeelzaamheid.
Wij moeten het eigenlijk steeds opnieuw leren:
samenkomen om samen te eten.
Door Zijn gebaar van welkom en onthaal
verandert de Heer ieder van ons,
met zijn individuele zorgen en verlangens,
in een menselijke gemeenschap, waar gedeeld wordt.
Overal waar we aan dezelfde tafel met anderen maaltijd houden
wordt daardoor steeds opnieuw verbondenheid gesticht of versterkt.
Jezus' Brood aan Zijn tafel maakt van ons menselijk samenzijn
een broederlijke en zusterlijke kerkgemeenschap.
Toch blijkt de menigte en ook wij vooral honger te hebben.
Wij hebben allemaal honger...
naar brood, maar eigenlijk nog veel meer,
honger naar vrede en vergeving, naar tederheid en liefde,
naar overwinning op de dood en naar echt leven.
Hoe kan onze diepste honger worden verzadigd?
Door hetgeen wij met veel inspanning en zwoegen realiseren?
Wij verdienen inderdaad ons dagelijks brood door hard te werken.
Maar dat volstaat blijkbaar niet.
De Heer biedt ons Zijn Brood, dat onbetaalbaar is.
We hoorden het in de eerste lezing:
“Wat geeft gij uw geld voor u iets dat geen echt brood is?
Wat geeft gij uw arbeid voor iets dat niet echt voedt?
Kom naar Mij! Geniet zonder te betalen!
Hier eet gij wat echt goed is en verzadigt gij u aan echt voedsel.”
Het is de Heer die bij machte is om onze diepste honger te stillen.
Toch is het goed dat wij onze bijdrage aanbrengen:
vijf broden en twee vissen.
Maar kijk wat de Heer doet met die broden en die vissen,
die het symbool zijn van al onze eigen inspanningen.
Hij bidt dankbaar tot God, Hij breekt ze en deelt ze uit.
Door dit “danken” en dit “delen” geeft de Heer
aan ons dagelijks brood, aan al ons dagelijks werk,
een heel nieuwe betekenis en bedoeling.
Door het brood dankend te zegenen, wil Hij ons duidelijk maken
dat het resultaat van al ons gestadig zwoegen niet alleen dient
om onze maag en onze genoegens te verzadigen,
maar op de eerste plaats een aanleiding is om God te danken,
voor het leven dat Hij ons gunt, voor de mogelijkheid die Hij ons geeft
om te werken, en voor alle goeds dat erbij komt.
Wat wij met ons werk hebben verdiend
zou dus eerst en vooral een reden moeten zijn om God te danken.
En door het aangebrachte brood te delen
wil Jezus ons duidelijk maken dat de vruchten van al ons werken
niet uitsluitend bestemd zijn voor onze eigen honger,
voor ons eigen nut alleen,
maar ook om weggegeven te worden en anderen te voeden.
Wat wij met ons werk hebben verdiend zou dus een hulp moeten zijn
om ook de honger van anderen te verzadigen.
Zo zien wij in het dankbaar gezegende en gebroken brood
in de handen van de Heer wat de meest diepe zin kan geven
aan heel ons leven en aan al ons werken.
Ons leven wordt de moeite waard
als wij, bij alles wat wij meemaken en ervaren,
erop uit zijn op de eerste plaats onze dankbaarheid te tonen
tegenover God die ons overstelpt met Zijn gaven,
en als wij, bij alles wat wij doen en verwezenlijken, erop uit zijn
Zijn ontvangen gaven met anderen te delen.
"Danken" en "delen" dat is het uiteindelijk
wat ons leven maakt tot een zinvol menselijk leven.
Bij het uitreiken van de communie wordt ons de hostie aangeboden
en wordt ons gezegd: "Het Lichaam van Christus!".
Daarop wordt ons gevraagd te antwoorden,
niet met een half gemurmel of met een "dank u",
maar met een duidelijk: "Amen!” dat wil zeggen:
“Akkoord! Het is zo! Ja, ook ik geloof dat!”
Dat “Amen” is eigenlijk een kleine, noodzakelijke geloofsbelijdenis
vóór wij de communie ontvangen.
Daarin bevestigen wij duidelijk dat wij geloven
in de kracht van dit Lichaam van Christus
en zelf Lichaam van Christus willen worden,
dwz. dat wij bij al ons werken en al onze inspanningen
vooral willen doen wat Hij heeft gedaan: in liefde danken en delen.
Marc Gallant, trappist (Orval)
Eucharistie
Telkens wij in het evangelie, zoals vandaag, een wonderverhaal horen, voelen wij ons, mensen van het computertijdperk, een beetje ongemakkelijk. Dat komt omdat onze gewone manier van denken uitgaat van de materiële werkelijkheid, die voor ons de echte en enig betrouwbare werkelijkheid lijkt. Daaruit trachten wij dan spirituele gedachten af te leiden. Voor het evangelie ligt het juist andersom: de echte werkelijkheid die er op de voorrang treedt, is niet de materiële zichtbare werkelijkheid, maar de geestelijke onzichtbare werkelijkheid. 'Het zichtbare is uit het onzichtbare ontstaan', zegt de brief aan de Hebreeën (11, 3). Wij vergeten altijd dat het evangelie niet geschreven is om een materiële situatie uiteen te doen van 2000 jaar geleden, maar om Jezus’ optreden aan te tonen in de geestelijke situatie van de kerkgemeenschap waar het evangelie gelezen wordt, nu.
Als we dat voor ogen houden krijgt het evangelie een buitengewone spirituele kracht en een stimulans voor ons leven vandaag. De kerkvaders zeggen dat het lezen van het evangelie altijd een actueel gebeuren is: het is alsof wij vandaag in Palestina zouden staan te luisteren naar Jezus die tot ons spreekt. Daarom, als het evangelie gelezen wordt staan we recht, zoals de eerste christenen dat reeds deden: Jezus spreekt er tot ons.
Wat horen wij vandaag? Wanneer Jezus verneemt dat Johannes de Doper tijdens het verjaardagsfeest van Herodes is vermoord, trekt Hij zich beducht uit het openbaar terug en zoekt Hij de eenzaamheid op. Hij heeft ook het plotse verlies van Johannes te verwerken en dan heeft iedereen rust en stilte nodig.
Het volk dat Hem genegen is komt daarmee in een situatie terecht waar Jezus niet meer in de openbaarheid gevonden kan worden. In de loop der eeuwen zal die situatie zich voor het godsvolk, de Kerk, herhalen, hetzij bij vervolgingen, hetzij bij algemene geloofsonverschilligheid. Dat is ook zo onze situatie vandaag: God en Jezus verdwijnen uit het openbaar leven. Geloof is privé-zaak geworden. Nu moet er ook door ons op zoek gegaan worden naar Jezus in de eenzaamheid. In de stilte en de eenzaamheid kunnen we ook best door Hem genezen worden van onze beschavingsziekten als hopeloosheid, stress, depressie en moedeloosheid.
Jezus heeft immers diep medelijden met de grote menigte die Hem met hun ziekten achterna komen tot in de eenzaamheid. De leerlingen, weinig in aantal, voelen zich overrompeld, ze zouden zich gemakkelijk afsluiten in hun kleine groep: zij weten zich niet bij machte om blijvend in te staan voor de geestelijke noden van zo een massa. Wat hebben ze het volk voor te zetten? Tweemaal niets: vijf broden en twee vissen zijn heel hun activa. Maar Jezus treedt hun standpunt niet bij. Hij wijst hen op hetgeen zij wel kunnen: het voedsel aanreiken dat Jezus aan het volk te geven heeft. Het weinige dat we Hem uit onze armoede kunnen aanreiken, zal Jezus vermenigvuldigen met zichzelf.
Het verhaal van de broodvermenigvuldiging krijgt nu meteen een duidelijk eucharistisch karakter. Matteüs gebruikt dezelfde tijdsaanduiding als bij het laatste avondmaal: 'Toen de avond gevallen was' (Matteüs 26,20). Er gebeurt iets wat het vermogen van de apostelen absoluut te boven gaat. Jezus doet het volk op het gras 'aan tafel gaan': “aan tafel gaan”, Matteüs zal weer hetzelfde werkwoord gebruiken als hij spreekt over de velen die met Abraham, Isaak en Jacob aan tafel zullen gaan in het koninkrijk der hemelen (Matteüs 8, 11). Jezus geeft een voorproefje van wat er in het koninkrijk der hemelen in het verschiet ligt: Hij slaat de ogen ten hemel, zegent het brood en breekt het om het te verdelen, zoals in het laatste avondmaal (Matteüs 26, 20 - 29). Het is duidelijk: de geestelijke realiteit van de eucharistie staat hier centraal; de broodvermenigvuldiging in de woestijn is daar slechts een weerschijn van.
Jezus zegent het weinige dat zijn leerlingen te bieden hebben, wat brood en wat wijn. Hij vermenigvuldigt het met zichzelf en heel het nieuwe godsvolk - (de 5000 mannen van Handelingen 4, 4) - kan zich verzadigen. Heel het godsvolk wordt Jezus’ tafelgenoot, het Rijk der hemelen wordt ingewijd aan de dis van de eucharistie. De broodvermenigvuldiging is immers nooit afgesloten: voor ieder van de twaalf apostelen blijft er een volle korf over om mee naar de toekomst te gaan. Jezus blijft zich geven door de bedienaars van zijn Kerk.
Met zijn slotnotitie drukt Matteüs nog eens door dat we de broodvermenigvuldiging moeten lezen vanuit de eucharistie, en niet de eucharistie vanuit de broodvermenigvuldiging. 'Het waren ongeveer 5.000 mannen die gegeten hadden, vrouwen en kinderen niet meegerekend', zegt hij. Hij telt hier volgens de manier van het Oude Testament, waar alleen de mannen van rechtswege lid waren van de gemeenschap. Bij de christenen werden, vanaf den beginne, vrouwen en kinderen gedoopt en dus aangenomen als leden van de gemeenschap. De eerste christenen hebben zich de vraag gesteld of ze niet heel het Oude Testament overboord moesten gooien, met die wraakzuchtige God, met dat 'oog voor oog, tand voor tand', en met dat alles wat niet strookt met het evangelie. Ze kwamen tot de conclusie dat het beter was het Oude Testament te behouden, maar het helemaal te herlezen en te herbegrijpen vanuit Christus. Daarom staat de paaskandelaar bij de lezenaar: al de schriftlezingen moeten begrepen worden in het licht van de verrezen Christus. Het verhaal van de broodvermenigvuldiging is een verhaal dat, zoals het Oude Testament, moet begrepen worden vanuit de eucharistie, dat is de wenk die Matteüs ons meegeeft. Nog eens, de onzichtbare werkelijkheid, de geestelijke werkelijkheid van de eucharistie, die broodvermenigvuldiging die doorheen de eeuwen blijft duren, staat zo centraal, dat de vier evangeliën er tot zesmaal toe een zichtbare afspiegeling van aangestipt hebben.
In de viering van de eucharistie ervaren wij Jezus als de Levende. Als wij, in navolging van Hem, brood breken en delen, ervaren wij dat Hij nog steeds zijn leven deelt, dat Hij de honger van hart en ziel stilt. Jezus blijft met ons, Hij verzegelt zijn liefde met zijn lichaam en bloed. Hij verwezenlijkt de diepste droom van eenheid die wij koesteren met een geliefde: Hij in ons en wij in Hem.
Het woord delen
Wanneer Hij verneemt dat Johannes de Doper tijdens de verjaardag van Herodes is vermoord, trekt Jezus zich beducht uit het openbaar terug en zoekt Hij een afgelegen plaats. Hij wil alleen zijn. Hij heeft dat verlies te verwerken en heeft rust en stilte nodig. Zo kan Jezus niet meer in de openbaarheid gevonden kan worden.
In de loop der eeuwen zal die situatie zich voor de Kerk herhalen, hetzij bij vervolging, hetzij als algemene geloofsonverschilligheid weegt op het geloof en het ondermijnt. In de wereld zonder God moet er op zoek gegaan worden naar Jezus in de eenzaamheid. Wij zijn er zeker van hem daar te kunnen vinden. Jezus laat er ons immers niet in de steek. We kunnen best van onze beschavingsziekten als neerslachtigheid, stress, moedeloosheid en depressie, door Jezus genezen worden door regelmatig naar hem toe te gaan. Dat contact laat ons toe op juiste afstand te blijven van onze jachtige wereld.
We moeten inderdaad ook rekening houden met de noodsituatie van priestertekort, kerken die gesloten worden en kloosters die verdwijnen. Kan het godsvolk dan nog de gelegenheid hebben om duurzaam bij Jezus te verblijven? De vijfduizend man, die in de Handelingen het godsvolk uitmaken (Handelingen 4,4), vinden we in ons verhaal terug in de woestijn (vgl. Matteüs 14, 21). We krijgen hier een embleemverhaal. Wij zijn het godsvolk in volle woestijn.
De apostelen zien geen mogelijkheid om de aanwezigheid van het volk bij Jezus te bestendigen: zij zien zich niet bij machte om in te staan voor het voedsel dat er nodig is. De mensen dan maar naar hun dorpen terugsturen.
En het volk? Wat hebben van hun kant de ‘leken’ (woord afgeleid van het Grieks ‘laïkos’ = “van het volk’), de mensen van het volk, als mogelijkheid om de aanwezigheid bij Jezus te verzekeren? Tweemaal niets: vijf broden en twee vissen zijn heel hun activa. Maar Jezus treedt het standpunt van de apostelen niet bij. Hij draait de situatie om: Hij zal het doen met dat kleine potentieel van de leken.
Het verhaal van de broodvermenigvuldiging vertoont interferenties met de Eucharistie. Matteüs begint het verhaal van de broodvermenigvuldiging in vers 14 met dezelfde woorden als bij het verhaal van het Avondmaal: “Toen het avond geworden was”.
In vers 19 doet Jezus het volk “aanliggen” op het gras: Matteüs gebruikt hier hetzelfde werkwoord als hij spreekt over de velen die met Abraham, Isaac en Jacob de maaltijd zullen nemen op een aanligbed in het Koninkrijk der hemelen (Mattëus 8, 11). Er gebeurt iets wat de mogelijkheid van de apostelen absoluut te boven gaat.
Jezus heeft heel zijn leven met een onwankelbaar vertrouwen ingesteld op de komst van het Rijk Gods. Hij vergelijkt dat Rijk aan een maaltijd waar “armen en kreupelen en blinden en verlamden” (Lucas 14,21) aan deelnemen, zonder iemand uit te sluiten (Matteüs 22, 2-10).
Met de broodvermenigvuldiging wil Jezus ons een voorproefje geven van wat er in het koninkrijk der hemelen in het verschiet ligt: zoals bij het laatste avondmaal slaat Hij de ogen ten hemel, zegent het brood en breekt het om het uit te delen, (Matteüs 26, 20-29). Er gebeurt iets dat de mogelijkheden van de leerlingen te boven gaat. Zoals bij het Avondmaal is Jezus de hoofdrolspeler van de vermenigvuldiging. De leerlingen zijn slechts de uitdelers van het brood onder het volk.
Jezus zegent het weinige dat zijn leerlingen te bieden hebben, Hij vermenigvuldigt het met zichzelf en heel het nieuwe godsvolk kan zich verzadigen. Het godsvolk wordt Jezus’ tafelgenoot, het Rijk der hemelen wordt ingewijd, de eucharistie aangekondigd.
De broodvermenigvuldiging is immers nooit afgesloten: voor ieder van de twaalf apostelen blijft er een volle korf over, om ermee naar de toekomst van de Kerk te trekken.