Loading...
 

16e zondag door het jaar A - evangelie

Kneden


...page... Wiki page pagination has not been enabled.

Matteüs 13, 24-43: Drie gelijkenissen

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1544)

Jezus gaf nog een voorbeeld aan de mensen. Hij zei: ‘Gods nieuwe wereld lijkt op een boer die goed zaad strooit op zijn land. ’s Nachts, als iedereen slaapt, komt de vijand van de boer. De vijand zaait onkruid tussen het koren en gaat dan weer weg. Het koren komt op en groeit. Maar tegelijk komt ook het onkruid op.
De knechten van de boer gaan naar hem toe. Ze zeggen: ‘U hebt toch goed zaad op het land gestrooid? Waar komt al dat onkruid dan vandaan?’ De boer zegt: ‘Dat heeft een vijand gedaan.’
De knechten vragen: ‘Wilt u dat we het onkruid weghalen?’ Maar de boer zegt: ‘Nee, want als je het onkruid weghaalt, dan trek je ook het koren uit de grond. Laat het koren en het onkruid maar allebei groeien tot de tijd van de oogst. Dan laat ik mijn mannen eerst het onkruid van het land halen. Dat moeten ze bij elkaar binden en in brand steken. Daarna kunnen ze het koren naar mijn schuur brengen.’’

Jezus gaf nog een voorbeeld aan de mensen. Hij zei: ‘Gods nieuwe wereld lijkt op een mosterdzaadje. Dat is het kleinste zaadje dat er is. Als iemand het zaait op zijn land, dan groeit er uit dat kleine zaadje een boom. Die boom is het grootst van alle planten. En de vogels bouwen er hun nest in.’
Jezus gaf nog een voorbeeld. Hij zei: ‘Gods nieuwe wereld lijkt op gist. Een vrouw doet een klein beetje gist bij een grote zak meel. Daardoor verandert al het meel.’
Jezus gaf de mensen al die voorbeelden. Hij gebruikte alleen maar voorbeelden als hij tegen hen sprak. Dat moest zo gebeuren, want dat wordt al gezegd in de heilige boeken. Daar staat: «Ik spreek met voorbeelden. Op die manier maak ik het geheim bekend dat zo oud is als de wereld zelf.»

Jezus stuurde de mensen weer weg en ging naar huis. De leerlingen kwamen bij hem en vroegen: ‘U gaf het voorbeeld van het onkruid op het land. Wilt u ons ook uitleggen wat het betekent?’
Jezus zei: ‘De man die het goede zaad op het land strooit, dat is de Mensenzoon. Het land, dat is de wereld. Het goede zaad, dat zijn de mensen die horen bij Gods nieuwe wereld. Het onkruid, dat zijn de mensen die bij de duivel horen. De vijand die het onkruid zaait, dat is de duivel. De tijd van de oogst, dat is het einde van deze wereld. En de mannen op het land, dat zijn de engelen.
Het onkruid wordt van het land gehaald en verbrand. Dat is wat er gebeurt bij het einde van deze wereld. Dan stuurt de Mensenzoon zijn engelen op weg. Zij halen alle slechtheid weg uit de wereld, alle mensen die steeds maar weer gedaan hebben wat God niet wil. Die mensen worden in een brandende oven gegooid. Daar huilen ze van ellende en spijt.
Maar alle mensen die Gods wil gedaan hebben, zullen gelukkig zijn. Ze zullen leven in de nieuwe wereld van hun Vader. Laat dat goed tot je doordringen!’



Dichter bij de tijd

(C. LETERME, Map Bijbel in 1000 seconden, fiche die hoort bij Matteüs 13, 24-43)

Op een dag vertelt Jezus:
‘Het Rijk van God kun je vergelijken
met iemand die goed zaad op zijn akker heeft gezaaid.
Maar toen iedereen sliep, kwam zijn vijand.
Die zaaide onkruid tussen de tarwe en ging weer weg.
Toen de zaadjes begonnen te groeien
zag men ook het onkruid groeien.
De knechten van de eigenaar kwamen vragen:
“Heer, hebt u dan geen goed zaad op uw akker gezaaid?
Waar komt al dat onkruid dan vandaan?”
Hij zei: “Een vijand heeft dat gedaan.”
De knechten vroegen:
“Willen we het onkruid gaan uittrekken?”
Hij zei: “Nee, dat moet je niet doen
want als je het onkruid eruit trekt,
trek je tegelijk ook de tarwe eruit.
Laat ze samen opgroeien,
en als het oogst is, zal ik tegen de maaiers zeggen:
Haal eerst het onkruid van het veld
en bind het in bussels om het te verbranden.
Haal dan de tarwe van het veld,
en verzamel dat in mijn schuur.’

Jezus vertelt ook nog:
‘De komst van het Rijk van God
kun je vergelijken met een mosterdzaadje,
dat iemand op zijn akker zaaide.
Zo’n mosterdzaadje is het kleinste van alle zaden,
maar als het opgeschoten is,
is het groter dan de struiken. Het wordt een boom,
waar de vogels in zijn takken hun nest komen maken.’

Daarna vertelt Jezus ook:
‘De komst van het Rijk van God
kun je vergelijken met zuurdesem, een soort gist.
Een vrouw gebruikt het voor bijna 40 kg bloem,
totdat het er helemaal van doortrokken is.’

Dan stuurt Jezus de mensen weg en gaat naar huis.
Zijn leerlingen komen bij Hem en vragen:
‘Jezus, leg ons de parabel uit van het onkruid op de akker.’
Jezus zegt: ‘De zaaier van het goede zaad
is de Mensenzoon.
De akker is de wereld.
Het goede zaad,
dat zijn de kinderen van het koninkrijk.
De zaaier van het onkruid, is de duivel.
Het slechte zaad, dat zijn de kinderen van het kwade.
De oogst is het einde van de tijd.
En de maaiers zijn de engelen.
Zoals men nu het onkruid bijeen haalt
om in het vuur te verbranden,
zo zal het zijn op het einde van de tijd.
De Mensenzoon zal zijn engelen uitsturen.
Die zullen allen bijeenbrengen
die anderen ten val brachten en onrecht bedreven.
Ze zullen hen in de vuuroven gooien.
Daar zullen ze wenen en knarsetanden.
Dan zullen de rechtvaardigen stralen
als de zon in het koninkrijk van hun Vader.
Wie oren heeft, moet luisteren.




Stilstaan bij …

Goed zaad
Met goed zaad wordt zaad bedoeld dat uitgroeit tot zaad dat mensen kunnen gebruiken. Dit staat in contrast met slecht zaad, zaad dat uitgroeit tot onkruid.

Onkruid
Wellicht gaat het in deze tekst om het onkruid ‘dolik’, waarvan het zaad sterk lijkt op dat van tarwe. Wanneer dit zaad vermengd is met goed tarwezaad, krijgt men bloem die tarwebrood bitter doet smaken en vaak giftig maakt, omdat dit onkruid met schimmels geïnfecteerd kan zijn.
‘Dolik’ wordt ook ‘dronkenmanskruid’ genoemd omdat het een soort bedwelming kan veroorzaken.
Men zou dat onkruid kunnen uittrekken bij het opschieten, maar omdat het zo sterk lijkt op tarwe, en de sterkere dolikwortels met die van de tarwe verstrengeld zijn, riskeert men tegelijk de goede tarwe uit te trekken. Daarom wacht men tot de oogst om de goede tarwe van het onkruid (dat minder hoog wordt) te scheiden.

Bussel
Bundel van een gemaaid gewas. In dit geval onkruid. Zo’n bundel neemt men mee naar huis, om als brandstof te gebruiken.

Verbranden
Het vuur dat door dit verbranden wordt opgeroepen, verwijst naar de hel.

Mosterdzaadje
Dit is een minuscuul klein zaadje, nog geen speldenkop groot, dat kan uitgroeien tot een hoge struik, die aan distelvinken geborgenheid biedt in zijn vertakking en gebladerte en zaadjes om te eten. De mosterdstruik groeit in het wild op de vlakke velden van Galilea.

Boom
Een variëteit van de mosterdstruik die groeit in de nabijheid van de Jordaan. Deze boom kan 1,5 tot 4 meter hoog worden.

De vogels nestelen zich in zijn takken
Beeld om te zeggen dat het Rijk van God voor alle volkeren van de wereld een thuis zal zijn.

Maat
Een ‘maat’ is 13 liter.

Einde van de wereld; vuuroven; geween; tandengeknars
Deze woorden passen eerder in de mond van Matteüs dan in die van Jezus. Daarom vermoedt men dat de uitleg van deze gelijkenissen teruggaat op Matteüs, die hierbij wellicht beïnvloed is geweest door de gangbare joods-apocalyptische voorstellingen.
Daarmee wijzigt Matteüs wellicht ook de betekenis die Jezus in deze parabel wilde leggen. Jezus riep met zijn parabel op tot geduld, terwijl Matteüs met het verbranden van het onkruid, het beeld van de hel oproept. Zo wilde hij zijn medechristenen oproepen om verantwoord te leven: het is niet omdat de ‘oogsttijd’ uitblijft, dat men onverschillig mag worden.

Oren
Met die oren bedoelt Jezus niet alleen oren die horen, maar ook het ‘innerlijke oor’, waarmee men doorheen de beeldspraak luistert naar wat Jezus over het Rijk van God / de droom van God te zeggen heeft.

Luisteren
Dit horen nodigt uit om te handelen in de lijn van wat God droomt voor de mensen. Dit duidt op een actief en creatief luisteren dat gericht is op engagement en inzet.





Bij de tekst

Doel van de gelijkenissen

Met gelijkenissen wil Jezus de gelovige moed en kracht geven om aan de realisatie van dit Rijk Gods mee te werken.




Het onkruid tussen de tarwe
Over het geduld dat men moet hebben bij de realisatie van het Rijk van God.

Jezus zegt dat het goede het uiteindelijk zal halen op het kwade. In plaats van direct te oordelen, maant Jezus aan tot geduld. Tegelijk maakt Hij duidelijk dat God anders is dan mensen: Hij is barmhartig en geduldig. Bij Hem is er geen plaats voor voortijdige veroordeling en uitzuivering.




Het mosterdzaadje
Over de tegenstelling tussen het bescheiden begin van het Rijk van God en de grootse toekomst ervan.

Met deze woorden wil Jezus de gelovige moed en kracht geven om aan de realisatie van dit Rijk Gods mee te werken. Als God uit zo’n klein zaadje een grote boom kan laten groeien, dan kan Hij ook uit een schamel begin zijn koninkrijk vestigen.




Het gist in het deeg
Over de innerlijke kracht van het Rijk van God

Zoals gist dynamisch werkt in het deeg, zo werkt de boodschap van het Rijk Gods dynamisch in het leven van de mensen.
In onze tijd zou Jezus zeggen: ‘Jullie zijn de motor van de auto...’

Lees meer over parabels.





Bijbel en kunst

P. FURNIUS

Satan zaait onkruid tussen het graan (1571)

Furnius Satan Zaait Onkruid

Petrus Furnius (Pieter Jalhea Dufour) (c.1545–c.1610) maakte deze ets naar een werk van Gerard van Groeningen.

Let eens extra op de uitbeelding van de 'vijand' die het onkruid zaait: hij wordt volks voorgesteld als een duivel, de Satan: met bokkenpoten, een staart, een geitenkop …





G. VAN DE WOESTIJNE


De slechte zaaier (1908)

Gustave Van De Woestyne De Slechte Zaaier 1






Suggesties

HET MOSTERDZAADJE

Klik hier voor suggesties bij deze parabel.





Overwegingen

Frans Mistiaen s.j.

Goed doen is beter dan perfectie eisen

Gelukkig leren wij dank zij gelijkenissen, beeldspraak en verhalen
symbolisch kijken naar onze wereld.
Zo kunnen wij de uiterlijke, eenvoudige dingen en de mensen zien
als de dragers van een geestelijk geheim,
als de tekens van een diepere werkelijkheid,
als de symbolen van een goddelijke tegenwoordigheid.
Wij kijken naar iets kleins en,
in plaats van de schamelheid en de onmacht ervan te benadrukken,
zien wij erin de kiem van een grote, hoopvolle toekomst.
Wij kijken naar een mosterdzaadje,
en ontwaren reeds een grote boom.
Wij kijken naar gist, en smaken reeds het lekkere, gerezen brood.
Wij kijken naar een kind,
en bespeuren reeds een talentvolle volwassene.
Zulk een levenshouding gaat uit van het fundamenteel geloof
dat in onze wereld en in het hart van elke mens
de kiem van een goede toekomst aanwezig is.

God heeft het zaad van Zijn goedheid
ruim uitgezaaid in onze wereld.
En toch kunnen wij niet ontkennen,
dat er ook onkruid tussen de tarwe te vinden is.

En dan herkennen wij ons misschien wel
in de reactie van die slechte knechten van de zaaier,
die dat kwade onkruid maar ineens radicaal wilden uittrekken.
Eigenaardig, hoe wij, in sommige perioden van ons leven,
- zoals trouwens in de geschiedenis van de Kerk -
soms zo'n drang voelen opkomen naar zuivere volmaaktheid
en daarbij denken dat wij de superieure kennis zouden bezitten
om precies te onderscheiden wat goed en wat kwaad is.
Vrij vlug komt daarbij dan
een misplaatste ergernis over Gods geduld,
die blijkbaar wél toelaat dat goed en kwaad
in ons leven en onze wereld zo vermengd blijven met elkaar.
Wij gaan in onze verwaandheid denken
dat onze radicale machtsingreep positief effect zal hebben.
Maar het evangelie van vandaag leert ons
dat de wijsheid van onze God
ons tot de tegenovergestelde houding uitnodigt.
God heeft zoveel geduld met ons en met de anderen
dat Hij "het onkruid en de tarwe samen laat opgroeien tot de oogst".

Het ideaal van de zuivere volmaaktheid maakt teveel slachtoffers.
De realiteit van ons mensenleven,
waar goed en kwaad niet zo scherp wit-zwart afgetekend zijn,
vraagt dat wij de dagelijkse onvolmaaktheden leren aanvaarden:
die van onszelf en die van anderen.

Is deze houding dan geen capitulatie tegenover het kwaad?
Neen, zegt het evangelie ons vandaag, integendeel.
Het is een houding van sterk geloof om nu, op dit moment,
geen lichtvaardige veroordeling uit te spreken over het kwade,
maar met groot vertrouwen onze energie vooral te blijven steken
in het bevorderen van het goede dat er is,
ook al blijven de vruchten ervan voorlopig nog onzichtbaar.
In de plaats van nu zelf te willen oordelen
laten wij de beoordeling over aan onze God
waarvan wij geloven dat Hij uiteindelijk, bij de oogsttijd,
ten volle onderscheid maakt
tussen het goede en het kwade in elke mens,
juist om het goede dat de mens deed uiteindelijk de laten zegevieren.
Ondertussen leren wij van Hem,
enerzijds veel geduld te oefenen en grote mildheid te tonen
tegenover de menselijke zwakheid voor het kwaad,
anderzijds actief te vertrouwen op,
dat wil zeggen krachtig mee te werken met,
de groeikracht van het goede dat nu reeds in ons leven is gezaaid.
Dat goede is dikwijls nog zo onopvallend,
onooglijk misschien, schijnbaar verloren,
maar het is uiteindelijk sterker en het overwint.
Deze geloofshouding is dus geen capitulatie voor het kwaad,
maar een sterk vertrouwen in het goede dat groeit.

Wij zijn gelovigen die,
te midden van uiterlijke, menselijke zwakheden,
de kiem van Gods goede toekomst durven zien.



Marc Gallant, trappist (Orval)

Het geduld van God

Jezus spreekt over onkruid dat met het graan opgroeit en niet zichtbaar is tot de vrucht wordt gezet. Het 'onkruid' hier is geen onschuldig plantje. Het is de giftige dolik. Dolik lijkt sterk op tarwe en het verschil wordt pas zichtbaar als de tarwe haar aren vormt. Wie eet van dit besmette gewas, wordt onpasselijk en gaat ijlen, ‘dolen’. Bij grotere hoeveelheden kan dolik dodelijk zijn voor zowel mens als dier.
De enige manier om verdere uitzaaiing ervan te bestrijden was de dolik te verbranden. Het was dus geen dwaze vraag van de knechten om zo vlug mogelijk de dolik te gaan wieden: het was zelfs gebruikelijk zo vlug mogelijk de dolik te wieden en dat zelfs verscheidene malen te doen. Jezus shockeert met zijn parabel als hij de huisheer zijn knechten verbiedt die dolik uit te trekken. God reageert niet zoals wij; zijn respect voor de vrijheid van de mens haalt het op zijn walg voor het kwaad.

Met deze parabel zegt Jezus twee dingen over God: God zaait alleen goede tarwe. En: God heeft geduld. Kapot maken is meestal van kwaad nog erger maken. God maakt nooit kapot, Hij is geduldig, zelfs als men zijn werk stuk maakt. Jezus maakt Gods geduld duidelijk door zijn levensstijl. Jezus oordeelt noch veroordeelt: Hij, die niet gekomen is om rechtvaardigen te roepen maar zondaars, sluit niemand uit. Alleen God kan oordelen volgens het hart en niet volgens de bedrieglijke buitenkant.

En daarom voegt Jezus er een tweede paneel aan toe: in plaats van te jammeren over het kwaad kunnen we ook kijken naar de gestadige groei van het goede. We moeten zelfs oog hebben voor het kleinste van het goede rondom ons. Het onbenullige mosterdzaadje, groot als een speldenkop, is een mooi beeld van het Koninkrijk der Hemelen dat we aan het preken zijn, zegt Jezus tot zijn leerlingen die zich na zekere tijd te beginnen ontmoedigen. Het kleine zaadje zal, met de wondere groeikracht die God er in gelegd heeft, een grote boom worden, en wij weten nu ook dat die boom nu en dan een grote storm zal moeten doormaken om van zijn dorre takken af te geraken.

En om eens en voorgoed komaf te maken van onze kleinmoedigheid, eindigt Jezus met de parabel van de zuurdesem. Een handvol zuurdesem volstaat om drie maten bloem te doen gisten: drie maten, drie 'sata' van 13 liter, dat is genoeg voor 160 personen!

En zo stuurt Jezus ons vandaag op weg met de vraag: zijn wij levende gist of dodende dolik?



Barmhartigheid

Jezus spreekt ons over concrete situaties die wij beleven in onze wereld.
Zijn woorden van bemoediging zijn welgekomen. Wij zijn een kleine minderheid christenen in ons land. Volgens de statistieken, altijd te nemen met een korreltje zout, worden te Brussel slechts 17 % van de nieuwgeborenen gedoopt, en gaat in België 5 % van de bevolking naar de zondagsmis. Jezus is daar niet verschrikt over: “Kijk naar het mosterdzaadje, zegt hij, het kleinste van alle zaden, maar het groeit uit tot de grootste onder de planten”.
En we zijn weinig talrijk om het evangelie te verkondigen. Wat doet dat? Een handjevol zuurdesem volstaat om een massa deeg te doen rijzen!
De apostelen schijnen tevreden met deze geruststelling. Maar er is toch een woord van Jezus hen dwarszit. Ze komen erop terug, eens dat ze met Jezus alleen thuis zijn. Er is dat onkruid dat Jezus laat groeien in zijn Kerk!

Het voor Jezus de gelegenheid om scherpzinnig stelling te nemen over een knelpunt van het religieuze gevoel. Het religieuze gevoel is niet het geloof. In het geloof bestaat God in de tweede persoon. In het geloof is God een “Jij”. Het geloof decentreert me op een andere dan mij.
Het religieus gevoel daarentegen is egocentrisch. Ik voel MIJ goed als ik bid. Ik voel niet God: God is geest. Ik voel mij. Ik heb mijn geloof niet verloren als ik niets voel bij het gebed: ik heb een egocentrische genot verloren, dat overigens ver van egoïstisch is, en anders wel aangenaam aandoet. De liefde is niet wat je voelt, maar wat je doet voor je geliefde.
Het religieuze gevoel bergt echter in zichzelf een groot gevaar. Het riskeert zich op te stellen als een absolute en fanatiek te worden. In de naam van God kan men zich keren tegen alles wat niet strookt met dit gevoel en tegen allen die het in gevaar brengen. Alles wat overkomt als ongelovig onkruid moet onmiddellijk uitgetrokken worden: “Dood aan de ongelovigen !”. Het is de deur openzetten voor godsdienstvervolgingen en inquisitie. Dat fanatisme is de grootste vijand van God die Jezus komt kenbaar maken als Liefde.

Jezus heeft aangrijpende parabels verteld om te doen begrijpen dat God een barmhartige Vader is. Hij had ze zeker reeds lang in zijn hart overwogen. Als wij Jezus horen, dan is God een begrijpende Vader met een warm onthaal voor zijn verloren zoon. Hij is zoals die meester van de wijngaard die wil dat iedereen zijn brood heeft, zelfs als ze maar één uurtje gewerkt hebben. God onthaalt ook de oneerlijke tollenaar, die zich in zijn tempel nederig op zijn barmhartigheid toeverlaat. Jezus stelt zelfs als voorbeeld een ketterse Samaritaan die aan een gekwetste op de weg de barmhartigheid van God betoont, terwijl de religieuze vertegenwoordigers van Israël dat niet doen. In één woord, Jezus zegt dat de godsdienst, die zondaars en andersgelovigen vervloekt, grondig herzien moet worden.
Het was niet gemakkelijk die boodschap te doen aanvaarden, maar Jezus zette hem resoluut in de praktijk om, door met zondaars om te gaan en bij tollenaars, door iedereen veracht, zijn intrek te nemen. Zijn toehoorders konden zo stilaan begrijpen waar het in Rijk Gods om gaat.

‘Wees barmhartig zoals uw hemelse Vader barmhartig is’, zo luidt het levensproject dat Jezus ons voorstelt. Het is in je leven het mededogen inbrengen van God zelf. Het is oog hebben voor de verloren zonen, voor wie geen werk hebben en geen brood, voor de delinquenten die niet in staat zijn hun leven te herbeginnen, voor de slachtoffers gevallen langs de weg. Om te beginnen moet je Gods vreugde begrijpen, en ze delen ook, als een mens, die verloren was, gered wordt en zijn waardigheid terugvindt. Jezus wil in ons hart doen leven wat hijzelf ten diepste ervaart. Voor hem behoren wie zoekgeraakt zijn God toe. Hij gaat er op zoek naar, en het is zijn vreugde hen terug te vinden. Mogen wij delen in zijn vreugde!

En zo begrijpen we de parabel van het onkruid. De meester geeft een ongewoon antwoord aan de knechten die het onkruid willen uittrekken. Het komt als ergerniswekkend over dat de Heer de zondaars laat leven midden de rechtvaardigen. Het is echter niet aan ons om te beslissen wie het goede graan is en wie het onkruid. Wij staan tegenover het buitengewone vertrouwen dat de meester heeft in de waarde van zijn zaaisel, want hij weet dat het onkruid de bovenhand niet zal halen. Jezus onderlijnt dat groeiproces tot het einde toe, “tot aan de oogst” die ons brengt tot aan het einde der tijden, wanneer het echte onderscheid zal geschieden.
Jezus heeft de rustige zekerheid van ‘de mens die goed zaad op zijn akker uitzaaide’.



God laat de schepping in vrijheid (2017)

Als er voor ons voor een moeilijk probleem is, dan is het wel dat van het bestaan van het kwaad in onze wereld. In deze gelijkenis gaat Jezus dat probleem niet uit de weg.
God, onze goede Vader, zaait alleen maar goede zaad. En wat zien we? In alle vormen gedijt het kwaad. Natuurlijk is dit het werk van "de vijand”. En God laat dat gebeuren! Is Hij dan niet in staat om het kwaad in te dammen? Moesten wij God zijn, dan zouden wij al het kwaad de kop indrukken! Het gezond verstand vraagt ten andere het onkruid onmiddellijk uit te trekken om er de verspreiding van te voorkomen! En de meester, hier, belet zijn dienaren het uit te trekken ...
Natuurlijk, we moeten er rekening mee houden dat het onkruid, in kwestie hier, in het Grieks als “zizania" wordt aangeduid. Dit soort onkruid lijkt sterk op de nog groene tarwe. Onder deze omstandigheden is het natuurlijk beter te wachten tot de oogst om te sorteren, en niet de hele oogst te compromitteren.

De vraag is des te schrijnender wanneer we persoonlijk betrokken zijn bij het kwaad dat wij ondergaan: laster, ziekte of aandoeningen van een gevorderde leeftijd. We kunnen dan God bidden om ervan verlost te worden, maar zijn gebrek aan respons drijft ons geduld in het nauw. We riskeren dan niet alleen geen lijdzaamheid op te brengen, maar ons af te vragen of God werkelijk barmhartig is, daar Hij ons in deze erbarmelijke toestand laat ...

Ongetwijfeld moeten we de vraag in haar geheel beschouwen.
Men heeft ons, meestal, het beeld van een almachtige God ingeprent, een God die boven de schepping staat, en waarvan Hij, naar willekeur, de touwtjes trekt. We vergeten aldus dat God niet schept uit machtswellust, maar om uit te nodigen tot zijn liefde. Zo stelt God zich niet in een machtspositie, maar in een vrijwillig gekozen onmacht. Opdat de liefde mogelijk zou zijn, moet God de schepping in haar vrijheid laten. En zo stelt God zich tegenover de schepping in een positie van onmacht en geduld. Door te scheppen stelt God tegenover zichzelf een andere-dan-zichzelf, een niet-oneindige, een niet-volmaakte, die hij uitnodigt tot zijn liefde. Met welk resultaat?

Alles samengenomen reageert de schepping heel positief op de uitnodiging om God in zijn liefde te ontmoeten. Na miljarden jaren van geduld bij God, strekt de schepping zich uit tot een prachtig universum van sterren en planeten, ver buiten de waarnemingskracht van onze meest performante telescopen. Dichter bij ons, op onze planeet, wuiven de bomen met hun takken in de wind, als teken van vreugde voor Gods aanwezigheid, en er zijn bloemen en vogels die maar dienen als glimlach van dankbaarheid voor God. Op de top van de evolutie, komt de mens als laatste, en als verantwoordelijke voor de schepping. De mens, een wezen in staat om zich in te zetten met zoveel toewijding en gegeven liefde, uitdrukkingen van genegenheid die ons naar de liefde van de Vader verwijzen.

Toegegeven dat de schepping in haar evolutieve zoektocht naar het leven, ook levendodende microben heeft voortgebracht, en mensen die in hun vrijheid, de voorkeur geven aan zelfliefde, in plaats van te kiezen voor de liefde voor God en de naaste, met al de gevolgen van kwaad dat zich met zich meebrengt.
Maar laten we niet negatief zijn. In de langzame openbloei naar de liefde, heeft de schepping zelfs een mens voortgebracht, in staat om in volle vrijheid te antwoorden: “Mij geschiede naar Uw woord" (Lucas 1, 38). God vroeg toen nederig hem een plaatje te geven om ons leven te komen delen met ons.
Dit was het hoogtepunt van de evolutie: God kwam het leven delen van de andere-dan-hijzelf, ons leven met de onvolkomenheden van de niet-volmaakte schepping, met al de risico’s van de menselijke vrijheid en het lijden ...
Dit alles heeft God op zich genomen.