...page... Wiki page pagination has not been enabled.
Matteüs 9, 9-13: Roeping van Matteüs
Matteüs 9, 9-13 // Marcus 2, 13-17 // Lucas 5, 27-32
De tekst
Dichter bij de tijd
((Bewerking: C. Leterme)
Wanneer Jezus verder gaat,
ziet Hij iemand bij het tolkantoor zitten.
Die tollenaar heet Matteüs.
De Romeinen hebben hem gevraagd
om geld (tol) te vragen aan de mensen
als ze gebruik maken van de weg.
Meestal vraagt hij veel te veel. Dat doen alle tollenaars.
Daarom zien de mensen hen niet graag.
Maar als Jezus Mattëus ziet, zegt Hij: ‘Volg Mij.’
Matteüs staat op en volgt Jezus.
Op een dag nodigt Matteüs veel tollenaars en zondaars uit
om bij hem thuis te komen eten.
Ook Jezus en zijn leerlingen zijn uitgenodigd.
Wanneer de farizeeën dat zien, zeggen ze:
‘Wat een schande! Jezus die samen eet met zo’n mensen!’
Daarom vragen ze aan de leerlingen van Jezus:
‘Waarom eet uw meester met tollenaars en zondaars?’
Maar Jezus heeft die vraag gehoord.
Hij zegt zelf tegen hen:
‘Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieke wel.
Ga maar weg. Jullie moeten maar eens leren wat het wil zeggen:
“Ik wil barmhartigheid en geen offer.”
God wil dat jullie lief en vriendelijk zijn voor elkaar.
Hij heeft dat veel liever dan een offer dat je koopt en dan aan Hem geeft.
Ik ben niet gekomen voor rechtvaardige mensen, maar voor zondaars.’
Als je dit verhaal aan kinderen vertelt…
… dan moet duidelijk worden dat het roepen van Jezus meer betekent dan iemand iets toeroepen.
Stilstaan bij ...
Matteüs
Griekse vorm van een Hebreeuwse naam. Betekent: 'geschenk van God’.
Matteüs was de zoon van Alfeüs. Hij was tollenaar te Kafarnaüm.
De traditie zegt dat deze tollenaar ‘het evangelie volgens Matteüs’ schreef.
In de parallelteksten spreken de evangelisten Marcus en Lucas over Levi.
Opstaan
‘Opstaan’ herinnert aan ‘opstanding’, ‘verrijzenis’.
Matteüs staat op uit de ‘dood’. Het leven dat hij voordien leidde, was als een tocht op een doodlopende weg.
Dankzij de ontmoeting met Jezus wordt hij bevrijd van alles wat hem belet als een echt mens te leven.
Tollenaar
Tollenaars inden tol op het gebruik van wegen (vgl péage), bruggen en havens, en belastingen op goederen die naar de markt gebracht werden. Ze deden dat in opdracht van de Romeinen. Doordat ze die tolgelden en de belastingsgelden willekeurig konden bepalen, deden ze er nog een flinke schep bovenop. Daarom werden ze als afpersers, oplichters en uitbuiters aanzien. En omdat ze werkten in dienst van de bezetter (Romeinen, die men heidenen noemde) zag men ze als verraders en zondaars.
Farizeeën
Leden van een godsdienstige lekenbeweging. Een Farizeeër kende de wet van God nauwkeurig en leefde er ook naar. Hij nam de Wet en de toemaatjes van de traditie perfect in acht: tweemaal per week vasten, tienden geven van zijn inkomsten, leven in eerlijkheid en trouw (= niemand bestelen, geen belastingen ontlopen, geen echtbreuk plegen). Vooral Schriftgeleerden waren Farizeeër. Omdat ze het trouw onderhouden van de wet en de voorschriften zo belangrijk vonden, beschouwden ze iedereen die de wet en de voorschriften niet onderhield als zondaar.
Gewone mensen keken met bewondering en ontzag naar hen op.
Jezus verwijt hun dat zij verschuilen achter de letter van de wet en zich beter achten dan de anderen, maar geen barmhartigheid en liefde betonen voor mensen die zwakker zijn dan zij.
Zondaar
Iemand die in zijn leven geen rekening houdt met het woord van God.
Barmhartigheid
Medelijden, goedheid.
Het Hebreeuwse woord voor barmhartigheid is Rachanim. (Rachem = baarmoeder. Zo kun je zeggen dat barmhartigheid oproept tot nieuw leven.
Offer
Oude volkeren gaven geschenken aan hun goden (= offeren) uit angst, uit eerbied, uit dankbaarheid of om een gunst te vragen.
Ze offerden steeds iets waardevol: de beste vruchten van het veld, het beste dier...
Maar Jahwe wenst geen offers te krijgen. Hij wil dat mensen rechtvaardig en liefdevol leven. Vooral de profeten hebben dat duidelijk gemaakt.
Matteüs verwijst hier naar de profeet Hosea 6, 6.
Roepen
Normaal kiest iemand die iets wil leren zelf de leraar bij wie hij in de leer wil gaan, of de school waar hij zich wil inschrijven. Maar Jezus kiest zelf wie bij Hem iets komt leren.
Bij de tekst
Het verhaal van een roeping
Het lijkt vreemd en kunstmatig dat mensen op zo’n korte en indringende wijze door Jezus geroepen worden. Dit kan onmogelijk het relaas zijn van wat er feitelijk gebeurde. Misschien werden zo’n verhalen eerder verteld om te zeggen waaraan iemand moet beantwoorden die door Jezus geroepen wordt.
Volgeling van Jezus worden betekent volgens de roepingsverhalen een totale ommekeer, een radicale breuk met het verleden.
Een verhaal met twee portretten
Het portret van een leerling van Jezus
Een volgeling van Jezus geeft alles prijs wat hem zekerheid geeft.
Zo staat Matteüs op van het tolhuis (van de andere leerlingen wordt gezegd dat zij hun netten of boten - hun inkomen - achterlieten).
Het portret van Jezus
Jezus heeft omgang met de gediscrimineerden van de maatschappij uit zijn tijd. Hij zet de mensen niet vast op hun verleden. Jezus maakt geen selectie als het erop aan komt mensen te roepen om het Rijk Gods te realiseren. Het gaat om: armen en rijken, gezonde mensen en gehandicapte mensen, mannen en vrouwen. Elk mens – wie hij ook is en welk verleden hij ook heeft – is welkom.
Bijbel en kunst
CARAVAGGIO
De roeping van Matteüs (1599-1600)
Twee mannen komen het wisselkantoor binnen waar Matteüs aan het werk is als tollenaar.
Het zijn Jezus (te herkennen aan een heel fijn aureool) en Petrus (met grijze haren en een geelkleurige ‘mantel’). Ze zijn blootsvoets. Hun kledij is opvallend eenvoudig in vergelijking met de groep tollenaars die aan de tafel geld aan het tellen is.
Jezus wijst Matteüs aan. Petrus herneemt dit gebaar. En ook één van de tollenaars neemt die houding van de hand over, waarbij hij lijkt te vragen: ‘Roep jij hem? Ben je wel zeker? Hij is een tollenaar! Iemand met een totaal andere levensstijl als die van jullie.’
Twee jongere medewerkers kijken op, maar voelen zich niet aangesproken.
En Matteüs? Die houdt zijn geld vast alsof hij wil zeggen: 'Nee, niet ik, dit geld is van mij.'
Merk op
. het spel van licht en donker (clair-obscur) in dit kunstwerk.
. de drie wijzende handen in dit kunstwerk - zoals God bij de schepping van Adam (Michelangelo, Sixtijnse kapel). Door die handen zo te schilderen kan men een roeping zien als een nieuwe schepping.
Caravaggio (Michelangelo Merisi) was een heel belangrijk Italiaans kunstschilder (29 september 1571 – 18 juli 1610) in de vroege barok. Hij schilderde ‘De roeping van Matteüs’ in 1600 voor de Contarelli-kapel in de San Luigi dei Francesikerk in Rome, waar het werk nog steeds te zien is.
Suggesties
Kleine kinderen
KENNISMAKEN MET DE BIJBELTEKST
Vertellen over Matteüs
Wellicht kennen de kinderen nog het verhaal van Zacheüs.
Laat het hen navertellen in hun woorden.
Gebruik hun verhaal over Zacheüs als start voor het verhaal over de roeping van Matteüs.
Merk op dat in beide verhalen mensen (in dit geval: Farizeeën) schande spreken over de houding van Jezus. In deze tekst motiveert Jezus zijn gedrag: God wil ‘barmhartigheid’ (kun je voor jonge kinderen omschrijven met ‘liefde en ‘vriendelijkheid’). Daarom richt Jezus zich tot mensen die op een op ander manier in nood zijn.
Nadien spelen de kinderen de ‘roeping van Matteüs’ na.
DOEN
Kleuren
Vertel het verhaal van de roeping van Matteüs vanuit deze tekening:
Daarna kleuren de kinderen deze tekening.
Grote kinderen
VERDIEPEN
Gesprek
Zijn er nu ook nog vrienden van Jezus?
Natuurlijk! Kijk maar eens om je heen.
Je zult merken dat er veel mensen zijn
die proberen te leven zoals Jezus.
Daarom zijn zij vrienden van Jezus.
Wat doen zij zo speciaal?
Vind je het moeilijk om een vriend van Jezus te zijn?
Jezus riep zijn leerlingen.
Jezus roept ook jou.
Jezus roept zijn vrienden,
allemaal verschillend.
Hij stelt geen voorwaarden.
Hij kiest hen niet om hun speciale kwaliteiten.
Ze zijn allemaal kind van God!
Tekening van Fano
- Wat wil Fano met deze tekening duidelijk maken?
- Vertel het verhaal van de roeping van Matteüs opnieuw vanuit deze tekening.
- Welke ideeën zou je geven aan de tekenaar voor het tekenen van het vervolg op deze tekening.
(Wat doet de man met het rode kleed? En wat doet de man met het groene kleed? Blijven de verkeerststekens dezelfde?
VERTELLEN
De roeping van Peter
Peter was nog niet lang afgestudeerd als arts.
Hij was niet getrouwd en woonde nog bij zijn ouders.
Op zekere dag zag Peter op T.V. wat jullie daarnet op de prenten gezien hebben.
Hij hoorde ervan op de radio en las erover in tijdschriften en boeken.
Peter was er erg over getroffen en dacht er vaak over na.
'Eigenlijk is het toch onrechtvaardig, dacht hij, dat ik zo veel heb en die mensen niets,
dat ik in een mooi gezellig huis woon
en die mensen nauwelijks een tentzeil hebben om onder te slapen.'
Peter praatte er dikwijls over met zijn vrienden.
Op een avond ging hij met zijn beste vriend iets drinken
en het duurde niet lang of Peter praatte weer over de derde wereld.'
'Zeg,' zei zijn vriend, 'Jij praat er wel altijd over, maar waarom doe je er niets aan?
Je bent toch arts! Je zou die mensen ginder uitstekend kunnen helpen!'
Peter keek op van die opmerking, maar aarzelde.
'Ik kan toch zomaar niet naar een ander land gaan, dan zie ik mijn vrienden niet meer.
En in die landen is er geen gelegenheid om te sporten of om T.V. te kijken.
Hier heb ik alles en daar is niets.'
Dat begreep de vriend van Peter wel en hij zei:
'Je zult toch wel moeten kiezen.
Ofwel blijf je hier en alles blijft zoals het was, ofwel ga je naar ginder en help je die mensen.'
Peter dacht er verder over na.
Een beslissing nemen was erg moeilijk.
Toch voelde hij diep in zijn binnenste dat er iets moest gebeuren.
Even later nam hij contact met 'Artsen zonder grenzen'.
De roeping van Sunita
(Een verhaal uit het boeddhisme)
Lang geleden leefde in India Sunita, een vuilnisman.
Hij verdiende zo weinig dat hij geen kleren en medicijnen kon kopen
en langs de kant van de weg moest slapen.
Op een dag veegde hij een smerige, stoffige weg.
Zijn lichaam was bedekt met vuil en zweet.
In de verte zag hij de Boeddha met vele monniken.
Sunita verzamelde het bij elkaar geveegde afval,
deed dit in een mand en zette die op zijn hoofd om het vuil weg te brengen.
Toen zag hij dat de Boeddha en de vele monniken in zijn richting kwamen.
Hij werd tegelijk blij en angstig,
want hij was gewend dat mensen altijd iets slechts met hem in de zin hadden.
Hij kon zich nergens verstoppen.
Daarom zette hij zijn mand op een muur en vouwde zijn handen samen uit eerbied voor de Boeddha.
De Boeddha kwam naderbij, stopte en zei:
‘Goede vriend, wil je deze baan verlaten en monnik worden?’
Nooit eerder sprak iemand zo lief tegen Sunita.
Zijn hart was vol vreugde en geluk, en zijn ogen vulden zich met tranen.
Even kon hij niets zeggen. Hij kon zijn ogen en oren niet geloven.
Hij zei: ‘O! Meest Eerwaarde Heer!
Ik heb altijd alleen bevelen gekregen, maar nooit een vriendelijk woord!
Als u een smerige en ellendige vuilnisman als mij aanvaardt,
waarom zou ik dan niet deze smerige baan willen opgeven, Heer?’
Zo werd Sunita een monnik, die net als de andere monniken een geel gewaad droeg.
Later wist niemand meer wat zijn afkomst was.
En iedereen: koningen, ministers, opperbevelhebbers ... respecteerde hem.